3.4.2.De bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] een of meer aangetroffen (onderdelen van de) wapens en/of munitie voorhanden heeft gehad en of heeft overgedragen.
3.4.2.1. Aangetroffen sporen
De (onderdelen van de) wapens, munitie en tassen zijn forensisch onderzocht en bemonsterd. Uit de bemonsteringen konden DNA-profielen worden afgeleid en uit de bewijsmiddelen volgt dat het DNA-profiel van [verdachte] overeenkomt met de DNA-(meng)profielen die op de verschillende onderdelen van de hieronder genoemde vuurwapens en patroonmagazijn is aangetroffen. De rechtbank zal hieronder conclusies verbinden aan deze onderzoeksbevindingen.
-
DNA op vuurwapen Zoraki kenmerk [code 1]
Van de ruwe delen van het vuurwapen werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering (SIN-kenmerk [code 2]) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een DNA-profiel kon worden afgeleid. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit profiel. Het DNA-profiel uit de bemonstering is extreem veel waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [verdachte] donor van het celmateriaal is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van een groot deel van het celmateriaal op de ruwe delen van het vuurwapen.
Daarnaast is de voorzijde van de slede en ongeveer een centimeter van de binnenkant van de loop van het vuurwapen bemonsterd. Uit deze bemonstering (SIN-kenmerk [code 3]) is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van het celmateriaal op de genoemde onderdelen van het vuurwapen.
-
DNA op vuurwapen Zoraki kenmerk [code 4]
Van de ruwe delen van het vuurwapen werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering (SIN-kenmerk [code 5]) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is extreem veel waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [verdachte] één van de donoren van het celmateriaal is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van een deel van het celmateriaal op de ruwe delen van het vuurwapen.
-
DNA op vuurwapen Zoraki kenmerk [code 6]
Ook bij dit vuurwapen werden de ruwe delen bemonsterd. Uit deze bemonstering (SIN-kenmerk [code 7]) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is zeer veel waarschijnlijker wanneer –kort gezegd – [verdachte] één van de donoren van het celmateriaal is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van een deel van het celmateriaal op de ruwe delen van het vuurwapen.
-
DNA op patroonmagazijn kenmerk [code 8]
Uit het proces-verbaal volgt dat het volledige patroonmagazijn is bemonsterd. Uit deze bemonstering (SIN-kenmerk [code 9]) is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van het celmateriaal op het patroonmagazijn.
3.4.2.2. Het DNA van [verdachte] op drie Zoraki vuurwapens en het patroonmagazijn
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er – kort gezegd – DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen, ziet zij zich voor de vraag gesteld wat het aantreffen hiervan betekent in het licht van het tenlastegelegde voorhanden hebben en overdragen.
De rechtbank overweegt het volgende.
-
Voorhanden hebben
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. Die bewustheid hoeft niet te betekenen dat de verdachte zich bewust is van specifieke eigenschappen of kenmerken van het wapen of de munitie of van de exacte locatie van het voorwerp.
Daarnaast is voor het ‘voorhanden hebben’ vereist dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen; hij moet over het wapen of de munitie kunnen beschikken. In bijzondere gevallen is de mogelijkheid dat een verdachte feitelijke macht uitoefent over het wapen of de munitie niet voldoende om te kunnen spreken van het ‘voorhanden hebben’. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand onverwacht of ongewild, kort een wapen van een ander in handen krijgt of onverwacht een wapen van een ander in zijn buurt heeft terwijl hij daarvan niet direct afstand kan nemen.
Uit het voorgaande volgt dat de ruwe delen, de voorzijde van de slede en ongeveer een centimeter van de binnenkant van de loop van de vuurwapens zijn bemonsterd en dat daarop het celmateriaal van [verdachte] is aangetroffen.
[verdachte] heeft een verklaring afgelegd over het aantreffen van – kort gezegd – zijn DNA op de vuurwapens en het patroonmagazijn. Hij verklaart dat hij in 2019 in Eindhoven een vuurwapen heeft gekocht. Het vuurwapen zat in een tas met andere vuurwapens en spullen. Deze heeft hij aangeraakt toen hij het vuurwapen wilde pakken.
De verklaring van [verdachte], dat zijn DNA is achtergebleven door enkel een passerende beweging van zijn hand in de tas met vuurwapens, acht de rechtbank niet aannemelijk, omdat zijn DNA op verschillende onderdelen van de drie vuurwapens en op het patroonmagazijn is aangetroffen.
Door de verdediging is daarnaast aangevoerd dat in het geval van het patroonmagazijn er aanwijzingen zijn dat er sprake is van indirecte overdracht van het DNA-profiel. Als er sprake is van indirecte overdracht van DNA, komt het DNA van een persoon via een of meer tussenstappen op een voorwerp terecht, zonder dat de betreffende persoon met dat voorwerp contact heeft gehad. Het patroonmagazijn bevatte vettig materiaal, wat zwervend DNA aan zich kan hechten. De mogelijkheid van secundaire overdracht moet volgens de verdediging tot vrijspraak leiden van dit onderdeel.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verdediging heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangedragen die het voorgestelde scenario ondersteunen en/of aannemelijk maken. Uit de bewijskracht van de DNA-match volgt de hoogste matchkans die mogelijk is. De rechtbank acht de geschetste gang van zaken onaannemelijk en verwerpt dit verweer.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] de voorwerpen bewust aanwezig had en de feitelijke macht daarover kon uitoefenen. Slechts in bijzondere gevallen is het feitelijk macht uitoefenen onvoldoende om te kunnen spreken van ‘voorhanden hebben’. [verdachte] heeft niet verklaard dat hij onverwacht of ongewild met de vuurwapens en het patroonmagazijn in aanraking is gekomen. Hier zijn ook geen andere aanwijzingen voor te vinden in het dossier. De rechtbank concludeert dat [verdachte] de drie vuurwapens en het patroonmagazijn voorhanden had. Dat de wapens op het moment van het voorhanden hebben (nog niet omgebouwde) gaspistolen betroffen is onvoldoende aannemelijk geworden.
-
Tijdstip van het voorhanden hebben
Namens [verdachte] is aangevoerd dat het onmogelijk is om het moment te bepalen waarop zijn DNA op de voorwerpen terecht is gekomen. De verklaring van [verdachte] kan volgens de verdediging niet tot de conclusie leiden dat hij beschikkingsmacht had over de voorwerpen. Het kortstondig in contact komen met vuurwapens is daarvoor onvoldoende. Nu niet bepaald kan worden wanneer het DNA van [verdachte] is achtergelaten, blijft ook onduidelijk of de gaspistolen toen al omgebouwd waren naar vuurwapens of niet.
Wat betreft de periode overweegt de rechtbank dat [verdachte] op 21 mei 2019 door de politie is verhoord, omdat hij verdacht werd van het overtreden van de Wet wapens en munitie. [verdachte] is op 31 juli 2019 veroordeeld wegens overtreding van de Wet wapens en munitie, begaan op 21 mei 2019 in Eindhoven. De rechtbank houdt het ervoor dat [verdachte] met zijn verklaring over het aantreffen van zijn DNA op de drie vuurwapens en het patroonmagazijn in deze zaak, doelt op het feit dat hij heeft begaan op 21 mei 2019 in Eindhoven. De verklaring van [verdachte], en ook de overige stukken in het dossier, bevatten geen aanwijzingen voor de conclusie dat [verdachte] ook vóór dat moment met wapens in verband kan worden gebracht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op tijdstippen in de periode van 20 mei 2019 tot en met 24 maart 2022 de drie vuurwapens en het patroonmagazijn voorhanden heeft gehad.
-
Overdragen
De vuurwapens en het patroonmagazijn zijn uiteindelijk samen met andere wapens en munitie in de berging aan de Meidoornstraat in [plaats] aangetroffen. De feitelijke macht over de drie vuurwapens en het patroonmagazijn in Eindhoven is op enig moment overgegaan op een ander. Daarmee heeft hij deze voorwerpen niet alleen voorhanden gehad, maar ook overgedragen.
3.4.2.3.
Overige vuurwapens en munitie
Naast de drie vuurwapens en het patroonmagazijn, wordt [verdachte] verweten dat hij meer wapens en munitie voorhanden had of overgedragen heeft. Zo is onder meer op een ritslip van een weekendtas een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een DNA-profiel kon worden afgeleid. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit profiel. In de weekendtas zaten op 24 maart 2022 drie lange vuurwapens.
Namens [verdachte] is aangevoerd dat het aantreffen van zijn DNA-profiel op de ritslip van de weekendtas niets zegt over de inhoud van de tas. Het zegt niets over de wetenschap of over de beschikkingsmacht die [verdachte] zou hebben ten opzichte van de wapens die uiteindelijk in de weekendtas zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat [verdachte] deze lange wapens voorhanden had. De periode waarin [verdachte] de wapens voorhanden zou hebben gehad is lang, waardoor het kan zijn dat de wapens zijn gewisseld in de tassen. Op foto’s van inbeslaggenomen telefoons is te zien dat lange vuurwapens individueel zijn uitgestald, zonder tas. De wapens zijn dus op enig moment uit de tassen gehaald en het is onduidelijk of deze weer in dezelfde tassen werden opgeborgen. Het DNA van [verdachte] is alleen op de ritslip aangetroffen, niet op de lange wapens in de weekendtas. De rechtbank spreekt [verdachte] van dit gedeelte vrij. Dit geldt ook voor de andere wapens en munitie in de tenlastelegging. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om [verdachte] hiermee in verband te brengen. De rechtbank spreekt verdachte van die onderdelen vrij.
[verdachte] wordt verweten dat hij samen met (een) ander(en) wapens en/of munitie voorhanden had en over heeft gedragen. In het geval van ‘medeplegen’ moet vaststaan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben en/of overdragen van wapens en/of munitie. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat [verdachte] met anderen bewust en nauw heeft samengewerkt. De rechtbank spreekt [verdachte] van dit onderdeel vrij.