ECLI:NL:RBOVE:2023:4557

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
304931 KG RK 23-405
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van bestuursrechter mr. M.I. van Meel door verzoeker zonder gegronde redenen

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft op 31 oktober 2023 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. M.I. van Meel, de bestuursrechter die belast was met zijn zaak. De rechtbank oordeelt dat het wrakingsverzoek lichtvaardig en zonder enige grondslag is ingediend. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de SVB over de beslaglegging op zijn AOW-pensioen, en had beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. Van Meel niet heeft berust in de wraking en haar standpunt heeft toegelicht in een verweerschrift. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van mr. Van Meel in twijfel trekken. Het verzoek tot wraking is dan ook niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 304931 KG RK 23-405
Beslissing van 14 november 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 31 oktober 2023 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van
mr. M.I. van Meel, bestuursrechter in deze rechtbank.
1.2.
Mr. Van Meel heeft niet berust in de wraking. Zij heeft haar standpunt toegelicht in een verweerschrift van 7 november 2023.
1.3.
De beslissing is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bij beslissing van 31 mei 2023 heeft de SVB uitvoering gegeven aan beslaglegging op het AOW-pensioen van verzoeker. Het bezwaar daartegen van verzoeker is op 29 juni 2023 ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Zijn zaak is geregistreerd onder nummer 23-1589 AOW.
2.2.
Bij brief van 11 oktober 2023 heeft de griffier van de rechtbank verzoeker een uitnodiging gestuurd voor de behandeling van zijn beroep op 1 november 2023 onder vermelding van mr. M.I. van Meel als behandelend rechter.
2.3.
Verzoeker heeft op 31 oktober 2023 bovengenoemd schriftelijk wrakingsverzoek ingediend. De behandeling van zijn beroep ter zitting heeft geen doorgang gevonden in afwachting van de behandeling van het wrakingsverzoek. De schriftelijke reactie van
mr. Van Meel is tevens verzonden aan verzoeker.

3.Het wrakingsverzoek

In zijn brief van 31 oktober 2023 heeft verzoeker zijn verzoek toegelicht.

4.Het standpunt van mr. Van Meel

Mr. Van Meel stelt dat uit het verzoek niet blijkt wat de gronden zijn voor de wraking. De zitting heeft niet plaatsgevonden en tot op heden is er geen enkel contact geweest tussen verzoeker en mr. Van Meel. Zij heeft geen (proces)beslissing kunnen nemen, laat staan genomen. Er zijn, aldus mr. Van Meel, geen feiten en omstandigheden waardoor haar onpartijdigheid als rechter schade zou kunnen lijden.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
Bij een wrakingsverzoek is het aan verzoeker om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
5.4.
Het verzoekschrift is een document van twaalf pagina’s. Een groot deel bevat uitingen van de kennelijk bij verzoeker bestaande onvrede over de rechtspraak in het algemeen in Nederland.
Onder punt 1.23 wraakt verzoeker de onder 2.1. tot en met 2.6. genoemde
WRO-ambtenaren, griffiers en medewerkers van de administratie.
Deze medewerkers kunnen niet worden gewraakt en het verzoek is niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen hen.
5.5.
Het wrakingsverzoek richt zich op pagina 10, onder 2.7., tegen:
“mr. M.I. van Meel”, conform schriftelijke, opzettelijke rechtsonzekere, “gerechtopgave”, “De rechter die de zaak op de zitting behandelt”.
5.6.
Ook in de tekst daarna voert verzoeker niets concreets aan tegen mr. Van Meel als behandelend rechter van zijn zaak. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het verzoek in het geheel geen gronden waaruit vooringenomenheid van de betreffende rechter en/of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor is/zijn af te leiden. Een door de rechtbank verzonden oproep voor een zitting, waarin de naam van de behandelend rechter wordt genoemd, kan geen grond voor wraking opleveren. Het verzoek moet aanstonds als kennelijk ongegrond worden afgewezen. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan daarom achterwege blijven.
5.7.
Omdat verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige grondslag heeft ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechter belast met de behandeling van zijn zaak niet in behandeling wordt genomen.

6.De beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen WRO-ambtenaren, griffiers en medewerkers van de administratie;
- verklaart het verzoek tegen mr. Van Meel kennelijk ongegrond.
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van klager niet meer in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A. van Holten, L.M. Rijksen en R.F. van Aalst , in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Reesink en uitgesproken op 14 november 2023.
(RS(O)