ECLI:NL:RBOVE:2023:4555

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
08.079957.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige vrouw, die op 28 februari 2022 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op de A28 ter hoogte van Rouveen. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 kilometer per uur was. Bovendien was zij onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 0,94 milligram, terwijl voor beginnende bestuurders slechts 0,2 milligram is toegestaan. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de andere betrokken bestuurder, genaamd [slachtoffer], die door de aanrijding meerdere keren over de kop is geslagen en uiteindelijk ondersteboven in een sloot terechtkwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat zij schuldig is aan het veroorzaken van het verkeersongeval. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uren geëist, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor achttien maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor achttien maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de veiligheid van andere weggebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.079957.22 (P)
Datum vonnis: 14 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. G.G. Compagner, advocaat in Hoogeveen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat door haar advocaat mr. W.D. de Boer, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primairop 28 februari 2022 als bestuurder van een personenauto schuldig is aan het
veroorzaken van een verkeersongeval waardoor [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, terwijl zij als beginnend bestuurder onder invloed was van alcoholhoudende drank;
subsidiair
door voornoemd gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, althans het verkeer heeft gehinderd;
feit 2op 28 februari 2022 als beginnend bestuurder een personenauto
heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat
het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek 0,94 milligram bleek te zijn.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
zij op of omstreeks 28 februari 2022 te Rouveen, in de gemeente Staphorst, in elk geval in
Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de A28,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl zij beginnend bestuurder was,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de aldaar voor haar geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor haar gelegen weggedeelte(n) van die weg (de A28) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg (de A28) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet of onvoldoende heeft geremd voor een voor haar (uit) rijdend ander motorrijtuig
(personenauto) en/of
- met het door haar bestuurde motorrijtuig (met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, het voor haar uit rijdende motorrijtuig (bestuurd door [slachtoffer] ),
- ten gevolge waarvan dit andere motorrijtuig om de (Z-)as ging draaien en/of meerdere keren over de kop is geslagen en/of op het dak terecht is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot,
en aldus heeft zij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 februari 2022 te Rouveen, in de gemeente Staphorst, in elk geval in
Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, locatie,
- terwijl zij beginnend bestuurder was,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de aldaar voor haar geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg (de A28) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet of onvoldoende heeft geremd voor een voor haar (uit) rijdend ander motorrijtuig
(personenauto) en/of
- met het door haar bestuurde motorrijtuig (met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, het voor haar uit rijdende motorrijtuig (bestuurd door [slachtoffer] ),
- ten gevolge waarvan dit andere motorrijtuig om de (Z-)as ging draaien en/of meerdere keren over de kop is geslagen en/of op het dak terecht is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
feit 2
zij op of omstreeks 28 februari 2022 te Rouveen, gemeente Staphorst, als bestuurder van een
motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,94 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en
nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan haar voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop zij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop zij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop haar voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op maandag 28 februari 2022 reed verdachte in een personenauto op de A28 ter hoogte van Rouveen. Verdachte raakte betrokken bij een verkeersongeval door vermoedelijk met de rechter voorzijde van haar auto tegen de linker achterzijde van de auto van [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer] ) aan te rijden, ten gevolge waarvan de auto met daarin [slachtoffer] uit evenwicht is gebracht, een aantal keer over de kop is geslagen en uiteindelijk aan de rechterzijde van de snelweg ondersteboven in de sloot is beland.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte roekeloos heeft gereden gelet op de verschillende ernstige schendingen van de verkeersregels. Het letsel van [slachtoffer] is daarbij te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, mede gelet op het blijvende litteken en de nadien ontstane heupklachten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat geen sprake is van roekeloosheid. Niet is komen vast te staan dat verdachte te hard heeft gereden, omdat de geregistreerde data van de auto van verdachte indicatief zijn en nader onderzoek naar de daadwerkelijke snelheid van verdachte ten tijde van het ongeval is uitgebleven. Dat verdachte onder invloed heeft gereden en niet goed heeft opgelet, levert geen roekeloosheid op. Verder is niet komen vast te staan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] gelet op de aard van het medische ingrijpen en de geschatte duur van het herstel. Ook op basis van de aanvullende informatie met betrekking tot de heupklachten kan niet worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Verder biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat sprake is van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van feit 2 is geen bewijsverweer gevoerd.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde en feit 2 heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1: het veroorzaken van een verkeersongeval
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval.
De plek van het ongeval
Vaststaat dat verdachte op 28 februari 2022 omstreeks 16:52 uur heeft gereden als bestuurder van een personenauto, merk Audi, op de Rijksweg A28 ter hoogte van Rouveen.. Zij kwam in aanrijding met de Fiat die door [slachtoffer] werd bestuurd. [2]
Het forensische onderzoek
Het team Forensische Opsporing Verkeer heeft de voertuigen van verdachte en [slachtoffer] onderzocht. Ook is onderzoek gedaan naar alle sporen op de plaats van het verkeersongeval tussen verdachte en [slachtoffer] . Daaruit bleek onder meer het volgende:
  • De bestuurder van de Audi was met de rechter voorzijde van de Audi tegen de linker achterzijde van de Fiat gereden.
  • De aanrijding had (vrijwel zeker) plaatsgevonden, terwijl beide bestuurders op rijstrook 2 reden. Er zijn geen sporen op het wegdek aangetroffen waaruit het plotseling wisselen van rijstrook (van één of beide voertuigen) bleek, voorafgaande aan de aanrijding.
  • Door de aanrijding gingen beide voertuigen rechtsom hun Z-as roteren (met de klok mee).
  • Ongeveer ter hoogte van de invoegstrook, toen de Fiat ongeveer zijwaarts in de richting van de sloot bewoog, kantelde deze op zijn linker zijde.
  • Vervolgens rolde de Fiat in de richting van de sloot, terwijl er sprake was van een heftige voertuigrotatie.
  • De Fiat was uiteindelijk op zijn dak in de sloot terecht gekomen.
  • Uit de aangetroffen sporen op het wegdek en beide voertuigschades bleek dat sprake was van een aanzienlijk snelheidsverschil tussen beide voertuigen op het moment van de aanrijding.
  • Uit beide voertuigschades, de aangetroffen sporen op het wegdek en de lengte van de uitloop van de Fiat bleek dat sprake was van een hoge snelheid van de bestuurder van de Audi op het moment van de aanrijding.
- In het storingsgeheugen van de Audi werd zogenoemde ‘freeze frame data' aangetroffen. Daarbij was in zogenoemde HEX-waarden een (indicatieve) snelheid van 141 kilometer per uur geregistreerd tijdens de aanrijding. [4] Deze (indicatieve) waarde past bij het aangetroffen sporenbeeld, die duidt op een hoge snelheid van de bestuurder van de Audi op het moment van de aanrijding, (veel) hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per uur. [5]
Het team Forensische Opsporing Verkeer komt in haar rapportage tot de conclusie dat het verkeersongeval het gevolg was van menselijk handelen, te weten een rij- en/of beoordelingsfout van verdachte doordat zij op rijstrook 2 met een indicatieve snelheid van 141 kilometer per uur met de rechter voorzijde van haar auto tegen de linker achterzijde van de voor haar rijdende auto van [slachtoffer] is gereden, terwijl de ter plaatse toegestane maximum snelheid 100 kilometer per uur bedroeg. [6]
Snelheid verdachte
Vaststaat dat de maximaal toegestane snelheid op de Rijksweg A28 ten tijde van het verkeersongeval 100 kilometer per uur bedroeg. Uit voornoemde freeze frame data kan worden afgeleid dat verdachte op het moment van de aanrijding reed met een indicatieve snelheid van 141 kilometer per uur.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet van de betrouwbaarheid van de freeze frame data kan worden uitgegaan, omdat hier geen nader onderzoek naar is verricht. Volgens de raadsvrouw kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte te hard heeft gereden.
De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij wel te hard reed. Bovendien past een dergelijke overschrijding van de toegestane maximum snelheid bij het aangetroffen sporenbeeld, zoals de forse schade aan beide voertuigen, de sporen op het wegdek en de lengte van de uitloop van de Fiat. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de voertuigdata en het daarop gebaseerde onderzoek van het team Forensische Opsporing Verkeer. De verdediging heeft ook geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die dit weerspreken. Dat de snelheid van 141 kilometer per uur wordt benoemd als indicatief en dus mogelijk niet de exacte snelheid was, staat niet in de weg aan het oordeel van de rechtbank dat het aannemelijk is dat verdachte ten tijde van het ongeval
ongeveer141 kilometer per uur heeft gereden.
Alcohol
Zoals hieronder overwogen ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het verkeersongeval onder invloed van een meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol reed. Verdachte was een beginnend bestuurder en daarom was slechts 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed toegestaan. Uit het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte bij verdachte ten tijde van het ongeval 0,94 milligram alcohol per milligram bloed was, hetgeen een forse overschrijding betreft.
Zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam
Ter terechtzitting van 31 oktober 2023 heeft verdachte verklaard dat zij de auto van [slachtoffer] niet goed heeft gezien, dus dat zij misschien niet goed heeft opgelet.
Nu de auto van [slachtoffer] op dezelfde rijbaan voor de auto van verdachte op de snelweg reed, en niet is gebleken van omstandigheden waardoor het zicht verminderd of belemmerd was – er was daglicht, het was droog en helder weer en ook het wegdek was droog [7] – acht de rechtbank bewezen dat verdachte niet goed heeft opgelet en niet is blijven opletten op het overige verkeer. Verdachte is tegen de auto van [slachtoffer] aangereden. Zij heeft de snelheid van haar auto dan ook niet zodanig geregeld dat zij in staat was deze tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
Nu verdachte tevens heeft gereden na het gebruik van een grote hoeveelheid alcohol (0,94 milligram terwijl 0,2 milligram was toegestaan) en zij daarbij fors harder heeft gereden dan de toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur (namelijk ongeveer 141 kilometer per uur) is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Het ongeval is dan ook aan de schuld van verdachte te wijten. Zij is in zeer grote mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van haar als bestuurder mocht worden verwacht. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat van roekeloos verkeersgedrag van verdachte geen sprake is, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. Gelet op de bestendige jurisprudentie is slechts sprake van roekeloosheid in zeer uitzonderlijke gevallen en daarvan is in dit geval geen sprake.
Letsel
Door de aanrijding met verdachte is [slachtoffer] met haar auto meermalen over de kop geslagen en is uiteindelijk met de auto ondersteboven in de sloot terecht gekomen. Toegesnelde medeweggebruikers hebben [slachtoffer] uit haar auto weten te bevrijden en hebben haar uit de sloot naar de kant gehaald. Getuige [getuige] verklaarde het volgende over het letsel bij [slachtoffer] : ”
Ik zag dat ze gescalpeerd was, wat ik zag veel bloed en ik keek zo op haar schedel. (… ) Ik dacht dat ze dood voorover zou vallen.” [8]
Nadat [slachtoffer] uit de sloot was gehaald, werd zij vervoerd naar het ziekenhuis. Daar werd geconstateerd dat zij ten gevolge van het ongeval letsel heeft opgelopen, te weten:
- onderkoeling als gevolg van onderdompeling;
- zuurstofbehoefte als gevolg van water in de longen;
- hersenschudding;
- bloedende scheurwond van circa 25 centimeter van voor naar achter over de schedel;
- kneuzingen longen;
- kleine scheurwond aan de hand.
De forensisch arts heeft ten aanzien van het herstel opgemerkt dat naar verwachting goed functioneel herstel mogelijk is binnen 4 tot 6 weken met waarschijnlijk een blijvend zichtbaar en daardoor mogelijk ontsierend litteken op het hoofd. [9]
Uit aanvullende medische informatie kan nog worden afgeleid dat [slachtoffer] sinds het ongeval heupklachten heeft. Ze is gediagnosticeerd met bursitis trochanterica (slijmbeursontsteking van de heup). [10]
Uit de slachtofferverklaring, die [slachtoffer] ter zitting heeft voorgedragen, blijkt dat zij nog elke dag veel pijn ervaart. Ze heeft een scootmobiel moeten aanschaffen gelet op haar fysieke beperkingen. Haar re-integratie verloopt moeizaam. Door de pijnklachten is ze erg moe. Ze is somber over de toekomst en kan haar rol als (actieve) moeder niet meer vervullen zoals voorheen.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld over de aard en ernst van het letsel, en de prognose en de duur van de gevolgen ervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2: rijden onder invloed
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte heeft bekend en door of namens de verdachte overigens geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 25 maart 2022, pagina’s 49-51;
het rapport bloedonderzoek van MaasstadLab d.d. 15 maart 2022, pagina’s 62-63;
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 31 oktober 2023.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde en feit 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
zij opof omstreeks28 februari 2022te Rouveen,in de gemeente Staphorstin elk geval inNederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto),daarmede rijdende over de weg, de A28,roekeloos, althanszeerdan wel aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte- terwijl zij beginnend bestuurder was,- na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur, althans met een (veel)hogere snelheid dan de aldaar voor haar geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen/of- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor haar gelegen weggedeelte) van die weg (de A28) en het zich daarop bevindende verkeer en/of- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg (de A28) kon overzien en waarover deze vrij was en/of- niet of onvoldoende heeft geremd voor een voor haar (uit) rijdend ander motorrijtuig(personenauto) en/of
- met het door haar bestuurde motorrijtuig (met een snelheid van ongeveer 141 kilometer per uur) in aanrijding is gekomen met het voor haar uit rijdende motorrijtuig (bestuurd door [slachtoffer] ),- ten gevolge waarvan dit andere motorrijtuig om de (Z-)as ging draaien en/ofmeerdere keren over de kop is geslagen en/ofop het dak terecht is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot,en aldus heeft zij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijtenverkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaarlichamelijk letselof zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lidvan de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
zij opof omstreeks28 februari 2022 in deRouveen,gemeente Staphorst, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik vanalcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,94 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan haar voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop zij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop zij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop haar voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
feit 1:
het misdrijf
:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van deze wet;
en
feit 2:
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,94 milligram).

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van achttien maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft eveneens verzocht geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, omdat verdachte het rijbewijs nodig heeft voor haar baan in de zorg.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft door zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Zij heeft onder invloed van alcohol een auto bestuurd op de snelweg en is met een fors te hoge snelheid tegen de auto van [slachtoffer] aangereden. Elk contact tussen motorrijtuigen op een weg waar de toegestane maximum snelheid 100 kilometer per uur bedraagt kan fatale of verstrekkende gevolgen hebben. Dat is ook in deze zaak gebleken. [slachtoffer] is door het oog van de naald gekropen. Haar auto is meermalen over de kop gegaan. Volgens een getuige wel minimaal vier keer. Na deze forse autorotatie is zij door omstanders ternauwernood uit haar auto gered die op de kop in het water terecht was gekomen. [slachtoffer] was onderkoeld en moest in het ziekenhuis behandeld worden. Ze heeft een fors blijvend litteken opgelopen. Van de daarna ontstane en nog steeds aanwezige heupklachten is niet bekend of zij volledig zal herstellen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat alcoholhoudende drank de rijvaardigheid (sterk) kan beïnvloeden. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat zij een motorrijtuig is gaan besturen nadat zij te veel alcohol had gedronken en daarbij ook nog eens de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden. Op verkeersdeelnemers rust te allen tijde een grote zorgplicht jegens overige verkeersdeelnemers. Verdachte is hierin vergaand tekort geschoten. Verdachte heeft daarmee haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van haar medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Hier geldt als uitgangspunt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, waarbij sprake is van alcoholgebruik en ernstige schuld, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
Alles afwegende, is de rechtbank – in lijn met het standpunt van de officier van justitie – van oordeel dat een forse taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden, met name gelet op de persoon en leeftijd van verdachte. De eis van de officier van justitie, inhoudende de maximale taakstraf van 240 uur en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 18 maanden, acht de rechtbank alleszins passend.
Om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten, maar ook om verdachte een serieuze waarschuwing te geven voor de toekomst, zal de rechtbank haar daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand opleggen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden is. Verder is de rechtbank van oordeel dat een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d, 55 Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf
:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van deze wet;
feit 2:
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,94 milligram);
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 1
(een) maand;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van 18
(achttien) maanden;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en C.J. Sangers - de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022090519. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2023 en het proces-verbaal PD onderzoek van het team Forensische Opsporing Verkeer d.d. 7 maart 2022, losbladig en genummerd als pagina 11.
3.Het relaas proces-verbaal van het team Forensische Opsporing Verkeer d.d. 28 mei 2022, losbladig en genummerd als pagina 5.
4.Het proces-verbaal onderzoek storingsgeheugen Audi d.d. 11 april 2022, pagina 50.
5.Het relaas proces-verbaal van het team Forensische Opsporing Verkeer d.d. 28 mei 2022, losbladig en genummerd als pagina 6.
6.Het relaas proces-verbaal van het team Forensische Opsporing Verkeer d.d. 28 mei 2022, losbladig en genummerd als pagina 6.
7.het proces-verbaal PD onderzoek van het team Forensische Opsporing Verkeer d.d. 7 maart 2022, paragraaf 2.2, losbladig en genummerd als pagina 12.
8.De verklaring van getuige [getuige] , d.d. 6 maart 2022, pagina 23.
9.Een geschrift, zijnde een medische verklaring d.d. 24 maart 2022 van forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, pagina’s 40-41.
10.Een geschrift, zijnde een brief d.d. 8 mei 2023 van IJ.J.J. Ram, physician assistant orthopedie, losbladig.