ECLI:NL:RBOVE:2023:4549

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
71.252482.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade

In de zaak van de verdachte, geboren in 1980 in Polen, heeft de Rechtbank Overijssel op 14 november 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden en plegen van zware mishandeling met voorbedachte rade op 7 december 2021 in Groningen. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op de openbare terechtzittingen van 1 en 4 september 2023 en 7 november 2023. De officier van justitie, mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn, eiste een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.S. Jordan, pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte zowel de poging tot zware mishandeling als de voorbereiding daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen naar een bedrijfspand in Groningen is gegaan met de intentie om de heer [slachtoffer] te mishandelen. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er waren geen wapens aangetroffen en getuigenverklaringen gaven onvoldoende bewijs voor de intentie om zwaar letsel toe te brengen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en heeft de verdachte integraal vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. De overige verweren werden om die reden niet besproken. De uitspraak is openbaar gedaan door de rechtbank in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.252482.22 (P)
Datum vonnis: 14 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [woonplaats] (Polen).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 en 4 september 2023 en 7 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat in 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met (een) ander(en) of alleen:
primair, voorbereidingen heeft getroffen om met voorbedachte raad een man zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een bijl of slagvoorwerp op 7 december 2021 in Groningen,
subsidiair, heeft geprobeerd om met voorbedachte raad een man zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een bijl of slagvoorwerp op 7 december 2021 in Groningen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 december 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om al dan niet met voorbedachte rade aan een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen tezamen met zijn verdachtes mededader(s), althans alleen, na kalm beraad en/of rustig overleg naar een bedrijfspand in Groningen (alwaar die [slachtoffer] aanwezig zou zijn) is/zijn gereden/gegaan en/of daarbij een of meer bijl(en) en/of slagvoorwerp(en) heeft/hebben meegenomen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 7 december 2021, althans op of omstreeks 7 december 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een misdrijf als bedoeld in artikel 303/302 van het Wetboek van Strafrecht (te weten een zware mishandeling met voorbedachte rade),opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:- een of meer bijl(en), althans (een) slagwapen(s),bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
[verdachte] is één van de dertien verdachten die betrokken is bij het opsporingsonderzoek van de landelijke recherche genaamd ‘26Woltz’. De betrokkenen worden ervan verdacht dat zij in wisselende samenstellingen ernstige strafbare feiten pleegden. Het gaat onder andere om delicten als brandstichting, zware mishandeling, diefstal met geweld, het aanwezig hebben van een groot aantal wapens, deelname aan een criminele organisatie en poging tot moord.
Aanleiding van het grootschalige opsporingsonderzoek was informatie die doorgegeven werd door het Team Criminele Inlichtingen op 19 oktober 2021 waarna een huiszoeking plaatsvond aan de [adres] in [plaats] . Tijdens die doorzoeking werden wapens en telefoons aangetroffen waarna [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en enkele verdachten uit het onderzoek 26Woltz: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] werden aangehouden en later weer werden heengezonden. Naar aanleiding van informatie uit de inbeslaggenomen telefoons is vervolgens onderzoek 26Woltz gestart. Door vertrouwelijke communicatie in de woning aan de [adres] op te nemen, telefoons te tappen en stelselmatig te observeren, ontstond het beeld dat de verdachten zich actief bezighielden met het voorbereiden en het plegen van strafbare feiten. Daarbij kwamen ook andere verdachten in beeld en werden doorzoekingen verricht die leidden tot verdenkingen van specifieke strafbare feiten.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] waren de officiële huurders van de [adres] in [plaats] . Naast hen verbleven ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op dit adres. Het betreffen allen Poolse mannen. Sommigen kennen elkaar al vanaf hun kindertijd. De misdrijven waarvan deze Poolse mannen verdacht worden, lijken volgens het Openbaar Ministerie (OM) in opdracht van anderen te worden uitgevoerd. Een bedreigde getuige heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in Nederland een Poolse maffia wilde opbouwen. Hij had volgens het OM een aansturende rol ten opzichte van de anderen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primaire feit, medeplegen poging zware mishandeling met voorbedachten rade, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat [verdachte] van het feit vrijgesproken moet worden. Subsidiair stelt de raadsman dat er sprake is van vrijwillige terugtred en dat er ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 december 2021 bezoeken drie mannen een bedrijfspand in Groningen waar de heer [slachtoffer] werkzaam is. Zij vragen aan administratief medewerkster [getuige] of [slachtoffer] aanwezig is, maar dat blijkt niet zo te zijn. Daarop verlaten de mannen het pand. [slachtoffer] is in diezelfde maand door de politie benaderd met het bericht dat er een dreiging op hem en/of zijn familie was gericht. [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben beiden verklaard dat zij een man in Groningen moesten slaan omdat hij geld aan iemand verschuldigd was. Ze zouden daar vijfhonderd euro voor krijgen.
[verdachte] wordt primair verweten dat hij heeft geprobeerd om met voorbedachte raad [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een bijl of slagvoorwerp, subsidiair dat hij daar voorbereidingen voor heeft getroffen.
Van een strafbare poging is sprake wanneer het voornemen van een dader zich door een ‘begin van uitvoering’ heeft geopenbaard. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad zijn gedragingen aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, als zij naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht.
Voorbereiding van een misdrijf is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
Voor beide varianten, de poging en de voorbereiding, is vereist dat [verdachte] opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Namens [verdachte] is aangevoerd dat hier geen sprake van was.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in het bedrijfspand in Groningen waar [slachtoffer] werkzaam is, zijn geweest. Ze maakten gebruik van een auto met gestolen kentekenplanten. De opdracht was om [slachtoffer] te slaan zodat hij zou gaan betalen, de uitvoerders moesten daar een video van maken en zij zouden daarvoor betaald worden. Er is ook een voorverkenning rondom het bedrijfspand geweest.
Het gebruik van een bepaald voorwerp kan een belangrijke indicatie vormen voor opzet op het toebrengen zwaar lichamelijk letsel. In dit geval kan echter onvoldoende worden vastgesteld dat daarvan sprake is geweest. In het tapgesprek waarin de opdracht besproken wordt, wordt niet over wapens gesproken. [medeverdachte 2] zegt weliswaar in een tapgesprek na het bezoek aan Groningen
“Wij hadden veel bij ons, bijlen en zo.”, maar hij heeft het in dat gesprek over verschillende klussen. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk of [medeverdachte 2] hier spreekt over de opdracht om [slachtoffer] te slaan. Daar komt bij dat de getuige [getuige] niet verklaart over bijlen (of andere slagwapens) die de verdachten bij zich hadden en er zijn geen bijlen (in de auto) aangetroffen. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen of verdachten bijlen bij zich hadden.
De rechtbank concludeert dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachten naar aanleiding van de opdracht om [slachtoffer] te slaan (de rechtbank begrijpt: te mishandelen) naar het bedrijfspand van [slachtoffer] zijn gegaan. De rechtbank kan echter niet vast stellen dat verdachten het opzet hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] , zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede nog op dat de wetgever heeft bepaald dat poging dan wel voorbereiding van (eenvoudige) mishandeling niet strafbaar is.
Conclusie
De rechtbank zal [verdachte] integraal vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De overige verweren worden om die reden niet besproken.

4.De beslissing

- De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekthem daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.