3.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, openlijke geweldpleging:
Een veroordeling ter zake van 'in vereniging geweld plegen' in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is aan de orde indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Daarentegen is de e enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de beelden afkomstig van de deurbelcamera van de woning aan de [adres 1] zijn beschreven, welke beelden de rechtbank voorafgaand aan de zitting heeft bekeken, blijkt dat [slachtoffer 1] door de Lange Zandstraat rent en dat vijf personen achter hem aan renden. Nadat de eerste persoon [slachtoffer 1] had ingehaald, hebben de volgende drie personen zich bij de eerste persoon gevoegd en vonden, net buiten het zicht van de camera, de gewelddadige handelingen plaats. Op dat moment kwam de vijfde persoon aanrennen.
Uit de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat vier personen, waaronder verdachte en [medeverdachte 1] , daar voor de woning aan de [adres 2] zeer grof geweld tegen hem hebben gepleegd, waaronder de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen.
Naar het oordeel van de rechtbank maakte verdachte deel uit van de groep die achter [slachtoffer 1] is aangerend en die geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij gegil hoorde, dat hij vervolgens achter [medeverdachte 2] in de richting van het gegil is aangerend en dat hij toen zij aankwamen zag dat [naam 1] [slachtoffer 1] op de grond in een wurggreep had en dat het gezicht van [slachtoffer 1] op dat moment al bloedde. [medeverdachte 1] en [naam 2] waren volgens verdachte op dat moment al bij [slachtoffer 1] aanwezig.
De verdediging stelt dat verdachte enkel in de groep aanwezig is geweest toen het geweld al had plaatsgevonden, maar naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen gebleken dat verdachte tijdens de door de groep gepleegde geweldshandelingen in de groep aanwezig was en dat hij zelf ook gewelddadige handelingen heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte – die de rechtbank betrouwbaar acht - over de rol van ‘man 2’ verklaard dat deze man hem tegen zijn borst heeft getaserd, hem heeft vastgepakt, hem naar een auto heeft meegesleurd en hem vervolgens in de auto heeft gegooid.
In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] over de man die hem heeft getaserd verder verklaard dat deze man hem ook op zijn hoofd heeft geslagen en geschopt.
[slachtoffer 1] heeft ‘man 2’ op de hem getoonde foto op dossierpagina 33 herkend en verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zichzelf op deze foto herkent. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte ‘man 2’ is waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard.
Op basis hiervan oordeelt de rechtbank dat verdachte zelf gewelddadige handelingen heeft verricht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring te twijfelen. Zijn verklaring, dat verdachte ook zelf geweld heeft gepleegd, wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] die op 9 oktober 2023 tegenover de politie heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met zijn knie op het lichaam van [slachtoffer 1] zat en dat verdachte iets in zijn hand had dat trilde en geluid maakte als een taser. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door het feit dat verbalisanten kort na het voorval bij de aanhouding van verdachte bloed op zijn schoenen hebben gezien.
Door [slachtoffer 1] tegen zijn borst te taseren en hem tegen zijn hoofd te slaan en te schoppen, heeft verdachte zonder meer een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. De geweldpleging heeft bovendien op een openbare weg, te weten op de Lange Zandstraat, plaatsgevonden. Daarmee was de geweldpleging ook openlijk.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de feiten 2 en 3, diefstal met geweld en mishandeling:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten het volgende af.
[slachtoffer 1] heeft over het voorval in de auto het volgende verklaard. [slachtoffer 1] zat in het midden op de achterbank, [medeverdachte 1] zat links naast hem, ‘man 1’ zat rechts naast hem, [medeverdachte 2] was chauffeur en verdachte zat rechtsvoor op de passagiersplek. De mannen die op de achterbank naast [slachtoffer 1] zaten ( [medeverdachte 1] en ‘man 1’) begonnen tijdens het rijden direct op hem in te slaan. Zij sloegen met hun vuisten tegen zijn gezicht en benen, op alles. Ook werd hij in de auto met een taser op zijn achterhoofd geslagen. Verdachte (de forse jongen voorin) heeft [slachtoffer 1] in de auto ook geslagen.
Ten aanzien van de weggenomen goederen heeft [slachtoffer 1] in zijn aangifte verklaard: “
Geld, is in de auto denk ik van me afgenomen. Ik weet niet of de dader(s) dit toen hebben weggepakt uit mijn kleding of dat ik het zelf onder bedreiging en geweld aan hen heb gegeven” en [slachtoffer 1] heeft toen aan de verbalisant gevraagd: “
Wilt u even in mijn zakken kijken, want ik denk dat daaruit mijn rijbewijs en bankpas zijn gestolen. Die had ik los in mijn broekzak zitten”.
In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] verder verklaard: “
Ik had geld op zak, ongeveer 300 euro, rijbewijs en bankpas. Mijn telefoon hebben ze uit het raam gegooid, dit heeft de licht getinte bolle jongen gedaan. Deze zat volgens mij links van mij, dus zal hij hem aan die kant eruit hebben gegooid. De autosleutels hebben ze denk ik ook van mij afgepakt, deze zaten namelijk in mijn broekzak. Aan sleutelbos zitten sleutels van de auto, woning van mijn ouders en eigen woning”, “
ik weet niet wanneer ze het geld uit mijn zak hebben gehaald. Ik weet niet of dat op de grond of in de auto is gebeurd”.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] in de auto met een taser (in de vorm van een zaklamp) heeft bedreigd. Verdachte heeft verklaard: “
was op de achterbank aan het uitrazen en ik draaide mij met de zaklamp naar [slachtoffer 1] toe en dreigde met de zaklamp en zei dat hij moest kalmeren”. Verder heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] het mobieltje en de sleutel van [slachtoffer 1] heeft afgepakt.
De rechtbank stelt verder vast dat de in de tenlastelegging genoemde goederen in de auto zijn aangetroffen.
Beoordeling:
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er door verdachte, [medeverdachte 1] en ‘man 1’ in de auto geweld is uitgeoefend tegen [slachtoffer 1] , waarbij verdachte [slachtoffer 1] zelf ook heeft geslagen en verdachte [slachtoffer 1] ook met een taser heeft bedreigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij deze mishandeling sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van mishandeling bewezen.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat het oogmerk van het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld gericht was op het voorbereiden of gemakkelijker maken van de diefstal, noch om de vlucht mogelijk te maken of het bezit van deze goederen te verzekeren. Het is niet voldoende dat er geweld is gebruikt en iets is gestolen. Er moet een verdergaand verband bestaan tussen de diefstal en het geweld, het geweld moet in dienst staan van de diefstal. Hiervan is niet gebleken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde diefstal met geweld.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de onder 2 tenlastegelegde diefstal al dan niet in vereniging bewezen kan worden verklaard. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte in verband kan worden gebracht met wegnemingshandelingen door hemzelf of dat daarbij sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Van een voorafgaand plan om de goederen weg te nemen of dat verdachte en zijn mededaders dit specifieke doel hadden is niet gebleken. Bovendien is uit de bewijsmiddelen niet duidelijk gebleken op welke wijze en door wie de tenlastegelegde goederen zijn weggenomen en of überhaupt sprake is geweest van een wegnemingshandeling dan wel dat de goederen in de auto door een andere omstandigheid zijn achtergebleven.
Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde diefstal al dan niet in vereniging.
Ten aanzien van feit 4, voorhanden hebben van een stroomstootwapen.
In het opbergvak achter de bestuurdersstoel van de auto is een taser aangetroffen. Verdachte heeft tegenover de politie en ter zitting verklaard dat hij de taser in zijn hand heeft gehad en [slachtoffer 1] daarmee heeft bedreigd.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.