ECLI:NL:RBOVE:2023:4542

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
08.122638.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 34-jarige man voor openlijk in vereniging geweld plegen, medeplegen van mishandeling en voorhanden hebben van een stroomstootwapen

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, medeplegen van mishandeling en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 mei 2023 in Deventer, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks zijn verdediging dat hij niet actief betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige handelingen. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal met geweld, omdat niet bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de wegneming van goederen van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.536,30 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.122638.23 (P)
Datum vonnis: 14 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek Ooyerhoek te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 augustus 2023 en van 31 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.L Blonk - van Groningen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. S.K. Lanning is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 13 mei 2023 te Deventer schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1]
;
en dat hij zich al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan:
feit 2:diefstal met geweld door [slachtoffer 1] in een auto te beroven van zijn spullen
;
feit 3:mishandeling van [slachtoffer 1] ;
en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 4:het voorhanden hebben van een stroomstootwapen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer openlijk, te weten, de lange Zandstraat en/of de Korte Zandstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit
-voornoemde [slachtoffer 1] bij de nek, althans bij/op/aan het lichaam, vast te pakken en/of in een nekgreep/nekklem (gedurende de verdere geweldshandelingen) te houden en/of te wurgen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of te werpen,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de borst, althans op het lichaam, te taseren,

-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te schoppen en/of te trappen,

- voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen,
- voornoemde [slachtoffer 1] op/aan het lichaam vast te pakken en/of (vervolgens)
voornoemde [slachtoffer 1] over straat (mee) te sleuren en/of te trekken en/of
-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] in een auto te duwen en/of te gooien;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag en/of een bankpas (van [rekeningnummer] ) en/of een Paysafecard (met serienummer [serienummer] ) en/of een rijbewijs (op naam van [slachtoffer 1] ) en/of een autosleutel (van een Peugeot) en/of een huissleutel en/of een Iphone 12 mini (kleur blauw), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] met een taser, althans een hard voorwerp, op/tegen het achterhoofd, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- met een taser in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] te dreigen;
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] met een taser, althans een hard voorwerp, op/tegen het achterhoofd, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp, kleur zwart), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsman aangevoerd dat het geweld al had plaatsgevonden toen verdachte ter plaatse kwam en dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage aan dit geweld heeft geleverd. De verklaring van [slachtoffer 1] is niet duidelijk en hij heeft wisselend verklaard. Verder wordt de verklaring van [medeverdachte 1] betwist.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde diefstal met geweld heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niets van [slachtoffer 1] heeft afgenomen en dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte voorin de auto heeft gezeten en dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat hij aan de geweldpleging heeft deelgenomen die achterin de auto heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van een stroomstootwapen kan volgens de raadsman wel een bewezenverklaring volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, openlijke geweldpleging:
Een veroordeling ter zake van 'in vereniging geweld plegen' in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is aan de orde indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Daarentegen is de e enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de beelden afkomstig van de deurbelcamera van de woning aan de [adres 1] zijn beschreven, welke beelden de rechtbank voorafgaand aan de zitting heeft bekeken, blijkt dat [slachtoffer 1] door de Lange Zandstraat rent en dat vijf personen achter hem aan renden. Nadat de eerste persoon [slachtoffer 1] had ingehaald, hebben de volgende drie personen zich bij de eerste persoon gevoegd en vonden, net buiten het zicht van de camera, de gewelddadige handelingen plaats. Op dat moment kwam de vijfde persoon aanrennen.
Uit de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat vier personen, waaronder verdachte en [medeverdachte 1] , daar voor de woning aan de [adres 2] zeer grof geweld tegen hem hebben gepleegd, waaronder de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen.
Naar het oordeel van de rechtbank maakte verdachte deel uit van de groep die achter [slachtoffer 1] is aangerend en die geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij gegil hoorde, dat hij vervolgens achter [medeverdachte 2] in de richting van het gegil is aangerend en dat hij toen zij aankwamen zag dat [naam 1] [slachtoffer 1] op de grond in een wurggreep had en dat het gezicht van [slachtoffer 1] op dat moment al bloedde. [medeverdachte 1] en [naam 2] waren volgens verdachte op dat moment al bij [slachtoffer 1] aanwezig.
De verdediging stelt dat verdachte enkel in de groep aanwezig is geweest toen het geweld al had plaatsgevonden, maar naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen gebleken dat verdachte tijdens de door de groep gepleegde geweldshandelingen in de groep aanwezig was en dat hij zelf ook gewelddadige handelingen heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte – die de rechtbank betrouwbaar acht - over de rol van ‘man 2’ verklaard dat deze man hem tegen zijn borst heeft getaserd, hem heeft vastgepakt, hem naar een auto heeft meegesleurd en hem vervolgens in de auto heeft gegooid.
In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] over de man die hem heeft getaserd verder verklaard dat deze man hem ook op zijn hoofd heeft geslagen en geschopt.
[slachtoffer 1] heeft ‘man 2’ op de hem getoonde foto op dossierpagina 33 herkend en verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zichzelf op deze foto herkent. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte ‘man 2’ is waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard.
Op basis hiervan oordeelt de rechtbank dat verdachte zelf gewelddadige handelingen heeft verricht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring te twijfelen. Zijn verklaring, dat verdachte ook zelf geweld heeft gepleegd, wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] die op 9 oktober 2023 tegenover de politie heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met zijn knie op het lichaam van [slachtoffer 1] zat en dat verdachte iets in zijn hand had dat trilde en geluid maakte als een taser. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door het feit dat verbalisanten kort na het voorval bij de aanhouding van verdachte bloed op zijn schoenen hebben gezien.
Door [slachtoffer 1] tegen zijn borst te taseren en hem tegen zijn hoofd te slaan en te schoppen, heeft verdachte zonder meer een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. De geweldpleging heeft bovendien op een openbare weg, te weten op de Lange Zandstraat, plaatsgevonden. Daarmee was de geweldpleging ook openlijk.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de feiten 2 en 3, diefstal met geweld en mishandeling:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten het volgende af.
[slachtoffer 1] heeft over het voorval in de auto het volgende verklaard. [slachtoffer 1] zat in het midden op de achterbank, [medeverdachte 1] zat links naast hem, ‘man 1’ zat rechts naast hem, [medeverdachte 2] was chauffeur en verdachte zat rechtsvoor op de passagiersplek. De mannen die op de achterbank naast [slachtoffer 1] zaten ( [medeverdachte 1] en ‘man 1’) begonnen tijdens het rijden direct op hem in te slaan. Zij sloegen met hun vuisten tegen zijn gezicht en benen, op alles. Ook werd hij in de auto met een taser op zijn achterhoofd geslagen. Verdachte (de forse jongen voorin) heeft [slachtoffer 1] in de auto ook geslagen.
Ten aanzien van de weggenomen goederen heeft [slachtoffer 1] in zijn aangifte verklaard: “
Geld, is in de auto denk ik van me afgenomen. Ik weet niet of de dader(s) dit toen hebben weggepakt uit mijn kleding of dat ik het zelf onder bedreiging en geweld aan hen heb gegeven” en [slachtoffer 1] heeft toen aan de verbalisant gevraagd: “
Wilt u even in mijn zakken kijken, want ik denk dat daaruit mijn rijbewijs en bankpas zijn gestolen. Die had ik los in mijn broekzak zitten”.
In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] verder verklaard: “
Ik had geld op zak, ongeveer 300 euro, rijbewijs en bankpas. Mijn telefoon hebben ze uit het raam gegooid, dit heeft de licht getinte bolle jongen gedaan. Deze zat volgens mij links van mij, dus zal hij hem aan die kant eruit hebben gegooid. De autosleutels hebben ze denk ik ook van mij afgepakt, deze zaten namelijk in mijn broekzak. Aan sleutelbos zitten sleutels van de auto, woning van mijn ouders en eigen woning”, “
ik weet niet wanneer ze het geld uit mijn zak hebben gehaald. Ik weet niet of dat op de grond of in de auto is gebeurd”.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] in de auto met een taser (in de vorm van een zaklamp) heeft bedreigd. Verdachte heeft verklaard: “
was op de achterbank aan het uitrazen en ik draaide mij met de zaklamp naar [slachtoffer 1] toe en dreigde met de zaklamp en zei dat hij moest kalmeren”. Verder heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] het mobieltje en de sleutel van [slachtoffer 1] heeft afgepakt.
De rechtbank stelt verder vast dat de in de tenlastelegging genoemde goederen in de auto zijn aangetroffen.
Beoordeling:
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er door verdachte, [medeverdachte 1] en ‘man 1’ in de auto geweld is uitgeoefend tegen [slachtoffer 1] , waarbij verdachte [slachtoffer 1] zelf ook heeft geslagen en verdachte [slachtoffer 1] ook met een taser heeft bedreigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij deze mishandeling sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van mishandeling bewezen.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat het oogmerk van het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld gericht was op het voorbereiden of gemakkelijker maken van de diefstal, noch om de vlucht mogelijk te maken of het bezit van deze goederen te verzekeren. Het is niet voldoende dat er geweld is gebruikt en iets is gestolen. Er moet een verdergaand verband bestaan tussen de diefstal en het geweld, het geweld moet in dienst staan van de diefstal. Hiervan is niet gebleken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde diefstal met geweld.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de onder 2 tenlastegelegde diefstal al dan niet in vereniging bewezen kan worden verklaard. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte in verband kan worden gebracht met wegnemingshandelingen door hemzelf of dat daarbij sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Van een voorafgaand plan om de goederen weg te nemen of dat verdachte en zijn mededaders dit specifieke doel hadden is niet gebleken. Bovendien is uit de bewijsmiddelen niet duidelijk gebleken op welke wijze en door wie de tenlastegelegde goederen zijn weggenomen en of überhaupt sprake is geweest van een wegnemingshandeling dan wel dat de goederen in de auto door een andere omstandigheid zijn achtergebleven.
Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde diefstal al dan niet in vereniging.
Ten aanzien van feit 4, voorhanden hebben van een stroomstootwapen.
In het opbergvak achter de bestuurdersstoel van de auto is een taser aangetroffen. Verdachte heeft tegenover de politie en ter zitting verklaard dat hij de taser in zijn hand heeft gehad en [slachtoffer 1] daarmee heeft bedreigd.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 mei 2023 te Deventer openlijk, te weten, aan de lange Zandstraat, op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit
- voornoemde [slachtoffer 1] bij de nek vast te pakken en in een nekklem (gedurende de verdere geweldshandelingen) te houden en te wurgen en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de borst te taseren,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het hoofd te schoppen,
- voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht te slaan,
- voornoemde [slachtoffer 1] aan het lichaam vast te pakken en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] over straat mee te sleuren en
-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] in een auto te gooien.
3.
hij op 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen in het gezicht en tegen de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en
- voornoemde [slachtoffer 1] met een taser tegen het achterhoofd te slaan;
4.
hij op 13 mei 2023 te Deventer een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp, kleur zwart), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van mishandeling;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een eventuele strafoplegging te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafgedeelte. De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheden dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest, verdachte het zeer zwaar heeft in de P.I., dat hij zijn zoon mist en dat hij de verantwoordelijkheid heeft voor het meefinancieren van de woning van zijn moeder. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de beperkte rol van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aan de basis van het onderhavige voorval staat een geschil over geld, waarbij verdachte en zijn mededaders zich door [slachtoffer 1] opgelicht voelden. Vervolgens wilden zij verhaal halen. Zij hebben [slachtoffer 1] opgewacht, zijn hem achterna gerend en hebben zich vervolgens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en mishandeling. Daarbij heeft verdachte zelf ook geweld gepleegd en is het slachtoffer ernstig gewond geraakt.
Verdachte en zijn mededaders hebben op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Het openlijke geweld heeft ’s nachts op straat in een woonwijk plaatsgevonden. Het behoeft geen betoog dat een deze gebeurtenis bij de bewoners die daar lagen te slapen en wakker zijn geworden gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt. Ook de mishandeling in de auto moet voor [slachtoffer 1] beangstigend zijn geweest. Bovendien heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad en ook tegen [slachtoffer 1] gebruikt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een gevangenisstraf toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die onder meer blijken uit het reclasseringsadvies van 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte uit Nederland van 27 juli 2023 en het uittreksel justitiële documentatie uit Oostenrijk van 31 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Hoewel de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie aan haar eis ten grondslag heeft gelegd, ziet de rechtbank aanleiding om de officier van justitie te volgen in haar eis. Al met al ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 175,00 aan de rechthebbende kan worden teruggegeven.
De raadsman heeft betoogd dat dit geldbedrag aan verdachte moet worden teruggegeven.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 175,00, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens [slachtoffer 1] is mr. S.K. Lanning , advocaat te Arnhem, op de zitting van 31 oktober 2023 opgetreden. De benadeelde partij vordert, na wijziging van de vordering ter zitting, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 16.091,30 (zestienduizend éénennegentig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 145,32: medische kosten;
- € 350,00: ziekenhuiskosten;
- € 320,98: tandartskosten;
- € 275,00: geld afgenomen of achtergebleven door/bij verdachten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen voor wat betreft de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij zij heeft opgemerkt dat zij het gevorderde bedrag gelet op de omstandigheden hoog vindt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het immateriële gedeelte fors dient te worden gematigd, omdat de door de benadeelde partij overgelegde medische informatie onvoldoende duidelijk is.
Ten aanzien van de post ’ziekenhuiskosten’ heeft de raadsman zich, onder verwijzing naar hetgeen mr. [naam 3] in de zaak van [medeverdachte 2] heeft bepleit, op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de benadeelde partij tien dagen in het ziekenhuis heeft verbleven, maar slechts twee dagen. Gelet hierop verzoekt de raadsman om deze post te matigen tot een bedrag van € 70,00 (twee dagen).
De opgevoerde schadepost ‘geld afgenomen of achtergebleven door/bij verdachten’ is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij dient daarom voor wat betreft deze schade niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten ‘medische kosten’ en ‘tandartskosten’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen.
De post ‘ziekenhuiskosten’ is voor wat betreft twee dagen ziekenhuisverblijf onderbouwd. Nu deze post voor de overige acht dagen die zijn gevorderd niet is onderbouwd, terwijl deze dagen gemotiveerd zijn betwist, ziet de rechtbank aanleiding de post ‘ziekenhuiskosten’ toe te wijzen tot een bedrag van € 70,-- (twee dagen ziekenhuisdagvergoeding) en zal de rechtbank de benadeelde partij voor wat betreft het overige bij deze post gevorderd niet-ontvankelijk verklaren.
De onder de post ‘geld afgenomen of achtergebleven door/bij verdachten’ opgevoerde schade ziet op feit 2, waarvan verdachte is vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat hij immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 3.000,00. Dat, zoals is gesteld, de verdachte ook nog een vordering in reconventie op de benadeelde partij zou hebben, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 3.536,30 (bestaande uit € 536,30 materiële schade, te weten € 145,32 medische kosten,
€ 70,00 ziekenhuiskosten en € 320,98 tandartskosten, en € 3.000,00 immateriële schade), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal [slachtoffer 1] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat [slachtoffer 1] de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf
: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3, het misdrijf:
medeplegen van mishandeling;
feit 4, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 3.536,30 (bestaande uit € 536,30 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feiten 1 en 3) van een bedrag van € 3.536,30 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.536,30, (zegge: drieduizend vijfhonderd zesendertig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 45 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde geldbedrag van € 175,00 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. C.J. Sangers - de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.