ECLI:NL:RBOVE:2023:4541

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
08.122268.23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met schadevergoeding

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 13 mei 2023 in Deventer schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, hier aangeduid als [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De zaak kwam voort uit een geschil over geld, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten zich opgelicht voelden door [slachtoffer]. Tijdens de zitting op 29 augustus en 31 oktober 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat hij zelf geen geweldshandeling heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. S.K. Lanning, heeft een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, die bestaat uit materiële en immateriële schade, en heeft de onttrekking aan het verkeer van een stroomstootwapen bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.122268.23
Datum vonnis: 14 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] (Oostenrijk),
wonende aan de [woonplaats] (Oostenrijk),
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 augustus 2023 en van 31 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.L Blonk - van Groningen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.W. Hermens, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. S.K. Lanning is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 13 mei 2023 te Deventer schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer]
;
en dat hij zich al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan:
feit 2:diefstal met geweld door [slachtoffer] in een auto van zijn spullen te beroven
;
feit 3:mishandeling van [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer openlijk, te weten, de [adres 3] en/of de Korte Zandstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit
- voornoemde [slachtoffer] bij de nek, althans bij/op/aan het lichaam, vast te pakken en/of in een nekgreep/nekklem (gedurende de verdere geweldshandelingen) te houden en/of te wurgen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te werpen,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] op de borst, althans op het lichaam, te taseren,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te schoppen en/of te trappen,
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen,
- voornoemde [slachtoffer] op/aan het lichaam vast te pakken en/of (vervolgens)
voornoemde [slachtoffer] over straat (mee) te sleuren en/of te trekken en/of
-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer] in een auto te duwen en/of te gooien;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag en/of een bankpas (van [rekeningnummer]) en/of een Paysafecard (met serienummer [nummer]) en/of een rijbewijs (op naam van [slachtoffer]) en/of een autosleutel (van een Peugeot) en/of een huissleutel en/of een Iphone 12 mini (kleur blauw), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een taser, althans een hard voorwerp, op/tegen het achterhoofd, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- met een taser in de richting van voornoemde [slachtoffer] te dreigen;
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door
- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een taser, althans een hard voorwerp, op/tegen het achterhoofd, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd - ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte een wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Volgens de raadsman is niet gebleken dat verdachte zelf enige geweldshandeling heeft gepleegd en is evenmin gebleken dat verdachte de hele tijd bij het incident aanwezig is geweest. Van een voorafgaand plan om [slachtoffer] iets aan te doen is ook niet gebleken.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen enkel is gebleken dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest en dat niet is gebleken dat verdachte een significante bijdrage aan het geweld in de auto heeft geleverd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Een veroordeling ter zake van 'in vereniging geweld plegen' in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is aan de orde indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.
Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Bij de beoordeling heeft de rechtbank het gehele feitencomplex in ogenschouw genomen.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij het plan hadden om samen met [slachtoffer] een coffeeshop in Nederland te openen en dat [slachtoffer] daartoe een geldbedrag van € 76.000,-- heeft ontvangen om voor hen de benodigde vergunning en huisvesting te regelen. Dit geld was afkomstig uit een erfenis van de vader van verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat verdachten aangever op een gegeven niet meer konden bereiken, dat zij zich opgelicht voelden en dat zij daarom naar hem op zoek waren om hem hiermee te confronteren en om het geld terug te halen.
Ten aanzien van de nacht van vrijdag op zaterdag 13 mei 2023, waarin het geweldsincident op de openbare weg de [adres 3] in Deventer heeft plaatsgevonden, stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Verdachte was samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], en twee andere personen, te weten een Litouwer genaamd [medeverdachte 3] en een Koerd genaamd [medeverdachte 4], aanwezig in de woning aan de [adres 1]. Rond 24:00 uur ontving verdachte daar het bericht van ‘[alias]’ dat aangever onderweg was naar huis en later die nacht ontving verdachte een tweede bericht van [alias] waarin stond dat [slachtoffer] bijna thuis was. Omdat verdachte en [medeverdachte 2] met aangever over het verdwenen geld wilden praten, hebben zij toen tegen de andere drie personen gezegd: “laten we nu gaan”. Vervolgens zijn zij met zijn vijven in twee auto’s, te weten de Mercedes van verdachte en een Volkswagen Polo, naar de woning van (de ouders van) [slachtoffer] aan de [adres 2] gereden. Daar hebben zij [slachtoffer] in de omgeving opgewacht. Op een gegeven moment gaf verdachte aan [medeverdachte 1] een teken dat hij aangever zag en dat [medeverdachte 1] zich moest verbergen. Verdachte verstopte zich toen ook.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de beelden afkomstig van de deurbelcamera van de woning aan de [adres 3] zijn beschreven, welke beelden de rechtbank voorafgaand aan de zitting heeft bekeken, blijkt dat [slachtoffer] vervolgens door de [adres 3] is gevlucht en dat vijf personen achter hem aan renden. Nadat de eerste persoon aangever had ingehaald, hebben de volgende drie personen zich bij de eerste persoon gevoegd en vonden, net buiten het zicht van de camera, de gewelddadige handelingen plaats. Op dat moment kwam de vijfde persoon aanrennen.
Uit de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer] volgt verder dat vier personen, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], daar voor de woning aan de [adres 4] zeer grof geweld tegen hem hebben gepleegd, waaronder de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen. [slachtoffer] heeft weliswaar verklaard dat hij verdachte toen niet heeft gezien, maar [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte ook in de richting van het gegil is gerend en verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat hij ter plekke is geweest, maar dat dit hooguit 10 seconden is geweest, en dat [slachtoffer] op dat moment al op de grond lag met bloed in zijn gezicht.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank maakte verdachte deel uit van de groep die achter aangever is aangerend en die geweld tegen aangever heeft gepleegd. Hij is in de richting van aangever gerend en is vervolgens (kort) in de geweld plegende groep aanwezig geweest waardoor hij de groep getalsmatig heeft versterkt. Daarnaast is niet gebleken dat hij zich vervolgens heeft gedistantieerd, integendeel. Hij reed even later als bestuurder in de auto waarin verdachte is mishandeld.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de groep mede op initiatief van verdachte naar het huis van de ouders van [slachtoffer] is gegaan om daar verhaal bij hem te halen en zijn geld terug te halen. Door onder deze omstandigheden welbewust de confrontatie met aangever te zoeken had verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet op het in vereniging plegen van geweld. Als verdachte alleen kwam om te praten, zoals wordt gesteld, had het voor de hand gelegen dat hij dat alleen zou doen, en niet met een groep van vijf personen, die verdachte met een stroomstootwapen opwacht.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan het geweld geleverd en is verdachte ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde geweld.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer].
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten het volgende af.
Verdachte is als bestuurder van de auto aanwezig geweest terwijl [slachtoffer] door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en een derde man in de auto is mishandeld. Verdachte heeft zelf echter geen gewelds- of wegnemingshandelingen gepleegd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Nu er evenmin bewijs is dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten alleen heeft gepleegd, acht de rechtbank de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 mei 2023 te Deventer openlijk, te weten, aan de [adres 3], op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit
- voornoemde [slachtoffer] bij de nek vast te pakken en in een nekklem (gedurende de verdere geweldshandelingen) te houden en te wurgen en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] op de grond te gooien en,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] op de borst te taseren,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd te schoppen,
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen tegen het gezicht te slaan,
- voornoemde [slachtoffer] aan het lichaam vast te pakken en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] over straat mee te sleuren en
-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer] in een auto te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een eventuele strafoplegging te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, waarbij rekening moet worden gehouden met de beperkte rol van verdachte waarin hij zelf geen geweld heeft gepleegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aan de basis van het onderhavige voorval staat een geschil over geld, waarbij verdachte en zijn mededaders zich door [slachtoffer] opgelicht voelden. Vervolgens wilden zij verhaal halen. Zij hebben [slachtoffer] opgewacht, zijn hem achterna gerend en hebben zich vervolgens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Daarbij is [slachtoffer] ernstig gewond geraakt.
Verdachte en zijn mededaders hebben op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het gepleegde geweld heeft ’s nachts op straat in een woonwijk plaatsgevonden. Het behoeft geen betoog dat deze gebeurtenis bij de bewoners die daar lagen te slapen en wakker zijn geworden gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent voorgaande verdachte zwaar aan.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een gevangenisstraf toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. Wel houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat niet is gebleken dat verdachte zelf geweld jegens [slachtoffer] heeft gepleegd.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die onder meer blijken uit het reclasseringsadvies van 13 juni 2023.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte uit Oostenrijk van 13 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld, onder meer voor geweldsdelicten gepleegd in 2018 en 2021.
Al met al ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het op de beslaglijst vermelde stroomstootwapen aan het verkeer dient te worden onttrokken.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het stroomstootwapen geen standpunt ingenomen. Wel heeft de raadsman verzocht dat teruggave wordt gelast van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon. De officier van justitie heeft zich hiertegen niet verzet.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde stroomstootwapen
vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu de telefoon niet op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen staat vermeld, en evenmin in GPS staat geregistreerd, zal de rechtbank zich ten aanzien van het beslag van de telefoon van een oordeel onthouden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens [slachtoffer] is mr. S.K. Lanning, advocaat te Arnhem, op de zitting van 31 oktober 2023 opgetreden. De benadeelde partij vordert, na wijziging van de vordering ter zitting, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 16.091,30 (zestienduizend éénennegentig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 145,32; medische kosten;
- € 350,00; ziekenhuiskosten;
- € 320,98: tandartskosten;
- € 275,00: geld afgenomen of achtergebleven door/bij verdachten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen voor wat betreft de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij zij heeft opgemerkt dat zij het gevorderde bedrag gelet op de omstandigheden hoog vindt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering voor wat betreft het immateriële gedeelte, omdat de behandeling van dat gedeelte gelet op de complexiteit een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Dit omdat er sprake is geweest van een onverschuldigde betaling aan de benadeelde partij waarvoor verdachte in een civiele procedure een eis in reconventie had kunnen indienen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.500,00.
Ten aanzien van de post ’ziekenhuiskosten’ heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de benadeelde partij tien dagen in het ziekenhuis heeft verbleven, maar slechts twee dagen. Gelet hierop verzoekt de raadsman om deze post te matigen tot een bedrag van € 70,00 (twee dagen).
De opgevoerde schadepost ‘geld afgenomen of achtergebleven door/bij verdachten’ is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij dient daarom voor wat betreft deze schade niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de overige posten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten ‘medische kosten’ en ‘tandartskosten’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen.
De post ‘ziekenhuiskosten’ is voor wat betreft twee dagen ziekenhuisverblijf onderbouwd. Nu deze post voor de overige acht dagen die zijn gevorderd niet is onderbouwd, terwijl deze dagen gemotiveerd zijn betwist, ziet de rechtbank aanleiding de post ‘ziekenhuiskosten’ toe te wijzen tot een bedrag van € 70,-- (twee dagen ziekenhuisdagvergoeding) en zal de rechtbank de benadeelde partij voor wat betreft het overige bij deze post gevorderd niet-ontvankelijk verklaren.
De onder de post ‘geld afgenomen of achtergebleven door/bij verdachten’ opgevoerde schade ziet op feit 2, waarvan verdachte is vrijgesproken,,
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat hij immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 3000,00. Dat, zoals is gesteld, de verdachte ook nog een vordering in reconventie op de benadeelde partij zou hebben, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 3.536,30 (bestaande uit € 536,30 materiële schade, te weten € 145,32 medische kosten,
€ 70,00 ziekenhuiskosten en € 320,98: tandartskosten, en € 3.000,00 immateriële schade) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal [slachtoffer] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat [slachtoffer] de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c en 36d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 3.536,30 (bestaande uit € 536,30 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1) van een bedrag van € 3.536,30 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.536,30, (zegge: drieduizend vijfhonderd zesendertig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 45 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een stroomstootwapen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. C.J. Sangers-de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.