ECLI:NL:RBOVE:2023:4510

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
08.021471.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van kleermaker voor ontuchtige handelingen tijdens het passen van jurken

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 67-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De man was schuldig bevonden aan het dwingen van drie slachtoffers tot het dulden van ontuchtige handelingen tijdens het passen van jurken in zijn kledingwinkel in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, terwijl hij als kleermaker werkte, ongevraagd en op een onverhoedse manier seksuele handelingen verrichtte bij de slachtoffers, wat leidde tot een ernstige inbreuk op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als overtuigend beschouwd, en heeft vastgesteld dat de handelingen van de verdachte in strijd waren met de sociaal-ethische normen. De verdachte werd vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten voldoende waren om tot een veroordeling te komen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €1.884,94 aan een van de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.021471.23 (P)
Datum vonnis: 10 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.D.W. Herrings, advocaat in Rijen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door
mr. N. Amine, advocaat in Leiden, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 10 september 2021 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het (over en/of onder de kleding) betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 2] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij werkzaam was als kleermaker in zijn kledingwinkel [bedrijf] ,
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht terwijl die [slachtoffer 2] bezig was om een jurk te passen en/of terwijl hij bezig was om die jurk af te spelden en/of recht te trekken, althans om die [slachtoffer 2] te helpen bij het passen en/of vermaken van die jurk en/of
- voornoemde seksuele handelingen telkens onverhoeds heeft verricht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 10 september 2021
te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het (over en/of onder de kleding) betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij werkzaam was als kleermaker in zijn kledingwinkel [bedrijf] ,
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht terwijl die [slachtoffer 3] bezig was
om een jurk te passen en/of terwijl hij bezig was om die jurk af te spelden en/of
recht te trekken, althans om die [slachtoffer 3] te helpen bij het passen en/of vermaken
van die jurk en/of
- voornoemde seksuele handelingen telkens onverhoeds heeft verricht;
3.
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Enschede,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het (over en/of onder de kleding) betasten van de borsten en/of de billen en/of de binnenkant van de bovenbenen en/of de vulva, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij werkzaam was als kleermaker in zijn kledingwinkel [bedrijf] ,
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht terwijl die [slachtoffer 1] bezig was om
een jurk te passen en/of terwijl hij bezig was om die jurk af te spelden en/of recht te
trekken, althans om die [slachtoffer 1] te helpen bij het passen en/of vermaken van die jurk
en/of
- voornoemde seksuele handelingen telkens onverhoeds heeft verricht;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Daartoe is primair het volgende aangevoerd. Ten aanzien van feit 1 kan weliswaar worden gesteld dat de aangifte wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, maar de ten laste gelegde handelingen leveren geen strafbaar feit op. Deze handelingen behoren bij het uitvoeren van de werkzaamheden van verdachte als professioneel kleermaker. Ten aanzien van feit 2 is geen sprake van onzedelijk aanraken, nu de aangifte niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 3 kunnen de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] niet als steunbewijs worden beschouwd omdat deze afkomstig zijn uit één en dezelfde bron, te weten aangeefster. Andere informatie die mogelijk als steunbewijs kan dienen is er niet.
Subsidiair is ten aanzien van de feiten 2 en 3 aangevoerd dat de ten laste gelegde handelingen geen strafbare feiten opleveren. Allereerst is er geen sprake van dwang. Daarvan kan immers slechts sprake zijn wanneer verdachte heeft veroorzaakt dat aangeefsters de in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde handelingen tegen hun wil hebben ondergaan én dat zijn opzet daarop was gericht. Verder kunnen de handelingen van verdachte niet als ontuchtig worden aangemerkt nu deze handelingen niet van seksuele aard waren en niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, is onvoldoende. De handelingen van verdachte zagen slechts op het passend maken dan wel op het verrichten van verstelwerkzaamheden van de jurken. Tot slot is aangevoerd dat de overtuiging ontbreekt, gelet op de stellige ontkenning door verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde eigenaar van kledingzaak
[bedrijf]aan de [adres 2] . Verdachte bood in zijn winkel bruids- en avondmode aan voor vrouwen. In de kledingzaak konden de klanten de door hen uitgezochte kleding passen. Verdachte is kleermaker en hij was de enige mannelijke medewerker in de kledingzaak. Tijdens het passen van de jurk/jurken beoordeelde de klant samen met verdachte of de jurk goed paste of dat deze nog passend moest worden gemaakt. Verdachte gaf professioneel advies daarover en wanneer een jurk moest worden vermaakt, speldde hij deze jurk af. Wanneer een jurk bij de borstpartij moest worden opgevuld voorzag verdachte de jurk van cups die ter hoogte van de borsten in de jurk moesten worden geplaatst. Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 oktober 2023 verklaard dat, wanneer een jurk bij de borstpartij moest worden opgevuld, hij de cups aan de klant gaf zodat zij de cups zelf ter opvulling van de borstpartij op de juiste plek aan de binnenkant van de jurk kon plaatsen.
Door drie vrouwen is aangifte gedaan van het bij hen plegen van ontuchtige handelingen door verdachte tijdens het passen van jurken in zijn winkel. Deze handelingen bestonden uit het betasten van de borsten, billen, de binnenkant van de bovenbenen en de schaamstreek. Verdachte heeft verklaard dat hij geen handelingen heeft verricht anders dan die noodzakelijk waren voor de uitoefening van zijn beroep als kleermaker. Hij ontkent dat hij bij het verrichten van deze handelingen opzet had op het plegen van seksueel ontuchtige handelingen.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in deze zaak, leidt dat ten eerste tot de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan en ten tweede of sprake is van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 Sr. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.3.2
Het bewijsminimum
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van het tweede lid van artikel 342 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Ten aanzien van feit 1
Door [slachtoffer 2] is aangifte gedaan. De rechtbank is van oordeel dat deze aangifte op specifieke punten wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 4] en door de aangifte van [slachtoffer 3] . De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 1 is voldaan aan het bewijsminimum. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte met zijn hand de jurk die zij op dat moment aan had aan de bovenkant bij haar borst vastpakte en de jurk vervolgens bij haar borst naar voren trok. Hierbij raakte hij haar borst aan. In het dossier bevindt zich naast deze aangifte geen ander steunbewijs. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij wel heeft gezien dat verdachte aan de jurk van [slachtoffer 3] zat te frunniken, maar dat zij niet heeft gezien dat verdachte aan haar borsten zat. [slachtoffer 2] heeft ook niet gezien wat er is gebeurd maar heeft gehoord van aangeefster wat verdachte heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, waardoor niet is voldaan aan het bewijsminimum.
Gelet hierop kan dit feit niet wettig en overtuigend worden bewezen verklaard. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 20 augustus 2022 in de winkel van verdachte een jurk had uitgezocht die zij in het pashokje is gaan passen. Verdachte heeft hierbij aangegeven dat zij de jurk zonder haar bh moest passen. Toen aangeefster uit het pashokje kwam ging verdachte achter haar staan. Hij ging met zijn hand achter de jurk aan de boven-/voorzijde van de jurk. Hij ging met zijn rechterhand naar de linkerborst en pakte deze aan de onderkant vast waarna hij de borst omhoog haalde en daarna ging met zijn linkerhand achter de jurk aan de voorkant en pakte haar andere borst ook vast en haalde deze ook omhoog.
Terwijl verdachte nog achter aangeefster stond, ging hij weer vanaf de achterkant de jurk in, pakte weer de beide borsten van aangeefster vast, haalde deze omhoog en wreef hierbij over haar tepels. Vervolgens sloot verdachte de rits van de jurk aan de achterzijde. Hij raakte daarna met zijn handen ook de billen en heupen van aangeefster aan. Tijdens het passen had aangeefster haar fietsbroek met korte pijpjes aangehouden Verdachte heeft vervolgens de jurk ongevraagd aan de onderkant omhoog gedaan en heeft de pijpjes van het fietsbroekje omhoog gedaan. Hij streek hierbij met zijn handen over de billen van aangeefster, ging ook met zijn handen aan de binnenkant van haar benen en streek daarbij met zijn handen over de vagina van aangeefster. Aangeefster wilde weg, maar zag zich genoodzaakt om aan verdachte te vragen om de rits van de jurk, die op de rug zat, open te doen omdat zij dit zelf niet kon. Zij was in paniek en zocht een uitweg. Zij vroeg aan verdachte of zij kon pinnen. Dit was niet mogelijk. Aangeefster heeft aan verdachte in de winkel aangegeven geld te gaan pinnen en heeft daarop de winkel verlaten.
Naast de aangifte bevindt zich in het dossier de verklaring van getuige [getuige 1] . Hij heeft verklaard dat zijn vriendin [slachtoffer 1] een jurk is gaan passen bij [bedrijf] in [adres 2] . Zij belde hem via facetime terwijl zij in een pashokje zat. Zij vertelde dat zij een jurk had gevonden en zei dat zij moest gaan pinnen. Zij was helemaal van slag en anders dan normaal. Even later kwam aangeefster thuis. Zij was helemaal van slag, moest huilen en vertelde dat zij de kledingzaak uit is gevlucht met de smoes dat zij geld moest pinnen. Zij vertelde dat “hij” haar betast had bij haar benen en bij haar borsten. Ze moest haar bh uit doen. Zij vertelde dat “hij” haar aan de borsten en tussen de benen, bij de schaamstreek en billen had aangeraakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 27 oktober 2023 verklaard dat hij op 20 augustus 2022 de enige medewerker in de winkel was en dat hij zich aangeefster zeer goed kan herinneren. Zij had meerdere jurken gepast. Een van de jurken was een jurk die tot aan de zoom open was en die zonder bh moest worden gedragen. Tijdens het passen van de jurken was aangeefster aan het bellen met haar man. De laatste jurk betrof een model dat hoger op de dij doorzichtig was. Zij had een fietsbroek aan en het was niet mooi om een korte broek onder de jurk te zien. Verdachte heeft verklaard dat hij misschien de korte broek aan een kant heeft opgetild. De laatste jurk had een rits op de rug die aangeefster zelf niet open of dicht kon doen.
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de verklaring van aangeefster consistent en gedetailleerd is en op specifieke punten steun vindt in de verklaring van de getuige [getuige 1] , terwijl de verklaring van getuige [getuige 1] ook op onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 3 is voldaan aan het bewijsminimum. Het verweer wordt verworpen.
3.3.3
Ontuchtige handelingen
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van feit 1 en feit 3, is voorts van belang of de door verdachte gepleegde handelingen ook ontuchtig waren. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ontuchtige handelingen zien op handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Uit het bestanddeel ‘dwingen’ volgt het vereiste dat het (eventueel voorwaardelijk) opzet mede omvat, het tegen de wil van het slachtoffer doen ondergaan van een of meer ontuchtige handelingen. Of dat het geval is laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Van dwang kan ook sprake zijn als het slachtoffer zich door het onverhoedse handelen van verdachte daartegen niet heeft kunnen verzetten.
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat verdachte de borsten en de billen van [slachtoffer 2] (feit 1) heeft betast. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2023 dat niet hij, maar [slachtoffer 2] zelf de cups onder haar borsten heeft gedaan, wordt weerlegd door de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, voordat zij het wist de cups in de jurk deed en dat hij dit onaangekondigd deed. Terwijl verdachte haar borsten en billen betastte was zij verstijfd, zij voelde zich ongemakkelijk en beschaamd.
De rechtbank heeft ook reeds vastgesteld dat verdachte de borsten, de billen, de binnenkant van de bovenbenen en de vulva, althans de schaamstreek van [slachtoffer 1] (feit 3) heeft betast.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen naar hun aard in de gegeven omstandigheden – in samenhang en naar uiterlijke verschijningsvorm bezien – onmiskenbaar gedragingen van seksuele aard. Deze gedragingen kunnen, mede gelet op hun aard, de omstandigheden waaronder en de wijze waarop deze zijn geschied, vanuit seksueel oogpunt niet als neutraal worden beschouwd. Verder kan er in redelijkheid niet aan worden getwijfeld dat het gedrag van verdachte in strijd is met een sociaal-ethische norm. Maatschappelijk gezien wordt niet aanvaard dat iemand ongevraagd, plotseling en op een openbare plek, dergelijke gedragingen pleegt.
Ook zijn de handelingen onverhoeds geweest voor beide aangeefsters. De rechtbank leidt dit af uit de omstandigheid dat verdachte, terwijl hij zich achter de aangeefsters bevond, met zijn hand hun borsten heeft betast en dat zij van zijn handelingen zijn geschrokken op het moment dat deze plaatsvonden. Bij haar oordeel dat sprake is geweest van dwang van de zijde van verdachte heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat de gedragingen van verdachte plaatsvonden binnen een zakelijke context, met verdachte als kleermaker en de aangeefsters als klant. Aangeefsters hoefden in het geheel niet bedacht te zijn op fysieke toenadering door verdachte en het is goed voorstelbaar dat zij beduusd waren en dat zij zich in het nauw gedreven voelden op het moment dat verdachte hen ontuchtig aanraakte en betastte. Van dwingen kan ook sprake zijn indien het onverhoedse karakter van het handelen aangeefsters heeft overvallen en daardoor verzet heeft voorkomen, zoals hier het geval is geweest.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de handelingen van verdachte ontuchtige handelingen zijn als bedoeld in artikel 246 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 september 2021 tot en met 10 september 2021 te Enschede,
door andere feitelijkheden [slachtoffer 2] ,
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het over en onder de kleding betasten van de borsten en de billen van die [slachtoffer 2] , waarbij die andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij werkzaam was als kleermaker in zijn kledingwinkel [bedrijf] ,
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht terwijl die [slachtoffer 2] bezig was om een jurk te passen en/of terwijl hij bezig was om die jurk af te spelden en/of recht te trekken, althans om die [slachtoffer 2] te helpen bij het passen van die jurk en
- voornoemde seksuele handelingen telkens onverhoeds heeft verricht;
3
hij op 20 augustus 2022 te Enschede,
door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het over en onder de kleding betasten van de borsten en de billen en de binnenkant van de bovenbenen en de vulva, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ,
waarbij die andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij werkzaam was als kleermaker in zijn kledingwinkel [bedrijf] ,
- voornoemde seksuele handelingen heeft verricht terwijl die [slachtoffer 1] bezig was om een jurk te passen en terwijl hij bezig was om die jurk af te spelden en/of recht te trekken, althans om die [slachtoffer 1] te helpen bij het passen van die jurk en
- voornoemde seksuele handelingen telkens onverhoeds heeft verricht;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat, bij een veroordeling, rekening moet worden gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De eis van de officier van justitie acht zij buiten proportie en volstaan kan worden met oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als kleermaker in zijn winkel voor bruids- en avondmode, tijdens het passen van jurken, bij twee klanten ontuchtige handelingen verricht. Hij heeft de borsten en de billen van [slachtoffer 2] betast en bij [slachtoffer 1] de borsten, de billen, de binnenkant van de bovenbenen en de vulva, althans de schaamstreek betast.
Verdachte heeft met zijn handelen de grenzen van het betamelijke ruimschoots overschreden. Een klant hoeft dergelijke handelingen niet te verwachten tijdens het passen van kleding en al helemaal niet van iemand die op dat moment op een professionele manier met zijn klanten om zou moeten gaan. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefsters. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele aandrift en zich niet bekommerd over de gevolgen van zijn handelen voor aangeefsters. Blijkens de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgelezen verklaring ervaart zij nog steeds de negatieve impact hiervan en heeft dit grote gevolgen gehad voor haar psychische gesteldheid Zij kampt nog dagelijks met de gevolgen hiervan. De rechtbank rekent verdachte deze feiten daarom zwaar aan, evenals de omstandigheid dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 28 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte, hoewel niet recent (te weten in 2011), wel eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit (handelen in strijd met artikel 246 Sr).
Gelet hierop en gezien de ernst van de gepleegde feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft evenwel bij het bepalen van de soort straf en de hoogte daarvan in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn leeftijd, de omstandigheid dat hij met pensioen is en dat zijn winkel [bedrijf] recent is gesloten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf. De rechtbank zal van deze taakstraf de tijd aftrekken die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden dat hij opnieuw soortgelijke feiten pleegt acht de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd verbonden van drie jaren.
Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij ten aanzien van feit 3 gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen van een bedrag van € 634,94 materiële schadevergoeding en een bedrag van € 2.500,-- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 20 augustus 2022.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding integraal moet worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering. Subsidiair heeft zij zich, voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft zij afwijzing bepleit dan wel aanzienlijke matiging van de gevorderde immateriële schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost met betrekking tot vergoeding van materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 20 augustus 2022.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte in haar persoon is aangetast, gelet ook op de door haar ingediende slachtofferverklaring. De rechtbank zal de omvang van de schade naar billijkheid vaststellen op € 1.250,--. De rechtbank zal de vordering voor dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering aanbrengen bij de civiele rechter.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 3,telkens het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht (2 dagen), bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 1.884,94(bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3): van een bedrag van
€ 1.884,94(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.884,94, (zegge: duizend achthonderdvierentachtig euro en vier en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
28 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het meer of anders gevorderde
niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022384670, onderzoeksnummer ONRBC2251/Malaga. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2023, voor zover inhoudende als de verklaring van verdachte:
Ik ben de enige mannelijke medewerker in mijn kledingzaak [bedrijf] aan de [adres 2] . Ik herinner mij de jurk.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] bladzijde 45 tot en met 48, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Vorig jaar was ik in de winkel [bedrijf] aan de [adres 2] . Ik ging met mijn moeder en mijn zus op zoek naar een jurk. Wij hadden een beiden een aantal jurken gevonden en gingen deze passen om te laten vermaken. Dit is in september 2021 gebeurd. Ik stond voor de spiegel bij de paskamers. Ik stond met mijn gezicht naar de spiegel zodat ik mee kon kijken. Hij stond naast mij aan de rechter kant. Hij stond met zijn gezicht naar mij toe, half gedraaid naast mij. Terwijl hij naast mij stond deed hij de cups van de bovenkant achter mijn jurk. Ik droeg geen bh omdat het een strapless jurk was. Hij gaf aan dat hij cups had om dat op te vullen. Die had hij inmiddels gepakt. Ik wist niet dat hij die cups achter mijn jurk zou doen. Dat deed hij automatisch. Voor dat ik het wist deed hij dat al. Hij had het niet aangekondigd dat hij de cups achter mijn jurk zou doen. Met twee handen ging hij achter mijn jurk en met een hand tilde hij mijn blote borst op en met de andere hand deed hij de cup onder mijn borst. Hij bleef frunniken bij mijn borst om de cup zogenaamd goed te doen. Vervolgens deed hij dat bij de andere borst op de zelfde manier. Voor mijn gevoel deed hij dat ook onnodig lang.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , bladzijde 55 tot en met 57, voor zover inhoudend als de verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Ik ben met mijn dochters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] naar de winkel [bedrijf] aan de [adres 2] gegaan. De dames hebben meerdere jurken uitgezocht die ze wilden passen. [slachtoffer 2] kwam uit het hokje. Toen kwam hij tot de conclusie dat er iets onder haar borsten moest dat vulde de jurk mooi af. Hij haalde van achteren een stukje op om het onder haar borsten te zetten. Hij vroeg niets. Hij deed het gewoon. Hij deed zijn hand achter haar jurk aan de zijkant boven en stopte die vulling onder haar borst waarbij haar borst aanraakte. Hij streek een paar keer over haar billen. Ik ben op [datum] getrouwd. lk denk wij een week 4 a 5 daarvoor in de winkel waren.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , bladzijde 50 tot en met 53, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Ik was vorig jaar met mijn moeder en mijn zusje [slachtoffer 2] in de winkel [bedrijf] aan de [adres 2] . Mijn zusje [slachtoffer 2] , mijn moeder en ik waren op zoek naar een jurk. Uiteindelijk zijn wij, mijn zus en ik, elk een paskamer ingegaan. Op een gegeven moment had ook zus een jurk uitgekozen. Hij was wel tien minuten aan het prutsen bij haar billen. Ik zag dat hij steeds met zijn hand over haar billen streek. Hij streek echt over de hele bil. Van de onderrug tot aan haar bil. De jurk was bij haar borsten veel te wijd. Hij heeft toen vulling opgehaald. Die heeft hij zelf bij haar achter de jurk geplaatst. Zonder iets aan haar te vragen pakte hij met wijsvinger en duim haar borst en met de andere hand ging hij van boven achter haar jurk en drukte de vulling onder haar borst. Hij stond met zijn hand achter haar borsten friemelen. Hij verplaatste het kussentje iedere keer van onderen naar de zijkant van haar borsten. Hij deed dit bij beide borsten en hij keek steeds achter haar jurk naar haar borsten. Met de hand waarmee hij aan de bovenkant haar borst vasthield wreef hij ook langs haar tepel. Dit is begin september 2021 gebeurd.
Ten aanzien van feit 3
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2023, voor zover inhoudende als de verklaring van verdachte:
Ik herinner mij aangeefster zeer goed. Zij had meerdere jurken gepast. Een van de jurken was een jurk die tot aan de zoom open was en die je zonder bh moest dragen. Tijdens het passen van de jurken was zij aan het bellen met haar man. De laatste jurk betrof een model dat hoger op de dij doorzichtig was. Zij had een fietsbroek aan. Het was niet mooi om een korte broek onder de jurk te zien. Misschien heb ik de korte broek aan een kant opgetild. De laatste jurk had een rits op de rug die zij zelf niet dicht kon doen.
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , bladzijde 14 tot en met 17, voor zover inhoudend als de verklaring van aangeefster:
Op 20 augustus 2022 was ik aan de [adres 2] bij de kledingwinkel [bedrijf] . Ik had een jurk uitgezocht. Hij gaf op dat moment aan dat ik deze jurk zonder mijn bh moest passen. Ik had een fietsbroekje aan en die heb ik gelaten. Mijn bh was ook nog aan. De achterzijde van de jurk was helemaal open nog. Er zit een rits in vanaf het staartbotje tot aan de nek. Toen ik uit het pashok kwam ging hij bij me staan en ging met zijn hand achter de jurk aan de boven-/voorzijde van de jurk. Hij ging met zijn rechterhand naar mijn linkerborst toe en pakte mijn borst aan de onderkant vast en haalde mijn borst omhoog. Hij stond achter mij en ging met zijn linkerhand ook achter de jurk aan de voorkant en pakte mijn andere borst vast. Deze haalde hij ook omhoog. Terwijl hij achter mij stond ding hij vanaf de achterkant de jurk in, pakte weer mijn beide borsten vast, haalde deze omhoog en wreef over mijn tepels. Hij raakte met zijn handen ook mijn billen en heupen aan.
Hij deed alles zonder of toestemming aan mij te vragen. Hij deed vervolgens zonder te vragen, de jurk aan de onderkant omhoog zodat hij bij het fietsbroekje kon en haalde de pijpjes van het broekje omhoog. Hierbij ging hij met zijn handen ook aan de binnenkant van mijn benen, eerst het ene been en toen het ander been. Hij streek hierbij met zijn handen over mijn billen heen en ging ook met zijn handen aan de binnenkant van mijn benen en streek hierbij met de binnenkant van zijn handen over mijn vagina heen. Dit deed hij bij beide pijpjes van het fietsbroekje. Ik ging terug het pashokje in. Ik was in paniek en zocht een uitweg. Ik vroeg hem of ik kon pinnen. Ik kreeg de rits niet alleen toen. Ik moest hem dus om hulp vragen. Hij trok de gehele rits open. Ik heb met mijn vriend gefacetimed nom 10:48 uur. Ik wilde ook dat mijn vriend wist waar ik was, dit voelde voor mij als veilig aan op dat moment. Ik ben de winkel uitgerend en heb direct mijn vriend gebeld.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 21 tot en met 23, voor zover inhoudend als de verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] is een jurk gaan passen bij [bedrijf] in [adres 2] . [slachtoffer 1] belde mij. Ze zat op dat moment in een pashokje. Ze belde mij via Facetime. Ze had een jurk gevonden. Ze was een beetje vaag. Ze zei dat ze moest gaan pinnen. Ze was anders dan normaal. Even later kwam ze thuis. Ze was helemaal van slag. Zij vertelde dat zij min of meer de zaak uit is gevlucht met de smoes dat ze moest pinnen. Ze vertelde dat hij haar betast had bij haar benen en bij haar borsten. Ze moest haar bh en haar broekje uit doen. [slachtoffer 1] was helemaal van slag, huilen. Hij zou haar aan de borsten en tussen de benen, schaamstreek en billen aangeraakt hebben. Dit was op 20 augustus 2022. Wij hebben via facetime contact gehad tussen 10:30 en 11:30 uur.