Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
[eiser] B.V.,
[gedaagde] B.V.,
1. De procedure
- de conclusie van antwoord,
2. De feiten
De heer [naam 1], ten deze handelend als alleen zelfstandig bevoegd bestuurder van[eiser] B.V.,een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1], met adres [adres 1], handelsregisternummer [nummer 1];
[bedrijf 1] B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te Enschede, met adres [adres 2], handelsregisternummer [nummer 2], ten deze vertegenwoordigd door:
[bedrijf 2] B.V.,een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te Enschede, met adres [adres 2], handelsregisternummer [nummer 3], ten deze vertegenwoordigd door de heer [naam 2]; en
[gedaagde] B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2], met [adres 3], handelsregisternummer [nummer 4], ten deze vertegenwoordigd door de heer [naam 3];
Over het geleende of niet afgeloste deel daarvan is Kredietnemer over de looptijd een rente van 5% rente op jaarbasis verschuldigd. Vanaf 1 juni 2021 is kredietnemer verplicht de tot dan toe verschenen rente te voldoen. Eerste rentebetaling voor of uiterlijk op 1 juni 2021;
IV. Overige bepalingen
Indien een partij bestaat uit meerdere personen, dan is ieder van hen hoofdelijk verbonden voor het geheel van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen;
Indien een partij bestaat uit meerdere personen, dan is ieder van hen hoofdelijk verbonden voor het geheel van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen;”. Daarnaast staat in de overeenkomst dat partijen een rente van 5% per jaar zijn overeengekomen, waardoor [gedaagde] ook de verschenen rente moet betalen. Over de periode vanaf 1 juni 2021 tot 21 april 2023 heeft [eiser] deze rente berekend op een bedrag van € 2.415,07. Verder stelt [eiser] dat zij [gedaagde] tevergeefs heeft aangemaand om aan haar betalingsverplichting te voldoen. [eiser] heeft daardoor buitengerechtelijke incassokosten moeten maken, waarvoor zij een vergoeding van € 1.025,- vordert.
Indien een partij bestaat uit meerdere personen, dan is ieder van hen hoofdelijk verbonden voor het geheel van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen;” mist toepassing, omdat [bedrijf 1] niet uit meerdere personen bestaat.
vertegenwoordigddoor [bedrijf 2] en [gedaagde]. Maar vervolgens staat er dat [bedrijf 1], [bedrijf 2] en [gedaagde] tezamen en afzonderlijk als ‘kredietnemer’ moeten worden geduid. Het geld is echter alleen verstrekt aan [bedrijf 1]. De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat de bepaling “
Indien een partij bestaat uit meerdere personen, dan is ieder van hen hoofdelijk verbonden voor het geheel van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen;”, onduidelijk is. Er is namelijk geen sprake van een partij die uit meerdere personen bestaat, bij de ondergetekenden staat immers dat de partij [bedrijf 1] vertegenwoordigd is door [bedrijf 2] en [gedaagde]. Dat de aanduiding van [bedrijf 1], [bedrijf 2] en [gedaagde] als ‘kredietnemer’, betekent dat zij moet worden gezien als een partij die bestaat uit meerdere personen, is niet overtuigend.