ECLI:NL:RBOVE:2023:4493

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
84/223578-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedrieglijke bankbreuk en faillissementsfraude door feitelijk bestuurder van een failliet verklaarde vennootschap

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man, die als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V. is veroordeeld voor het medeplegen van bedrieglijke bankbreuk en faillissementsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 juni 2020 tot en met 15 september 2020, voorafgaand aan het faillissement van [bedrijf 1] B.V., meerdere geldbedragen heeft onttrokken aan de boedel en buitensporige middelen heeft verbruikt. De verdachte heeft in totaal € 229.766,20 aan de vennootschap onttrokken, waarvan een aanzienlijk deel is vergokt in het casino. Daarnaast heeft hij schoonmaakcontracten van [bedrijf 1] B.V. omgezet naar een nieuw opgerichte vennootschap, [bedrijf 4] B.V., en een financial leaseovereenkomst gesloten voor de aanschaf van een Porsche Cayenne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk heeft gehandeld met het doel om schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden met een proeftijd van 3 jaren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 84/223578-21 (P)
Datum vonnis : 9 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 en 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ruige en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.W. Syrier, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 12 oktober 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(
primair) in de periode van 5 juni 2020 tot en met 15 september 2020 als feitelijk bestuurder van het failliet verklaarde [bedrijf 1] B.V., samen met natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door onder andere meerdere geldbedragen aan de boedel te onttrekken en/of buitensporig middelen van voornoemde rechtspersoon te verbruiken dan wel (
subsidiair) dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] B.V., als bestuurder van voornoemde rechtspersoon, plegen van voornoemd strafbaar feit;
feit 2:(
primair) in de periode van 27 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 als feitelijk bestuurder van het failliet verklaarde [bedrijf 1] B.V., samen met natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, buitensporig middelen (tot een totaalbedrag van € 230.543,60) van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt dan wel (
subsidiair) dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] B.V. plegen van voornoemd strafbaar feit;
feit 3:(
primair) in de periode van 27 juni 2019 tot en met 15 september 2020 als feitelijk bestuurder van het failliet verklaarde [bedrijf 1] B.V. opzettelijk niet heeft voldaan aan de administratie-, bewaar- en/of afgifteplicht door niet de (volledige) administratie aan de curator te overleggen en/of niet de (gehele) administratie te voeren en/of bewaren dan wel (
subsidiair) dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] B.V. plegen van voornoemd strafbaar feit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
(
primair)
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 05 juni 2020 tot en met 15
september 2020, te Apeldoorn en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Leeuwarden, althans in Nederland,
als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen,
(sub 1) voor bovengenoemd faillissement,
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 20.770, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-059 t/m DOC-065), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 2.000, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-069), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 1.900, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] (DOC-070), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 10.547,40, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] (DOC-071), en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) € 14.907,20, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van het G-rekeningnummer van [bedrijf 1] B.V. naar het G-rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 3] B.V. (DOC-096), en/of
- zes, althans één of meer, schoonmaakcontracten met [bedrijf 5] die onderdeel waren van de inboedel van [bedrijf 1] B.V. omgezet naar een door verdachte [verdachte] nieuw opgerichte B.V. genaamd [bedrijf 4] B.V. (DOC-038 en DOC-137),
waardoor hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededader(s), (telkens) enig goed aan de boedel heeft onttrokken, en/of
(sub 2) voor bovengenoemd faillissement,
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met [bedrijf 6] B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk BMW, type X1, met kenteken [kenteken 1] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag
van € 39.920,64 zou betalen in 48 termijnen (DOC-040), en/of
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met [bedrijf 6] B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk Porsche, type Cayenne, met kenteken [kenteken 2] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 40.111,60 zou betalen in 30 termijnen (DOC-041),
waardoor hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededader(s), buitensporig middelen van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd,
terwijl hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat hierdoor één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(
subsidiair)
[bedrijf 2] B.V., op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 05 juni 2020 tot en met 15 september 2020, te Apeldoorn en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Leeuwarden, althans in Nederland,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen,
(sub 1) voor bovengenoemd faillissement,
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 20.770, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-059 t/m DOC-065), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 2.000, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-069), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 1.900, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] (DOC-070), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 10.547,40, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] (DOC-071), en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) € 14.907,20, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van het G-rekeningnummer van [bedrijf 1] B.V. naar het G-rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 3] B.V. (DOC-096), en/of
- zes, althans één of meer, schoonmaakcontracten met [bedrijf 5] die onderdeel waren van de inboedel van [bedrijf 1] B.V. omgezet naar een door verdachte [verdachte] nieuw opgerichte B.V. genaamd [bedrijf 4] B.V. (DOC-038 en DOC-137),
waardoor [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), (telkens) enig goed aan de boedel heeft onttrokken, en/of
(sub 2) voor bovengenoemd faillissement,
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met [bedrijf 6]
B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk BMW, type X1, met kenteken [kenteken 1] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 39.920,64 zou betalen in 48 termijnen (DOC-040), en/of
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met [bedrijf 6] B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk Porsche, type Cayenne, met kenteken [kenteken 2] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 40.111,60 zou betalen in 30 termijnen (DOC-041),
waardoor [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), buitensporig middelen van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd,
terwijl [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), (telkens) wist(en) dat hierdoor één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte [verdachte] (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2:
(
primair)
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 juni 2019 tot en met 04 juni 2020, te Apeldoorn en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen,
voor bovengenoemd faillissement,
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 73.450, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-059 t/m DOC-065), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 32.700, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-066 en DOC-069), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 32.300, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] (D0C-070), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 9.819, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] (DOC-071), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 44.950, althans een
geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar de zakelijke rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ten name van [bedrijf 2] B.V. (DOC-072), en/of
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met Volkswagen Pon Financial Services B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk Mercedes, type C250, met kenteken [kenteken 3] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 37.324,60 zou betalen in 60 termijnen (DOC-116),
waardoor hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededader(s), (telkens) buitensporig middelen (tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 230.543,60) van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, ten gevolge waarvan één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(
subsidiair)
[bedrijf 2] B.V., op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 juni 2019 tot en met 04 juni 2020, te Apeldoorn en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen,
voor bovengenoemd faillissement,
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 73.450, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-059 t/m DOC-065), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 32.700, althans een geldbedrag, contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] (DOC-066 en DOC-069), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 32.300, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] (D0C-070), en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 9.819, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] (DOC-071), en/of- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 44.950, althans een geldbedrag, heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar de zakelijke rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ten name van [bedrijf 2] B.V. (DOC-072), en/of
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met Volkswagen Pon Financial Services
B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk Mercedes, type C250, met
kenteken [kenteken 3] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V.
een bedrag van € 37.324,60 zou betalen in 60 termijnen (DOC-116),
waardoor [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), (telkens) buitensporig middelen
(tot een totaalbedrag van (ongeveer) € 230.543,60) van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, ten gevolge waarvan één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte [verdachte] (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3:
(
primair)
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 juni 2019 tot en met 15
september 2020, te Apeldoorn en/of Leeuwarden, althans in Nederland,
als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
(sub 1) desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen (zoals beschreven in artikel 10 eerste lid Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator heeft verstrekt, en/of
(sub 2) voor en/of tijdens bovengenoemd faillissement (telkens) opzettelijk niet heeft voldaan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement werd bemoeilijkt,
immers heeft hij, verdachte [verdachte] ,
- ( desgevraagd) geen (volledige) administratie (onder meer een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en een financiële administratie) overlegd aan de curator van bovengenoemd faillissement, en/of
- niet de (gehele) administratie (onder meer een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en een financiële administratie) gevoerd en/of doen voeren en/of bewaard en/of doen bewaren;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(
subsidiair)
[bedrijf 2] B.V., op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 juni 2019 tot
en met 15 september 2020, te Apeldoorn en/of Leeuwarden, althans in Nederland,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke
op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
(sub 1) desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen (zoals beschreven in artikel 10 eerste lid Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator heeft verstrekt, en/of
(sub 2) voor en/of tijdens bovengenoemd faillissement (telkens) opzettelijk niet heeft voldaan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement werd bemoeilijkt,
immers heeft hij, verdachte [verdachte] ,
- ( desgevraagd) geen (volledige) administratie (onder meer een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en een financiële administratie) overlegd aan de curator van bovengenoemd faillissement, en/of
- niet de (gehele) administratie (onder meer een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en een financiële administratie) gevoerd en/of doen voeren en/of bewaard en/of doen bewaren,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte [verdachte] (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op 4 juli 2017 heeft verdachte eenmanszaak [bedrijf 1] opgericht. Verdachte heeft verklaard dat zijn werknemers bij zes vestigingen van [bedrijf 5] schoonmaakwerkzaamheden uitvoerden.
De eenmanszaak werd op 27 juni 2019 omgezet in [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] B.V.). [2] [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ), eveneens opgericht op 27 juni 2019, is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] B.V. [3] Verdachte is op zijn beurt enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] . [4]
Aanleiding onderzoek
Op 15 september 2020 werd [bedrijf 1] B.V., op verzoek van Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: het
pensioenfonds), door de rechtbank Gelderland failliet verklaard. Mr. R.F. Feenstra (hierna:
Feenstra) werd aangesteld tot curator. [5]
Feenstra heeft op 22 oktober 2020 een melding gemaakt bij het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude. Hij had het vermoeden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) zich schuldig hadden gemaakt aan faillissementsfraude. Op 27 november 2020 heeft Feenstra een aanvullende melding ingediend, omdat hij vermoedde dat ook medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) betrokken is geweest bij de fraude in het faillissement van [bedrijf 1] B.V.
Op 19 februari 2021 is besloten tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek tegen voornoemde verdachten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 (sub 2) en 3 ten laste gelegde feiten. De onder 1 en 2 (sub 2) ten laste gelegde feiten heeft hij in een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegd, aldus de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1, de onderdelen 1 en 2 (contante opnamen) en 3 en 4 (overboekingen naar privérekening), gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van de onderdelen 5 (overboeking naar [bedrijf 3] B.V.) en 6 (omzetten van de schoonmaakcontracten) moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsman. Hij heeft in dit verband gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het benadelen van de schuldeisers.
De raadsman heeft daarnaast bepleit dat verdachte van de onderdelen 7 en 8 (financial leaseovereenkomsten Porsche en BMW) moet worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet kan volgen dat verdachte weet heeft gehad van de aanschaf van de Porsche en de BMW.
Met betrekking tot feit 2, de onderdelen 1 tot en met 4, heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van onderdeel 5 (overboekingen naar [bedrijf 2] ) heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet kan blijken dat sprake is van buitensporige bestedingen, en in het bijzonder niet dat deze gelden zijn vergokt.
Hij heeft ten aanzien van onderdeel 6 (financial leaseovereenkomst Mercedes) naar voren
gebracht dat verdachte niet betrokken is geweest bij de aankoop en financiering van de auto.
Tot slot heeft de raadsman zich met betrekking tot feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt onder 1 tot en met 3 telkens primair verweten dat hij zich als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V. schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank vangt daarom aan met de bespreking van het bestuurderschap. Daarna zal de rechtbank, omwille van de overzichtelijkheid, de feiten zoveel mogelijk in chronologische volgorde bespreken. Feit 2 (eenvoudige bankbreuk) komt dus eerst aan de orde, daarna feit 1 (bedrieglijke bankbreuk) en tot slot feit 3 (administratie-, bewaar en/of afgifteplicht).
Feiten 1 tot en met 3
Bestuurderschap
Verdachte heeft verklaard dat hij zelf contact opnam met vestigingen van [bedrijf 5] en de onderhandelingen deed. De contracten met de [bedrijf 5] sloot hij ook zelf af. [6]
Aan [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die tot juni 2019 van verdachtes eenmanszaak en van november 2019 tot april 2020 van [bedrijf 1] B.V. de boekhouding deed, is gevraagd met wie van [bedrijf 1] B.V. zij contact had. Zij heeft verklaard enkel en alleen contact te hebben gehad met verdachte. Hij was het brein, hij regelde alles, aldus [naam 1] . [7]
[medeverdachte 1] , vanaf april 2020 de boekhouder van [bedrijf 1] B.V., heeft verklaard dat verdachte de baas van [bedrijf 1] B.V. was. [8]
[verdachte] was verder indirect bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte is aan te merken als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V. In het geval de rechtbank hierna tot een bewezenverklaring van een ten laste gelegd feit komt, acht zij dus telkens de primaire variant toepasselijk.
Feit 2
Zoals hierboven bij de inleiding is vermeld, werd de eenmanszaak van verdachte op 27 juni 2019 omgezet in [bedrijf 1] B.V. Verdachte heeft hierover verklaard dat ene [naam 2] (hierna: [naam 2] ) hem vroeg of hij zijn bedrijf wilde uitbreiden. Dat wilde verdachte wel, maar hij wist niet hoe. [naam 2] bracht verdachte vervolgens in contact met [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Verdachte moest volgens die [naam 3] eerst zijn eenmanszaak omzetten naar een besloten vennootschap Daarna kon door die vennootschap een lening worden aangevraagd.
Op 2 juli 2019 werd een kredietovereenkomst gesloten met [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ). Op basis van deze overeenkomst ontving [bedrijf 1] B.V. op 12 juli 2019 € 123.531,25 van [bedrijf 7] en op 13 augustus 2019 € 12.500,00.
Contante opnamen en overboekingen naar privérekening (gedachtestreepjes 1 tot en met 4)
De zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1]
is onderzocht. [9] Dit onderzoek wees ten eerste uit dat in de onderzoeksperiode, ingaande op 27 juni 2019, bij verschillende geldautomaten geld werd opgenomen vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] B.V.. Het ging in totaal om een bedrag van € 94.220,00. Hiervan is € 20.770,00 opgenomen na 5 juni 2020. In de ten laste legde periode (27 juni 2019 tot en
met 4 juni 2020) is dus een totaalbedrag van € 73.450,00 opgenomen. [10]
Uit het onderzoek bleek ook dat gedurende de onderzoeksperiode geld werd opgenomen bij verschillende vestigingen van Holland Casino. Het ging in totaal om een bedrag van
€ 34.700,00. Hiervan is € 2.000,00 opgenomen na 5 juni 2020. In de ten laste gelegde periode is dus een totaalbedrag van € 32.700,00 opgenomen. [11]
En verder bleek dat in de periode van 12 juni 2019 tot en met 1 juli 2020 31 overboekingen plaatsvonden van voornoemde bankrekening van [bedrijf 1] B.V. naar de privérekening van verdachte met rekeningnummer [rekeningnummer 2] voor een totaalbedrag van
€ 45.200,00. Hiervan is € 1.900,00 overgeboekt na 5 juni 2020. Een bedrag van € 11.000,00 is weer teruggeboekt. Dit brengt met zich dat in de periode van 12 juni 2019 tot en met 5 juni 2020 een totaalbedrag van € 32.300,00 is overgeboekt naar verdachtes privérekening. [12]
De rechtbank constateert dat de ten laste gelegde periode start op 27 juni 2019 (in plaats van op 12 juni 2019 zoals uit het onderzoek ten onrechte kan worden afgeleid) en zij heeft daarom, aan de hand van een transactieoverzicht [13] , uitgezocht welke overboekingen tussen 12 juni 2019 en 27 juni 2019 plaatsvonden. Uit dit overzicht volgt dat op 25 juni 2020 € 500,00 is overgeboekt en op 20 juni 2020 € 277,40. Deze bedragen moeten van het hierboven genoemde totaalbedrag worden afgetrokken, wat een totaalbedrag van € 31.522,60 oplevert.
Tot slot wees het onderzoek uit dat in de periode van 27 juni 2019 tot 4 juni 2020 een bedrag van € 9.819,00 is overgeboekt van voornoemde bankrekening van [bedrijf 1] B.V. naar de privérekening van verdachte met rekeningnummer [rekeningnummer 3] . [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de eerste avond na ontvangst van de lening van [bedrijf 7] naar het casino is gegaan en toen € 10.000,00 heeft verspeeld. Daarna is hij iedere avond naar het casino geweest. Het gros van het geld van de lening van [bedrijf 7] heeft hij daar verspeeld. De inleg pinde hij bij geldautomaten vooraf aan zijn bezoek. Als hij in het casino was en weer geld nodig had, dan pinde hij bij de geldautomaten in het casino. Soms nam hij eerst geld op van de rekening van [bedrijf 1] B.V. Als de pinlimiet was bereikt, dan nam hij geld op van zijn privérekening. Als dat niet genoeg was, dan wachtte hij tot na 24.00 uur. [15]
Overboekingen naar [bedrijf 2] B.V. (gedachtestreepje 5)
Uit een afschrift van voornoemde bankrekening van [bedrijf 1] B.V. [16] is daarnaast op te maken
dat in de periode van 26 augustus 2019 tot 5 juni 2020 in 42 overboekingen een totaalbedrag van € 47.950,00 is overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] . Hiervan is € 3.000,00 weer teruggeboekt. Daarmee komt het totaal overgeboekte bedrag uit op € 44.950,00.
De rechtbank stelt op basis van voormelde bewijsmiddelen vast dat verdachte voor de intreding van het faillissement van [bedrijf 1] B.V., dat op 15 september 2020 is gevolgd,
€ 73.450,00 en € 32.700,00 contant heeft opgenomen van de rekening van [bedrijf 1] B.V.,
€ 31.522,60 en € 9.819,00 heeft overgeboekt van de rekening van [bedrijf 1] B.V. naar zijn privérekeningen en € 47.950,00 heeft overgeboekt van de rekening van [bedrijf 1] B.V. naar de rekening van [bedrijf 2] .
De raadsman heeft zich met betrekking tot laatstgenoemde overboeking op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet kan blijken dat het om een buitensporige besteding gaat. In het bijzonder kan niet blijken dat deze gelden vergokt zijn, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Zij is ten aanzien van alle contant opgenomen en overgeboekte gelden, zoals die zijn opgenomen bij de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, van oordeel dat zij buitensporig zijn verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, omdat op basis van het dossier is vast te stellen dat er geen enkele titel aan ten grondslag ligt. Verdachte heeft ook geen verklaring gegeven waarom dit gebruik of deze uitgaven enig bedrijfsdoel hebben kunnen dienen.
Financial leaseovereenkomst Mercedes (gedachtestreepje 6)
Tijdens de aanhouding van verdachte zijn twee telefoons van hem in beslag genomen. Op een van deze telefoons is een verkoopfactuur en een financial leaseovereenkomst gevonden. [17]
Deze overeenkomst is op 27 april 2020 gesloten tussen (kredietgever) Volkswagen Pon Financial Services B.V. en (kredietnemer) [bedrijf 1] B.V. en heeft betrekking op de aanschaf van een Mercedes C-Klasse Estate C250 met kenteken [kenteken 3] voor een bedrag van
€ 37.324,60. Dit bedrag moest, blijkens de overeenkomst, in 60 maandelijkse termijnen worden betaald. [18]
Verdachte heeft bij de FIOD en tijdens de zitting van 12 oktober 2023 ontkend dat hij de Mercedes heeft aangeschaft. Hij heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] , administratief medewerker van [bedrijf 1] B.V., bij Auto Service Boss is geweest om naar de auto te kijken. Verdachte heeft toen niet besloten of toegezegd de auto te zullen kopen. Hij zou er nog over nadenken. De volgende dag kwam [medeverdachte 2] naar verdachte toe en zei hij dat hij de auto had gekocht. Verdachte heeft ook verklaard dat hij zelf al een Mercedes had en zijn vrouw een BMW. Hij had dus helemaal geen extra Mercedes nodig. Hoewel hij dus een eigen auto had, reed hij soms wel in de Mercedes. [19]
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat voor de intreding van bovengenoemd faillissement een financial leaseovereenkomst is aangegaan voor de aanschaf van een Mercedes. Deze aanschaf kan naar het oordeel van de rechtbank worden bestempeld als buitensporig, maar dat staat tussen partijen ook niet ter discussie. Verdachte erkent
immers dat hij en zijn onderneming geen extra Mercedes nodig hadden.
Verdachte betwist echter dat hij betrokken is geweest bij de aankoop en financiering van de Mercedes. Wat daar ook van zij, verdachte raakte op enig moment op de hoogte van de aanschaf van de Mercedes. Het was toen aan hem, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., om die aanschaf terug te draaien of om de schade te beperken. Door dat na te laten en niet anderszins in te grijpen, maar (anderen) gebruik te (laten) maken van de Mercedes, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank de financial leaseovereenkomst bekrachtigd. Dit brengt met zich dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de handeling, zoals die is opgenomen bij gedachtestreepje 6.
Benadeling schuldeisers
De schuldeisers van [bedrijf 1] B.V., onder wie het Pensioenfonds, [bedrijf 6] B.V. (hierna: [bedrijf 6] ) en de Belastingdienst, bleven achter met een schuld van ongeveer € 320.000,00. [20]
In de melding die Feenstra bij het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude heeft gedaan, schrijft hij dat de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld door de buitensporige uitgaven van verdachte. Deze bedragen zijn immers niet aan hun (verhaal) ten goede gekomen. [21] De rechtbank neemt deze conclusie van de curator over.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., voorafgaand aan het faillissement van die rechtspersoon telkens buitensporig middelen (tot een totaalbedrag van
€ 229.766,20) heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, ten gevolge waarvan schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld, zoals onder 2 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet is vast te stellen dat verdachte dit strafbare feit pleegde in een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen. Het onderdeel medeplegen zal om die reden niet in de bewezenverklaring worden opgenomen.
Feit 1
Van betalingsachterstand tot aanvraag van het faillissement
Hierboven is vermeld dat [naam 1] tot juni 2019 de boekhouding van verdachtes eenmanszaak deed. Na de oprichting van [bedrijf 1] B.V. nam [bedrijf 8] B.V. het van haar over. Verdachte heeft verklaard dat hem toen was opgevallen dat bepaalde zaken niet op orde waren. Zo had hij al geruime tijd geen bericht meer ontvangen over de pensioenen. Hij koos er daarom voor om de boekhouding weer uit te besteden aan [naam 1] . [naam 1] heeft vervolgens gemaild met het Pensioenfonds, wat resulteerde in tien facturen van het Pensioenfonds met het verzoek om een (achterstallig) totaalbedrag van € 16.849,58 te betalen. Aangezien [bedrijf 1] B.V. niet tot betaling overging, stuurde het Pensioenfonds op 13 februari 2020 een aanmaning en op 21 februari 2020 een laatste betalingsherinnering. Tot betaling leidde dit nog steeds niet en daarom schakelde het Pensioenfonds incassobureau Vesting Finance Incasso B.V. (hierna: Vesting Finance) in. Vanaf maart 2020 stuurde Vesting Finance meerdere brieven en e-mails naar [bedrijf 1] B.V., waaronder een brief op 18 mei 2020. In deze brief staat onder meer:
‘’Beste heer [medeverdachte 2] ,
Wij hebben met u gesproken afgelopen vrijdag 15 mei 2020. U wilde een betalingsregeling afspreken (…)’’ [22]
Tot een betalingsregeling kwam het echter niet. Vervolgens vroeg verdachte per e-mail van 25 maart 2020 om uitstel van betaling, maar Vesting Finance wees dit af. Vesting Finance stuurde op 5 juni 2020 een brief, gedateerd 4 juni 2020, naar [bedrijf 1] B.V. met daarin onder meer het volgende:
‘’Als u niet op tijd betaalt, dan gaan wij over tot het aanvragen van het faillissement.’’ [23]
Vervolgens heeft mr. [naam 4] (hierna: [naam 4] ) in de brief van 16 juli 2020 aan [bedrijf 1] B.V. laten weten dat hij optreedt als raadsman van het Pensioenfonds en het faillissement heeft aangevraagd. Op 31 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] naar [naam 4] het voorstel gemaild om het openstaande bedrag in zes termijnen te betalen. [24]
Verdachte heeft verklaard dat hij de facturen van het Pensioenfonds aan [medeverdachte 2] heeft gegeven, zodat hij met het Pensioenfonds in gesprek kon gaan voor een oplossing. [25] Verdachte heeft verder verklaard dat hij op de hoogte was van de brief van Vesting Finance van 4 juni 2020. Hij en [medeverdachte 1] hebben de situatie telefonisch besproken. En hij heeft haar de brief gestuurd. Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] hebben hem gerustgesteld dat zij dit zouden regelen met het Pensioenfonds. [26]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] haar in contact heeft gebracht met verdachte. Verdachte had problemen met het Pensioenfonds en [medeverdachte 1] zou dat moeten regelen. [medeverdachte 1] wist dat het geregeld moest worden, omdat anders het faillissement zou worden aangevraagd. Volgens [medeverdachte 1] was verdachte hiervan ook op de hoogte. [medeverdachte 1] heeft vervolgens een brief gestuurd naar het Pensioenfonds en gevraagd om een betalingsregeling. Het Pensioenfonds ging hier niet mee
akkoord, aldus [medeverdachte 1] . [27]
Onttrekkingen aan de boedel (sub 1):
- contante opnamen en overboekingen naar privérekening (gedachtestreepjes 1 tot en met 4)
Ondanks voormelde correspondentie is verdachte doorgegaan met het vergokken van grote geldbedragen bij het Holland Casino.
Vanaf 5 juni 2020 tot en met 15 september 2020 heeft verdachte bij verschillende geldautomaten een totaalbedrag van € 20.770,00 opgenomen vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] . [28] Het onderzoek naar deze bankrekening van [bedrijf 1] B.V. wees ook uit dat hij in voornoemde periode twee keer
€ 1.000,00, dus in totaal € 2.000,00, had opgenomen bij vestigingen van Holland Casino. [29]
En verder bleek dat hij op 22 juni 2020 € 1.000,00 had overgeboekt van voornoemde bankrekening van [bedrijf 1] B.V. naar zijn privérekening met rekeningnummer [rekeningnummer 2] en op 1 juli 2020 nogmaals € 900,00. In totaal heeft hij na 5 juni 2020 dus
€ 1.900,00 overgeboekt. [30] Tot slot heeft hij na 5 juni 2020 ook nog € 14.667,40 overgeboekt naar een andere privérekening, met rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Hiervan heeft hij € 4.130,00 weer teruggeboekt. Daarmee komt het totaal overgeboekte bedrag uit op € 10.547,50. [31]
- omzetten schoonmaakcontracten (gedachtestreepje 6)
Veertien dagen nadat Vesting Finance had aangekondigd het faillissement te zullen aanvragen, werd [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ) opgericht, met [bedrijf 9] B.V. (hierna: [bedrijf 9] ) als enig aandeelhouder en bestuurder. [32] Verdachte is op zijn beurt enig aandeelhouder en bestuurder van het eveneens op 19 juni 2020 opgerichte [bedrijf 9] . [33]
Vervolgens werden de schoonmaakcontracten die [bedrijf 1] B.V. had met zes vestigingen van [bedrijf 5] [34] , en waarvoor zij als omzet ongeveer € 32.000,00 per maand ontving [35] , beëindigd en vervolgens omgezet naar [bedrijf 4] .
Op 1 juli 2020 ging [bedrijf 4] met vestigingen van [bedrijf 5] in [plaats 1] / [plaats 2] [36] , [plaats 3] [37] en [plaats 1] [38] een overeenkomst tot opdracht voor schoonmaakdiensten aan. En op 13 juli 2020 werden dergelijke overeenkomsten gesloten tussen [bedrijf 4] en de vestigingen van [bedrijf 5] in [plaats 4] [39] , [plaats 5] [40] en [plaats 6] [41] .
In een e-mailbericht van het UWV staat dat de elf werknemers van [bedrijf 1] B.V. per 1 juli 2020 bij [bedrijf 4] zijn gaan werken. [42]
Verdachte heeft tijdens de zitting van 12 oktober 2023 verklaard dat hij degene is geweest die de schoonmaakcontracten heeft omgezet. [43]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, voorafgaand aan het faillissement van [bedrijf 1] B.V., € 20.770,00 en € 2.000,00 contant heeft opgenomen van de rekening van [bedrijf 1] B.V., € 1.900,00 en € 10.547,50 heeft
overgeboekt van de rekening van [bedrijf 1] B.V. naar zijn privérekeningen en zes schoonmaakcontracten van [bedrijf 1] B.V. naar het nieuw opgerichte [bedrijf 4] heeft omgezet. De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat niet is vast te stellen dat verdachte deze handelingen pleegde in een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen.
- overboeking naar [bedrijf 3] B.V. (gedachtestreepje 5)
Op 27 juli 2020 werd een bedrag van € 14.907,20 overgeboekt van de G-rekening van [bedrijf 1] B.V. met het nummer [rekeningnummer 6] naar de G-rekening van [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) met het nummer [rekeningnummer 4] . De omschrijving bij de overboeking is ‘factuur [factuurnummer] ’. [44]
In de factuur, waar de omschrijving naar verwijst, werd verzocht om 80% van het
gefactureerde bedrag van € 18.634,00 over te maken. Dit bedrag ziet, blijkens de beschrijving op de factuur, op ‘ [factuur omschrijving] ’. [45]
De factuur is afkomstig van [bedrijf 3] . [bedrijf 10] B.V. (hierna: [bedrijf 10] ) is enig
aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] . [46] [medeverdachte 1] is op haar beurt enig aandeelhouder en
bestuurder van [bedrijf 10] . [47]
De telefoon van [medeverdachte 1] is doorzocht. In WhatsApp werden onder meer gesprekken met de
gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] gevonden. In een van die gesprekken geeft
de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] aan ‘Tmm is van mijn dochter [naam 5]
’. [medeverdachte 2] heeft een dochter met de naam [naam 5] . [48]
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voerden op 22 juli 2020 het volgende gesprek met elkaar:
A: Factuur [bedrijf 3] klopt niet
A: Is teveel. Moet 15.xxx euro zijn
K: Heb bewust gedaan
K: De andere deel blijft openstaan
(…)
A: Ik laat wel morgen regelen
K: Alleen deel g rek overmaken
K: Bij faillissement ben ik ook schuldeiser
En op 27 juli 2020:
A: Geld staat op g-rek [49]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem vroeg om het bedrag naar haar G-rekening over te maken. Verdachte vroeg haar hoe dat moest, waarna ze vertelde dat [medeverdachte 2] hem hierbij zou helpen. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] , in zijn aanwezigheid en met zijn toestemming, het geld met telefoon of laptop heeft overgemaakt van de G-rekening van [bedrijf 1] B.V. naar de G-rekening van [bedrijf 3] . Over de inhoud van de factuur heeft verdachte verklaard dat [bedrijf 1] B.V. geen personeel heeft ingeleend bij [bedrijf 3] . De factuur is dus eigenlijk vals, aldus verdachte, en heeft alleen betrekking op het overboeken van het geld en niet op het inlenen van personeel. [50]
De rechtbank stelt op basis van het vorengaande vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overleg met elkaar hebben gehad over de inhoud van de factuur van [bedrijf 3] . Verdachte heeft vervolgens in opdracht van [medeverdachte 1] en met hulp van [medeverdachte 2] (80% van) het gefactureerde bedrag, te weten
€ 14.907,20, overgeboekt van de G-rekening van [bedrijf 1] B.V. naar de G-rekening van [bedrijf 3] , van welke vennootschap [medeverdachte 1] middellijk bestuurder is. [medeverdachte 2] berichtte [medeverdachte 1] op het moment dat het geld op de G-rekening van [bedrijf 3] stond. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de ten laste gelegde overboeking in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [bedrijf 3] heeft gedaan.
De rechtbank stelt verder vast dat de hierboven vermelde opgenomen en overgeboekte
gelden en schoonmaakcontracten, die waarde hadden, aan het vermogen van [bedrijf 1] B.V. zijn onttrokken en daarmee buiten het bereik en het zicht van de curator zijn gesteld, terwijl niet is gebleken dat daar een bevrijdende betaling tegenover heeft gestaan. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat goederen aan de boedel zijn onttrokken.
Buitensporig middelen verbruiken (sub 2):
- financial leaseovereenkomst BMW (gedachtestreepje 7)
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat op 18 augustus 2020 een financial leaseovereenkomst is gesloten tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 6] met betrekking tot de aanschaf van een BMW. [naam 6] , eigenaar van Auto Service Boss, de leverancier van de BMW, heeft verklaard 100% zeker te weten dat verdachte degene was die, samen met een andere man, de auto is komen bekijken. Verdachte heeft dit stellig ontkend. Hij heeft
meerdere keren verklaard dat hij niet wist van de BMW. De handtekening op de leaseovereenkomst zou vervalst zijn, aldus verdachte. Hij vermoedt dat [medeverdachte 2] , die op kantoor zat en toegang had tot alle stukken, zoals een kopie van verdachtes rijbewijs en identiteitsbewijs en de betaalpas van [bedrijf 1] B.V., dat heeft gedaan. Een handtekeningenanalyse biedt evenwel geen uitsluitsel van wie de handtekening is. Verdachte heeft verder verklaard dat hij pas van bekend raakte met de aanschaf van de BMW toen de curator hem daarover vragen stelde. Hij heeft toen [medeverdachte 2] gebeld en hem verzocht om de BMW nog die middag naar de curator te brengen. Dat heeft [medeverdachte 2] gedaan, aldus verdachte. Feenstra heeft bevestigd dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat de BMW op zijn kantooradres werd afgeleverd. Hij weet niet wie de BMW heeft afgeleverd, maar deze persoon kon, in tegenstelling tot verdachte, heel goed Nederlands.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte de BMW heeft aangeschaft. Hij raakte op enig moment wel op de hoogte van deze aanschaf en greep toen, in tegenstelling tot bij de Mercedes (feit 2), direct in, door aan [medeverdachte 2] de opdracht te geven om de BMW bij de curator af te leveren. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat verdachte niet betrokken is geweest bij de handeling, zoals die is opgenomen bij gedachtestreepje 7, en zij spreekt hem hiervan dan ook vrij.
- financial leaseovereenkomst Porsche (gedachtestreepje 8)
Feenstra heeft verklaard dat de Belastingdienst hem berichtte dat verdachte drie auto’s op zijn naam had staan, waaronder een Porsche. Op het woonadres van verdachte werd inderdaad een Porsche aangetroffen. [51]
Ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek heeft Feenstra aan de FIOD onder meer een financial leaseovereenkomst van 2 september 2020 overhandigd. Deze overeenkomst is, door bemiddeling van Neerlandlease B.V., gesloten tussen (leasegever) [bedrijf 6] en (leasenemer) [bedrijf 1] B.V. en heeft betrekking op de aanschaf van een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 2] voor een bedrag van € 40.111,60, te betalen in 30 termijnen. [52]
[naam 7] , de directeur van Neerlandlease B.V., heeft verklaard dat het contact met
[bedrijf 1] B.V. tot stand is gekomen via een tussenpersoon genaamd [getuige 1] . Neerlandlease
B.V. heeft van deze [getuige 1] verschillende gegevens ontvangen met betrekking tot [bedrijf 1]
B.V. [53] Zo appte hij op 10 september 2020 het e-mailadres van [bedrijf 1] B.V.:
[e-mailadres] . [54]
Op 4 augustus 2020 appte [medeverdachte 2] dit e-mailadres naar [medeverdachte 1] .
Op 17 september 2020 voerden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] via WhatsApp het volgende gesprek met elkaar:
K: [medeverdachte 2] , ik heb meneer [verdachte] gesproken hij vraagt of je de auto achter kantoor wilt zetten, jij schijnt te sleutel te hebben
A: Welke auto?
K: Porsche [55]
Voornoemde [getuige 1] is eveneens als getuige gehoord. Aan hem is gevraagd of hij de man die naar de Porsche kwam kijken en hem vervolgens kwam ophalen, zou herkennen. Hij zei dat hij dat vermoedelijk wel kon. Hierop is hem een kopie van een identiteitsbewijs van verdachte getoond, waarna hij heeft verklaard dat dat hem zeker niet is. De man op de foto is veel te oud, aldus [getuige 1] . [56]
Verdachte heeft verklaard dat hij het e-mailadres [e-mailadres] niet kent. [57] Hij heeft verder verklaard dat [medeverdachte 2] normaal gesproken de post opent. Toen hij toevallig zelf de post opende, las hij over de aankoop van een Porsche. Verdachte vroeg aan [medeverdachte 2] of hij een auto had gekocht of geleased. [medeverdachte 2] ontkende dat eerst. Toen verdachte het kentekenbewijs liet zien en dreigde met het bellen van de politie, zei [medeverdachte 2] sorry en antwoordde hij dat hij de auto voor het bedrijf had gekocht. [58] Verdachte heeft ook verklaard dat hij en zijn onderneming de Porsche helemaal niet nodig hadden. Als hem de berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 17 september 2020 worden getoond, verklaart hij dat het zo kan zijn dat [medeverdachte 2] toen, op die dag, de auto van hem heeft geleend. Hij heeft de auto wel vaker aan [medeverdachte 2] geleend. [59]
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat het [medeverdachte 2] is geweest die voorafgaand aan het faillissement van [bedrijf 1] B.V. een financial leaseovereenkomst is aangegaan voor de aanschaf van een Porsche. Deze aanschaf kan naar het oordeel van de rechtbank worden bestempeld als buitensporig, maar dat staat tussen partijen ook niet ter discussie. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij en de onderneming geen Porsche nodig hadden.
Op enig moment, namelijk bij het openen van de post, raakte verdachte op de hoogte van de aanschaf van de Porsche. Naar het oordeel van de rechtbank was het toen aan hem, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., om die aanschaf terug te draaien of anderszins in te grijpen. Door dat na te laten, en (anderen) gebruik te (laten) maken van de Porsche, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank de financial leaseovereenkomst bekrachtigd. Het vorengaande brengt met zich dat verdachte zich, in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan de handeling, zoals die is opgenomen bij gedachtestreepje 8.
Benadeling schuldeisers
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ervan op de hoogte waren dat [bedrijf 1] B.V. een betalingsachterstand had bij het Pensioenfonds, die steeds verder opliep. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben geprobeerd om een betalingsregeling te treffen met het Pensioenfonds, maar zonder resultaat. Op 5 juni 2020 heeft incassobureau Vesting Finance, namens het Pensioenfonds, dan ook bericht dat het faillissement van [bedrijf 1] B.V. zal worden aangevraagd. In de periode hierna werd een nieuwe vennootschap opgericht en door verdachte – in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 3] – verschillende goederen (gelden en schoonmaakcontracten) aan de boedel van [bedrijf 1] B.V. onttrokken en buitensporig middelen (aangaan financial leaseovereenkomst) van voornoemde rechtspersoon verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanaf 5 juni 2020 wisten dat een faillissement voorzienbaar was. Omdat zij zich nadien schuldig hebben gemaakt aan het onttrekken van goederen en buitensporig middelen verbruiken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zij opzet hadden op het benadelen van schuldeisers. Dat deze benadeling zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, volgt uit wat hierover bij feit 2 is overwogen.
Conclusie
De rechtbank acht aldus het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van gedachtestreepje 7.
Feit 3
Afgifteplicht (sub 1)
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 15 september 2020 aan verdachte is gevraagd om gegevens en documenten te verzamelen, zodat hij die op 17 september 2020 – tijdens de eerste afspraak met Feenstra – kon overhandigen. Op 17 september 2020 heeft verdachte drie ordners en twee mappen aan Feenstra gegeven. De rechtbank constateert dat deze datum buiten de ten laste gelegde periode, die loopt tot en met 15 september 2020, valt. Nu twee dagen verschil volgens vaste jurisprudentie niet als ‘’op of
omstreeks’’ is aan te merken, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het verwijt dat hij niet aan zijn afgifteplicht, als bedoeld in artikel 344a lid 2 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), heeft voldaan.
Administratie- en bewaarplicht (sub 2)
Feenstra heeft verklaard dat hij op basis van de afgegeven administratie niet de rechten en verplichtingen van [bedrijf 1] B.V. kon vaststellen. Vervolgens heeft hij verdachte dan ook meerdere keren verzocht om de administratie van [bedrijf 1] B.V. Ook heeft hij de boekhouders van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 8] (juni 2019 – november 2019) en [naam 1] (november 2019 – april 2020), aangeschreven met het verzoek om administratie te verstrekken. Naar aanleiding van deze verzoeken heeft Feenstra, op een inbrengbeschrijving en inbrengbalans na, geen administratie meer ontvangen. Vanaf 20 april 2020 was [medeverdachte 1] de boekhouder van [bedrijf 1] B.V., maar is er geen administratie meer gevoerd. De afwikkeling van het faillissement van [bedrijf 1] B.V. werd bemoeilijkt, omdat er te weinig informatie was, aldus Feenstra. [60]
Feenstra heeft een lijst opgesteld met ontbrekende administratie, waaronder een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en financiële administratie (zoals recente kolommenbalansen). [61]
De rechtbank overweegt dat verdachte, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., de verantwoordelijkheid droeg voor de algemene gang van zaken bij de rechtspersoon en daarmee ook voor het op een zodanige wijze (laten) voeren van een administratie dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon duidelijk zijn. Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat dat niet (volledig) is gebeurd. Zo ontbrak in de boekhouding, die tot april 2020 is gedaan, onder meer een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en financiële administratie. Vanaf april 2020 is helemaal geen administratie meer gevoerd. De afhandeling van het faillissement van [bedrijf 1] B.V., die op 15 september 2020 is gevolgd, is hierdoor bemoeilijkt.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 3, primair, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3, telkens primair, ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1, primair:
hij in de periode 5 juni 2020 tot en met 15 september 2020 in Nederland,
als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1]
B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement
is verklaard,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans
alleen,
(sub 1) voor bovengenoemd faillissement,
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 20.770 contant heeft opgenomen van de
zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] , en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 2.000 contant heeft opgenomen van de
zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1]
, en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 1.900 heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] , en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 10.547,40 heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] , en
- een geldbedrag van € 14.907,20 heeft overgeboekt van het G-rekeningnummer van [bedrijf 1] B.V. naar het G-rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 3] B.V., en
- zes schoonmaakcontracten met [bedrijf 5] die onderdeel waren van de inboedel van [bedrijf 1] B.V. omgezet naar een door verdachte [verdachte] nieuw opgerichte B.V. genaamd [bedrijf 4] B.V.,
waardoor hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededaders, telkens enig goed aan de boedel heeft/hebben onttrokken, en
(sub 2) voor bovengenoemd faillissement,
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met [bedrijf 6] B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk Porsche, type Cayenne, met kenteken [kenteken 2] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 40.111,60 zou betalen in 30 termijnen,
waardoor hij, verdachte [verdachte] , en/of zijn mededader(s), buitensporig middelen van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd,
terwijl hij, verdachte [verdachte] , en zijn mededaders, telkens wisten dat hierdoor één of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
feit 2, primair:
hij in de periode 27 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 in Nederland,
als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
voor bovengenoemd faillissement,
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 73.450 contant heeft opgenomen van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] , en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 32.700 contant heeft opgenomen van de
zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. met rekeningnummer [rekeningnummer 1] , en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 31.522,60 heeft overgeboekt van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] , en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 9.819 heeft overgeboekt van de zakelijke
rekening van [bedrijf 1] B.V. naar rekeningnummer [rekeningnummer 3]
ten name van [verdachte] , en
- meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van € 44.950 heeft overgeboekt van de
zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. naar de zakelijke rekening met
rekeningnummer [rekeningnummer 5] ten name van [bedrijf 2] B.V., en
- een financial leaseovereenkomst is aangegaan met Volkswagen Pon Financial Services B.V., voor de aanschaf van een personenauto van het merk Mercedes, type C250, met kenteken [kenteken 3] , waarbij is overeengekomen dat [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 37.324,60 zou betalen in 60 termijnen,
waardoor hij, verdachte [verdachte] , telkens buitensporig middelen (tot een totaalbedrag van
€ 229.766,20) van voornoemde rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, ten gevolge waarvan schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld;
feit 3, primair:
hij in de periode 27 juni 2019 tot en met 15 september 2020 in Nederland,
als feitelijk bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., welke op 15 september 2020 door de Rechtbank Gelderland in staat van faillissement is verklaard,
(sub 2) voor bovengenoemd faillissement telkens opzettelijk niet heeft voldaan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement werd bemoeilijkt,
immers heeft hij, verdachte [verdachte] ,
- niet de (gehele) administratie (onder meer een crediteuren- en debiteurenlijst, een kasboek en een financiële administratie) gevoerd en/of doen voeren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 342, 343 en 344a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, primair:
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat
hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeelde, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekken;
en
medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken, uitgeven of vervreemden;
feit 2, primair:
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken, uitgeven of vervreemden, ten gevolge waarvan een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld, meermalen gepleegd;
feit 3, primair:
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, moet hiervan worden afgetrokken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafbepaling in vergaande mate rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft het faillissement van [bedrijf 1] B.V. een grote impact op hem (gehad). In een civiele procedure is hij namelijk veroordeeld tot vergoeding van het gehele faillissementstekort en hierdoor zit hij financieel gezien aan de grond. Hij leeft van een kleine uitkering. De raadsman heeft er daarnaast op gewezen dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek. Het duurde volgens de raadsman lang voordat de zaak op zitting werd aangebracht. Vanwege deze omstandigheden heeft de raadsman uitdrukkelijk verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde
feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., welke vennootschap op 15 september 2020 failliet is verklaard, schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan eenvoudige bankbreuk, door voorafgaand aan het faillissement van [bedrijf 1] B.V. een totaalbedrag van € € 229.766,20 van die rechtspersoon te verbruiken. Het grootste deel van dit bedrag heeft verdachte vergokt in het casino.
Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk. Hij heeft gelden en schoonmaakcontracten aan de boedel van [bedrijf 1] B.V. onttrokken en een financial leaseovereenkomst gesloten met betrekking tot de aanschaf van een Porsche. Enkele van deze handelingen heeft hij samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegd. Dit terwijl het faillissement van [bedrijf 1] B.V. in het vooruitzicht lag. De schuldeiseres, onder wie het Pensioenfonds, [bedrijf 6] en de Belastingdienst, hebben hierdoor aanzienlijke financiële schade geleden.
Zij hebben samen een vordering van meer dan drie ton op [bedrijf 1] B.V.
Tot slot heeft verdachte zich niet gehouden aan de hem wettelijk opgedragen plicht een volledige en deugdelijke administratie te voeren. Als gevolg hiervan was het voor de curator onmogelijk om het faillissement op een juiste wijze af te wikkelen.
De ernst en de omvang van het bewezen verklaarde, rekening houdend met de oriëntatiepunten die de gerechten voor dergelijke feiten hanteren, rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een dergelijke straf in deze zaak echter niet opleggen, omdat zij in het voordeel van verdachte rekening houdt met het volgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 16 mei 2023. In dit rapport staat dat verdachte verslaafd was aan gokken in het casino en hiervoor veelvuldig geld uit zijn schoonmaakbedrijf gebruikte. In de december 2020 werd hij persoonlijk failliet verklaard en was er geen geld meer om te gokken. Inmiddels heeft verdachte zijn leven weer redelijk op de rit, maar onder meer zijn financiële situatie (een schuld van meer dan
€ 100.000,00) en verslavingsgevoeligheid vormen een risico op delictgedrag. De reclassering adviseert in het geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij raadt, vanwege de financiële situatie van verdachte, het opleggen van een geldboete af. Een eventuele gevangenisstraf zou er volgens de reclassering voor zorgen dat de (ziekelijke) vrouw van verdachte alleen staat in de opvoeding van de kinderen en het huishouden. Hij is wel in staat om een taakstraf uit te voeren.
Tijdens de zitting van 12 oktober 2023 is verdachte geconfronteerd met de bevindingen van de reclassering. Hij heeft over zijn financiële situatie verklaard dat hij als oproepkracht werkt bij de Ikea, maar niet vaak wordt opgeroepen. Hij krijgt daarom maar weinig inkomen. Daarnaast ontvangt hij, net als zijn vrouw, een uitkering. Ze kunnen er, mede gelet op de schuld, moeilijk van rond komen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij met pijn terugdenkt aan zijn bedrijf, dat aanvankelijk erg goed liep, maar uiteindelijk – mede als gevolg van de gokverslaving van verdachte – failliet is gegaan. Verdachte krijgt naar eigen zeggen geen hulp meer voor de gokverslaving.
De rechtbank houdt verder rekening met de civielrechtelijke veroordeling van verdachte. Hij is aansprakelijk voor het bedrag van de schulden van [bedrijf 1] B.V. en gehouden om deze te betalen. Bij wijze van voorschot moet hij € 50.000,00 aan de curator betalen. Daarnaast is hem een bestuursverbod voor de duur van vijf jaren opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze civielrechtelijke veroordeling al behoorlijk is gestraft.
Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Tot slot heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn, die op 19 oktober 2021 (aanhouding en eerste verhoor verdachte) is aangevangen, met drie weken is overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is deze overschrijding dermate licht dat zij niet tot vermindering van de straf zal overgaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie een passende strafeis heeft gedaan, en zij zal deze daarom overnemen.
De rechtbank zal verdachte een taakstraf opleggen van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt verricht. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, moet hiervan worden afgetrokken. Om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten, maar ook om verdachte een serieuze waarschuwing te geven voor de toekomst, zal de rechtbank hem daarnaast een geheel voorwaardelijke, maar forse gevangenisstraf opleggen van negen maanden. De rechtbank koppelt hieraan een proeftijd van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3, telkens primair, ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat
hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun
verhaalsmogelijkheden worden benadeelde, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekken;
en
medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken, uitgeven of vervreemden;
feit 2, primair:
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken, uitgeven of vervreemden, ten gevolge waarvan een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld, meermalen gepleegd;
feit 3, primair:
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3, telkens primair, bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard en mr. F.M.A. ’t Hart zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD / Belastingdienst met onderzoeksnummer 6069503 (Manukau). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, te weten een afschrift akte van inbreng, van 27 juni 2019, pagina’s 300050 tot en met 30054 (DOC-016).
3.Geschriften, te weten uittreksels van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., van 12 juli 2021, pagina’s 300021 en 300022 (DOC-003) en pagina 300023 (DOC-004).
4.Proces-verbaal beschrijving vennootschappen, pagina 100057, derde alinea (AMB-004).
5.Een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Gelderland, van 15 september 2020, pagina’s 300019 tot en met 300020 (DOC-002).
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 19 oktober 2021, pagina 600005, alinea 3 (V-001-01).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , van 18 februari 2022, pagina 700035, alinea 7 (G-004-01).
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , van 19 oktober 2021, pagina 600037, alinea 3 (V-002-01).
9.Proces-verbaal bevindingen van 15 december 2021, pagina’s 100075 tot en met 100084 (AMB-007).
10.Vgl. voetnoot 9, pagina 100078, hoofdstuk 4.2.1 (opnamen bij geldautomaten) in combinatie met de geschriften, te weten overzichten van (contante) opnamen, pagina’s 300252 tot en met 300261 (DOC-059 tot en met DOC-065).
11.Vgl. voetnoot 9, pagina 100079, hoofdstuk 4.2.2 (opnamen bij Holland Casino) in combinatie met de geschriften, te weten overzichten van opnamen, pagina’s 300262 tot en met 300267 (DOC-066 tot en met DOC-069).
12.Vgl. voetnoot 9, pagina’s 100079 en 100080, hoofdstuk 4.2.3.1 (bankrekening op naam van [verdachte] [rekeningnummer 2] ).
13.Een geschrift, te weten een overzicht van de transacties [rekeningnummer 2] naar [rekeningnummer 1] , pagina’s 300268 en 200269 (DOC-070).
14.Vgl. voetnoot 9, pagina 100080, hoofdstuk 4.2.3.2 (bankrekening op naam van [verdachte] [rekeningnummer 3] ) in combinatie met een geschrift, te weten een overzicht van de transacties [rekeningnummer 3] naar [rekeningnummer 1] , pagina’s 300270 (DOC-071).
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 20 oktober 2021, pagina 600005 (V-001-02).
16.Een geschrift, te weten een overzicht van de transacties [rekeningnummer 5] naar [rekeningnummer 1] , pagina’s 300273 tot en met 300275 (DOC-072).
17.Proces-verbaal beschrijving inbeslaggenomen gegevensdragers [verdachte] , van 19 januari 2022, pagina’s 100131 en 100139 (AMB-018).
18.Een geschrift, te weten een financial leaseovereenkomst Mercedes C250 [kenteken 3] , van 27 april 2020, pagina’s 300395 en 200396 (DOC-116).
19.Processen-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 20 oktober 2021, pagina 600011, alinea 2 (V-001-02) en 14 februari 2022, pagina 600030, alinea 5 (V-001-05).
20.Geschriften, te weten overzichten van concurrente en preferente crediteuren [bedrijf 1] B.V. op 26 januari 2022, pagina’s 300428 en 300429 (DOC-134) en pagina’s 300430 en 300431 (DOC-135).
21.Een geschrift, te weten een van curator Feenstra afkomstige melding faillissementsfraude, van 22 oktober 2020, pagina 300039 (DOC-013).
22.Een geschrift, te weten een brief van Vesting Finance aan [bedrijf 1] B.V. van 18 mei 2020, pagina 300382 (DOC-108).
23.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van Vesting Finance, van 5 juni 2020, pagina 300379 (DOC-107) met als bijlage een geschrift, te weten een brief van Vesting Finance, van 4 juni 2020, pagina 300293 (DOC-077).
24.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [medeverdachte 1] , van 31 juli 2020, pagina 300295 (DOC-078).
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 20 oktober 2021, pagina 600010, laatste alinea (V-001-02).
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 21 oktober 2021, pagina’s 600018 en 600019 (V-001-03).
27.De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 oktober 2023.
28.Vgl. voetnoot 10.
29.Vgl. voetnoot 11.
30.Vgl. voetnoot 13.
31.Vgl. voetnoot 14.
32.Geschriften, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 4] en een historisch overzicht van [bedrijf 4] B.V., van 12 juli 2021, pagina’s 300024 (DOC-005) en 300032 (DOC-010).
33.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 9] B.V., van 12 juli 2021, pagina’s 300026 en 300027 (DOC-006).
34.Startproces-verbaal van verdenking, van 22 december 2021, pagina 100013, kopje ‘overzetten personeel en schoonmaakcontracten naar [bedrijf 4] ’, eerste zin (AMB-001a).
35.Geschriften, te weten betalingsoverzichten, pagina’s 300242 tot en met 300247 (DOC-051 tot en met DOC-056).
36.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot opdracht tussen [bedrijf 5] [plaats 1] / [plaats 2] ( [bedrijf 11] B.V.) en [bedrijf 4] B.V., van 1 juli 2020, pagina’s 300149 en 300150 (DOC-038).
37.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot opdracht tussen [bedrijf 5] [plaats 3] ( [bedrijf 12] B.V.) en [bedrijf 4] B.V., van 1 juli 2020, pagina’s 300151 en 300152 (DOC-038).
38.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot opdracht tussen [bedrijf 5] [plaats 1] [bedrijf 13] ( [bedrijf 13] B.V.) en [bedrijf 4] B.V., van 1 juli 2020, pagina’s 300153 en 300154 (DOC-038).
39.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot opdracht tussen [bedrijf 5] [plaats 4] ( [bedrijf 14] B.V.) en [bedrijf 4] B.V., van 13 juli 2020, pagina’s 300434 tot en met 300438 (DOC-037).
40.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot opdracht tussen [bedrijf 5] [plaats 5] ( [bedrijf 15] B.V.) en [bedrijf 4] B.V., van 13 juli 2020, pagina’s 300439 tot en met 300443 (DOC-037).
41.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot opdracht tussen [bedrijf 5] [plaats 6] ( [bedrijf 16] B.V.) en [bedrijf 4] B.V., van 13 juli 2020, pagina’s 300444 tot en met 300448 (DOC-037).
42.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van het UWV aan curator R.F. Feenstra, van 17 september 2020, pagina’s 300048 en 300049 (DOC-015).
43.De verklaring van verdachte [verdachte] , zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 oktober 2023.
44.Een geschrift, te weten een afschrift zakelijke rekening, pagina 300344 (DOC-096).
45.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 3] B.V., van 1 juli 2020, pagina 300399 (DOC-119).
46.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 3] B.V., van 9 december 2021, pagina’s 300414 en 300415 (DOC-127).
47.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] B.V., van 9 december 2021, pagina’s 300412 en 300413 (DOC-126).
48.Proces-verbaal beschrijving [medeverdachte 2] , van 4 april 2022, pagina 100181, alinea 2 (AMB-021).
49.Een geschrift, te weten getagde WhatsApp-berichten tussen ‘ [alias] ’ en [medeverdachte 1] , pagina’s 300474 tot en met 300476 (DOC-143).
50.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 14 februari 2022, pagina 600024, alinea’s 1, 8, 10 en 12 (V-001-04).
51.Proces-verbaal van aangifte en verhoor getuige R.F. Feenstra, van 26 juli 2021, pagina 700017 (G-001-01).
52.Een geschrift, te weten een financial leaseovereenkomst Porsche Cayenne [kenteken 2] , van 2 september 2020, pagina’s 300083 en 300084 (DOC-020).
53.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake onderzoek Manukau, van 26 oktober 2021, pagina’s 100088 en 100089 (AMB-010).
54.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen [getuige 1] en Neerlandlease B.V., pagina 300449 van 10 september 2020 (DOC-138).
55.Een geschrift, te weten getagde WhatsApp-berichten tussen ‘ [alias] ’ en [medeverdachte 1] , pagina’s 300476 en 300482 (DOC-143).
56.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake onderzoek Manukau, van 27 oktober 2021, pagina’s 100094 en 100095 (AMB-013).
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 14 februari 2022, pagina 600032 (V-001-05).
58.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 21 oktober 2021, pagina 600018, alinea 2 (V-001-03).
59.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 14 februari 2022, pagina’s 600030 en 600031 (V-001-05).
60.Proces-verbaal van aangifte en verhoor getuige R.F. Feenstra, van 26 juli 2021, pagina’s 700011 en 700012 (G-001-01).
61.Een geschrift, te weten een lijst ontbrekende administratie [bedrijf 1] B.V. volgens curator R.F. Feenstra, pagina 300425 (DOC-132).