Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. A.M. Ruige en van wat door verdachtes raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
primair) in de periode van 5 juni 2020 tot en met 15 september 2020 samen met natuurlijke en/of rechtspersonen, onder wie [medeverdachte 1] , zijnde de feitelijk bestuurder van het failliet verklaarde [bedrijf 1] B.V., bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door onder andere een geldbedrag aan de boedel te onttrekken dan wel (
subsidiair) dat hij in het faillissement van een ander, te weten voornoemde rechtspersoon, samen met natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, goederen aan de boedel heeft onttrokken.
primair)
subsidiair)
Op 27 november 2020 heeft curator [curator] een aanvullende melding ingediend, omdat hij vermoedde dat ook verdachte, als administratief medewerker werkzaam bij [bedrijf 1] B.V., betrokken is geweest bij de fraude in het faillissement van [bedrijf 1] B.V.
25 maart 2020 om uitstel van betaling, maar [bedrijf 7] wees dit af. [bedrijf 7] stuurde op 5 juni 2020 een brief, gedateerd 4 juni 2020, naar [bedrijf 1] B.V. met daarin onder meer het volgende:
4 juni 2020. Hij en [medeverdachte 2] hebben de situatie telefonisch besproken. En hij heeft haar de brief gestuurd. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] hebben hem gerustgesteld dat zij dit zouden regelen met het Pensioenfonds. [12]
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeelde, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekken;
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
strafbaarheid feit
medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.