ECLI:NL:RBOVE:2023:4482

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10645632 \ CV EXPL 23-1750
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en wettelijke rente door zorgverzekeraar Menzis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. Menzis vorderde betaling van een openstaande zorgpremie van € 122,91, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde had de premie van december 2022 niet betaald en had wel een betalingsregeling getroffen voor meerdere dossiers bij de gemachtigde van Menzis, GGN Mastering Credit N.V. Menzis stelde dat de gedaagde in verzuim was en dat hij de kosten van de incasso moest vergoeden.

De kantonrechter overwoog dat de gedaagde de vordering niet had weersproken en dat hij met het treffen van een betalingsregeling de vordering had erkend. De rechter oordeelde dat de gedaagde de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten moest betalen. De kantonrechter vond het echter onbegrijpelijk dat de gedaagde een betalingsregeling had getroffen en een dag later met een dagvaarding werd geconfronteerd. Daarom werden de kosten voor het betekenen van de dagvaarding en het griffierecht voor rekening van Menzis gesteld, maar moest de gedaagde wel de kosten van de gemachtigde betalen.

De rechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van in totaal € 154,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, en de proceskosten van € 58,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10645632 \ CV EXPL 23-1750
Vonnis van 7 november 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij, hierna te noemen Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juli 2023,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij Menzis. Op grond daarvan heeft hij onder meer de verplichting om de nota’s, waarmee Menzis de premie in rekening brengt, aan Menzis te betalen. [gedaagde] heeft de premie van december 2022 ter hoogte van € 122,91 onbetaald gelaten.
Wat vordert Menzis?
2.2.
Menzis stelt dat [gedaagde] het openstaande bedrag aan de premie van december 2022 moet betalen. Daarnaast maakt Menzis aanspraak op betaling van de wettelijke rente (€ 2,53, berekend tot 14 juli 2023) en de buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw (€ 48,40). [gedaagde] heeft een bedrag van € 19,68 betaald en deze betaling heeft Menzis in haar conclusie van repliek op de vordering in mindering gebracht. Menzis vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Menzis van een bedrag van in totaal € 154,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 122,91 vanaf 14 juli 2023 tot de dag van volledige betaling. Verder vordert Menzis dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Volgens [gedaagde] heeft hij een betalingsregeling getroffen voor meerdere dossiers bij de gemachtigde van Menzis (GGN), waaronder de vordering waar het hierover gaat. Deze betalingsregeling heeft [gedaagde] getroffen voordat hij werd gedagvaard en hij betaalt ook een bedrag van € 50,00 op grond van deze regeling, aldus [gedaagde] .
De reactie van Menzis
2.4.
In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft Menzis het volgende, kort samengevat, naar voren gebracht. Menzis heeft [gedaagde] diverse e-mails en brieven gestuurd over de openstaande vordering. Naar aanleiding van deze brieven en e-mails heeft [gedaagde] niet gereageerd of betaald, zodat op 14 juli 2023 door de gemachtigde van Menzis de dagvaarding is opgesteld, die vervolgens op 18 juli 2023 aan [gedaagde] is betekend. [gedaagde] heeft op 17 juli 2023 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van Menzis. Daarbij is een betalingsregeling getroffen voor meerdere dossiers, welke regeling ook schriftelijk is bevestigd aan [gedaagde] . Daarna is [gedaagde] bij brief van 31 juli 2023 door Menzis nogmaals in de gelegenheid gesteld om het restant volledig te voldoen. Menzis vindt dat [gedaagde] ook de bijkomende kosten moet betalen, omdat hij meerdere malen in de gelegenheid is gesteld om de vordering te betalen zonder deze kosten. Ten slotte heeft Menzis nog naar voren gebracht dat zij het vonnis niet ten uitvoer zal leggen zo lang [gedaagde] de getroffen regeling nakomt.

3.De beoordeling

Hoofdsom

3.1.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] heeft de vordering niet weersproken. Daarnaast heeft [gedaagde] met het treffen van een betalingsregeling de vordering ook erkend. De premie voor december 2022 is niet door [gedaagde] betaald, terwijl [gedaagde] hiertoe wel gehouden was. Dat betekent dat de kantonrechter de hoofdsom zal toewijzen.
Moet [gedaagde] de wettelijke rente betalen? Ja
3.2.
Vaststaat dat [gedaagde] de premie niet op tijd heeft betaald en hierdoor in verzuim is geraakt. De daarna in rekening gebrachte wettelijke rente moet [gedaagde] daarom ook betalen.
Moet [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten betalen? Ja
3.3.
Menzis vordert een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Menzis heeft [gedaagde] bij brief van 19 april 2023 een termijn van 14 dagen gegeven om zonder bijkomende kosten de openstaande premie te voldoen. Vast staat dat [gedaagde] het bedrag niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan. Bovendien voldoet de aanmaning aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] heeft de ontvangst van deze brief van Menzis ook niet betwist. Menzis heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en daarom moeten [gedaagde] ook deze kosten betalen.
Wat betekent dit voor [gedaagde] ?
3.4.
[gedaagde] moet aan Menzis betalen het bedrag van in totaal € 154,16 (aan hoofdsom € 122,91 + aan wettelijke rente tot 14 juli 2023 € 2,53 + aan buitengerechtelijke incassokosten € 48,40 minus € 19,68 betaling van [gedaagde] ) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 122,91 vanaf 14 juli 2023 tot dag waarop alles is betaald.
De proceskosten
3.5.
Menzis brengt naar voren dat de dagvaarding op 14 juli 2023 is opgesteld en op
18 juli 2023 is betekend. Aangezien [gedaagde] meerdere malen in de gelegenheid is gesteld de vordering zonder gerechtelijke kosten te voldoen, vindt Menzis dat de proceskosten voor rekening van [gedaagde] moeten komen. [gedaagde] zet daar tegenover dat hij een betalingsregeling heeft getroffen op 17 juli 2023. De betalingsregeling is eerder tot stand gekomen dan dat de dagvaarding aan hem is betekend, aldus [gedaagde] .
3.6.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Vast staat dat tussen partijen op
17 juli 2023 een betalingsregeling is getroffen voor meerdere dossiers, inhoudende dat [gedaagde] € 50,00 per maand betaalt, waarbij de eerste betaling uiterlijk 28 juli 2023 moet zijn voldaan. Vervolgens wordt een dag later, op 18 juli 2023, de dagvaarding aan [gedaagde] betekend, waarbij hij op 15 augustus 2023 wordt opgeroepen om in rechte te verschijnen. Verder staat tussen partijen vast dat [gedaagde] op 26 juli 2023 de eerste termijnbetaling heeft voldaan. Ten slotte staat vast dat [gedaagde] de betalingsregeling -in ieder geval tot het indienen van de conclusie van repliek op 12 september 2023- is nagekomen/nakomt.
3.7.
Gelet op bovenstaande gang van zaken vindt de kantonrechter niet dat alle proceskosten voor rekening van [gedaagde] kunnen komen. De kantonrechter vindt het onbegrijpelijk dat [gedaagde] een betalingsregeling treft en een dag later met een dagvaarding en bijkomende kosten geconfronteerd wordt. Uit de toelichting op de getroffen betalingsregeling (brief van 17 juli 2023) staat ook niet dat [gedaagde] gedagvaard wordt. Sterker nog, daar staat alleen dat hij gedagvaard kán worden als hij de regeling niet nakomt. Tevens staat in de brief dat als [gedaagde] de dagvaarding al ontvangen heeft, deze kosten door hem moeten worden voldaan. Van beide voorwaarden (situaties) is geen sprake. Gelet op het feit dat [gedaagde] de betalingsregeling nakomt, is het betekenen en vervolgens aanbrengen van de dagvaarding prematuur. Daarom komen de kosten voor het betekenen van het exploot en het griffierecht voor rekening van Menzis. Dat Menzis is overgegaan tot het opstellen van de dagvaarding op 14 juli 2023, kan de kantonrechter echter wel begrijpen. [gedaagde] is namelijk voldoende in de gelegenheid gesteld om op de sommaties en e-mailberichten van Menzis te reageren, wat [gedaagde] heeft nagelaten. Daarom vindt de kantonrechter dat [gedaagde] 1 punt salaris gemachtigde voor het opstellen van de dagvaarding moet betalen. Ook de nakosten moet [gedaagde] betalen.
De kosten aan de kant van Menzis worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 39,00 (1 punt x tarief € 39,00)
- nakosten
€ 19,50
Totaal € 58,50.
Ten overvloede
3.8.
De kantonrechter merkt nog op dat Menzis in haar conclusie van repliek heeft toegezegd dat zij het vonnis niet ten uitvoer zal leggen zolang [gedaagde] de getroffen betalingsregeling nakomt. De kantonrechter gaat er vanuit dat Menzis zich daar aan houdt, zodat [gedaagde] niet met extra kosten wordt belast.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan Menzis te betalen een bedrag van € 154,16, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over
€ 122,91 vanaf 14 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Menzis tot de datum van dit vonnis begroot op € 58,50 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023. (ak)