ECLI:NL:RBOVE:2023:4477

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10562413 \ CV EXPL 23-1335
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor ICT-diensten en afwijzing van schadevergoeding in reconventie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen partij A en partij B. Partij A, vertegenwoordigd door EBL Incasso, vorderde betaling van een bedrag van € 1.785,58 van partij B, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op onbetaalde facturen voor ICT-diensten, waaronder het verzorgen van zakelijke e-mail, die door partij A aan partij B waren geleverd. Partij B had in het verleden wel enkele facturen betaald, maar had de betalingen voor de maanden november 2022 tot en met april 2023 stopgezet. Partij B voerde aan dat de contracten onder misleiding tot stand waren gekomen, omdat partij A had verzekerd dat de contracten maandelijks opzegbaar waren, wat volgens partij B niet het geval was. Daarnaast vorderde partij B in reconventie schadevergoeding van € 8.250,00 wegens omzetverlies door het afsluiten van de zakelijke e-mail door partij A.

De kantonrechter oordeelde dat de contracten rechtsgeldig waren afgesloten en dat partij B in verzuim was door de onbetaalde facturen. De vordering van partij A werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering in reconventie van partij B werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat partij A gerechtigd was om de diensten op te schorten vanwege de betalingsachterstand. De proceskosten werden toegewezen aan partij A, en partij B werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10562413 \ CV EXPL 23-1335
Vonnis van 7 november 2023
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen [partij A] ,
gemachtigde: EBL Incasso,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [partij B] ,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie,
- de nagekomen productie van [partij B] (de e-mail van 30 januari 2023),
- de mondelinge behandeling van de zaak op 18 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil, in conventie en in reconventie

2.1.
[partij A] , h.o.d.n. [bedrijf 1] , heeft op verschillende data in 2022 overeenkomsten gesloten met [partij B] , h.o.d.n. [bedrijf 2] . Het gaat om verschillende ICT diensten, waar onder het verzorgen van de zakelijke e-mail van [partij B] . De hieruit voortvloeiende facturen heeft [partij B] in het begin betaald, maar de facturen over de maanden november 2022 t/m april 2023 zijn niet betaald.
2.2.
[partij A] wil in conventie dat [partij B] wordt veroordeeld tot betaling van die facturen (een zestal facturen over de periode november 2022 t/m april 2023), in hoofdsom € 1.785,58. Ook wil [partij A] dat [partij B] wordt veroordeeld in de wettelijke handelsrente over die facturen en in de gemaakte buitengerechtelijke kosten (€ 267,84). De tegeneis van [partij B] is volgens [partij A] ongegrond en ook onvoldoende onderbouwd en moet worden afgewezen.
2.3.
[partij B] voert in conventie het verweer dat de contracten onder misleiding tot stand zijn gekomen ( [partij A] heeft haar verzekerd dat de contracten maandelijks opzegbaar waren, en dat blijkt niet zo te zijn) en [partij A] is ten onrechte niet ingegaan op haar voorstel de contracten over te nemen. [partij B] heeft aangeboden de contracten die [partij A] met zijn leveranciers heeft over te nemen, om de financiële lasten daarvan over te nemen en om daarmee dan in gesprek te gaan. [partij A] heeft de dienst zakelijke e-mail op 2 mei 2023 ten onrechte afgesloten, waardoor [partij B] klanten niet meer kon bereiken en klanten haar niet. [partij B] kwalificeert die gang van zaken als onbeschoft en het heeft haar bovendien veel omzet gekost. De omzet is door de afsluiting van de zakelijke e-mail 4 weken lang gekelderd met 100% en zij vordert daarom als schadevergoeding in reconventie het gemiddelde van haar maandomzet, een bedrag van € 8.250,00.

3.De beoordeling door de kantonrechter, in conventie en in reconventie

3.1.
Het standpunt van [partij A] is nog toegelicht op de mondelinge behandeling van de zaak op 18 oktober 2023, waarbij namens [partij A] is verschenen [naam] , samen met de gemachtigde. [partij B] is daarbij niet verschenen, zoals zij bij e-mail van 17 oktober 2023 heeft laten weten.
3.2.
In conventie staat vast dat partijen de door [partij A] overgelegde contracten hebben afgesloten. Het verweer van [partij B] dat de contracten onder misleiding tot stand zijn gekomen omdat [partij A] ten onrechte heeft verzekerd dat alles maandelijks opzegbaar zou zijn, is door [partij A] gemotiveerd betwist. Volgens [partij A] is de duur van 12 maanden gewoon met [partij B] besproken en moet [partij A] zelf ook de contracten voor die duur afnemen van zijn leveranciers. Daarbij komt dat alle contracten expliciet een contractduur van 12 maanden vermelden en dat [partij B] die contracten stuk voor stuk heeft ondertekend. Hiertegenover staat alleen de stelling van [partij B] zelf en blijkt verder uit niets dat sprake is geweest van misleiding of andere afspraken over de contractsduur. Dit verweer van [partij B] wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
3.3.
Het standpunt van [partij B] dat [partij A] ten onrechte haar voorstel (om de contracten over te nemen) niet heeft geaccepteerd leidt ook niet tot afwijzing van de vordering in conventie. [partij B] heeft contracten met een minimale duur van 12 maanden gesloten met [partij A] , niet met de achterliggende leveranciers van [partij A] . Het voorstel van [partij B] houdt in dat [partij A] er als tussenleverancier tussenuit zou gaan, [partij A] geen eventuele opslag meer zou kunnen factureren aan [partij B] en [partij B] rechtstreeks met de achterliggende leveranciers zou gaan handelen. Dat hoeft [partij A] niet te accepteren.
3.4.
De hoofdsom van de facturen (€ 1.785,58, ziende op de periode november 2022 t/m april 2023) is qua hoogte verder niet betwist en is toewijsbaar in conventie. [partij A] heeft in die periode de diensten verleend zoals vermeld op de facturen en [partij B] moet daarvoor betalen.
3.5.
Uit een e-mail van 5 december 2022 (de productie achter de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) blijkt dat [partij B] de contracten heeft opgezegd op 5 december 2022, per direct. Daarvan uitgaande heeft dat nog geen gevolgen voor toewijzing van de vordering in conventie. Aangezien de contracten voor 12 maanden zijn afgesloten in verschillende maanden (de maanden mei t/m oktober 2022) lopen de betalingsverplichtingen ook bij die opzegging door tot in elk geval mei t/m oktober 2023. Daarom zijn de facturen over de periode november 2022 t/m april 2023 in elk geval door [partij B] verschuldigd.
3.6.
De gevraagde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen, omdat [partij B] vanaf dat moment in verzuim was. Ook de buitengerechtelijke kosten, door [partij B] niet betwist, zullen worden toegewezen. In conventie moet [partij B] , als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- dagvaarding € 110,55
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x tarief € 199,00)
- nakosten €
99,50
Totaal € 852,05.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.7.
In reconventie staat vast dat [partij A] [partij B] op 2 mei 2023 heeft gemaild dat alle diensten van [partij A] zijn afgesloten in verband met de betalingsachterstanden en dat de diensten weer actief zullen worden, nadat [partij B] heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen. Gelet op de beslissing in conventie was er op 2 mei 2023 inderdaad een opeisbare betalingsachterstand van meerdere maanden en mocht [partij A] naar het oordeel van de kantonrechter zijn verplichtingen opschorten zoals hij heeft gedaan. Dat [partij B] vanaf dat moment geen gebruik meer kon maken van haar zakelijke e-mail kan [partij A] daarom niet worden aangerekend. De in dat verband gevorderde schadevergoeding van € 8.250,00 is daarom niet toewijsbaar en is overigens ook onvoldoende door [partij B] onderbouwd.
3.8.
In reconventie zal de vordering van [partij B] daarom worden afgewezen, waarbij [partij B] ook in reconventie wordt veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de samenhang tussen de vordering in reconventie en de vordering in conventie zal in reconventie een half punt gemachtigdesalaris worden toegewezen (½ van € 330,00= € 165,00).

4.De beslissing

In conventie

4.1.
veroordeelt [partij B] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [partij A] te betalen een bedrag van € 1.785,58 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hieraan ten grondslag liggende facturen, over de facturen met nummers 2023-1006, 2023-1007, 2023-1008 en 2023-1009 vanaf 15 maart 2023, over factuur met nummer 2023-2012 vanaf 15 april 2023 en over factuur met nummer 2023-1017 vanaf 16 mei 2023,
4.2.
veroordeelt [partij B] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [partij A] te betalen buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 267,84,
4.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 852,05, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [partij B] ook de kosten van betekening betalen,
4.4.
veroordeelt [partij B] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.5.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
In reconventie
4.7.
wijst de vordering in reconventie af,
4.8.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van [partij A] begroot op € 165,00 gemachtigdesalaris.
4.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.