ECLI:NL:RBOVE:2023:4455

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
08/952044-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de veroordeelde, die eerder was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op een bedrag van € 750.690,20. De procedure heeft plaatsgevonden op verschillende openbare terechtzittingen, waarbij de veroordeelde op de eerste twee zittingen aanwezig was, maar niet op de derde. Tijdens de laatste zitting heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, gezien de vrijspraak van de veroordeelde. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft eveneens aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, gezien de vrijspraak van de veroordeelde op 3 oktober 2022, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft deze beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952044-20 (ontneming)
Datum vonnis: 7 november 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 750.690,20.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 14 februari 2022,
19 september 2022 en 26 september 2023. [veroordeelde], bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. J.J.M. Pinners, advocaat in Zwolle, is op de eerste twee terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord. Op de terechtzitting van 26 september 2023 is hij niet verschenen.
Op de terechtzitting van 26 september 2023 heeft de officier van justitie mr. R. Janssens gevorderd dat de rechtbank de vordering afwijst, vanwege de vrijspraak van de ten laste gelegde feiten die aan de vordering ten grondslag liggen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd, dat de vordering van [veroordeelde] dient te worden afgewezen, omdat hij is vrijgesproken van de aan de vordering ten grondslag liggende ten laste gelegde feiten.

3.De beoordeling van de vordering

Nu [veroordeelde] bij vonnis van 3 oktober 2022 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.