ECLI:NL:RBOVE:2023:4455
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de veroordeelde, die eerder was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op een bedrag van € 750.690,20. De procedure heeft plaatsgevonden op verschillende openbare terechtzittingen, waarbij de veroordeelde op de eerste twee zittingen aanwezig was, maar niet op de derde. Tijdens de laatste zitting heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, gezien de vrijspraak van de veroordeelde. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft eveneens aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, gezien de vrijspraak van de veroordeelde op 3 oktober 2022, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft deze beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.