ECLI:NL:RBOVE:2023:4454

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
08/770002-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 08/770002-21. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, geboren in 1981. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het bedrag van € 959.154,54 dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat. De procedure omvatte openbare terechtzittingen op 14 februari 2022, 19 september 2022 en 26 september 2023. De verdachte was alleen aanwezig op de zitting van 19 september 2022, waar zij werd bijgestaan door haar raadsman, mr. J.M. Keizer. Tijdens de andere zittingen was de verdachte niet aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 oktober 2022 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. G.H. Meijer als voorzitter, en de rechters mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. A.J. de Loor, in aanwezigheid van griffier mr. A. de Bruin.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770002-21
Datum vonnis: 7 november 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [woonplaats] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en [verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 959.154,54.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 14 februari 2022, 19 september 2022 en 26 september 2023. [verdachte] , bijgestaan door haar raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat in Amsterdam, is alleen op de terechtzitting van 19 september 2022 verschenen en op de vordering gehoord. Tijdens de overige terechtzittingen is [verdachte] niet verschenen.

3.De beoordeling van de vordering

Nu [verdachte] bij vonnis van 3 oktober 2022 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Op de terechtzitting van 26 september 2023 heeft de officier van justitie mr. R. Janssens gevorderd dat de rechtbank de vordering afwijst, vanwege de vrijspraak van de ten laste gelegde feiten die aan de vordering ten grondslag liggen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen bij gebrek aan een veroordeling.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.