ECLI:NL:RBOVE:2023:4451

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
08/760037-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 08/760037-20. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die op 3 oktober 2023 vrijgesproken is van de ten laste gelegde feiten. De vordering is behandeld op openbare terechtzittingen op 14 februari 2022, 19 september 2022 en 26 september 2023. Tijdens de laatste zitting heeft de officier van justitie, mr. R. Janssens, gevorderd dat de rechtbank de ontnemingsvordering afwijst, gezien de vrijspraak van de veroordeelde. De raadsvrouw van de veroordeelde, mr. M.G.J. Plat, heeft eveneens aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden wegens het ontbreken van een veroordeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, nu de veroordeelde is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd, het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in haar vordering. De rechtbank heeft dan ook besloten om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. G.H. Meijer en de rechters mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. A.J. de Loor, in aanwezigheid van griffier mr. A. de Bruin.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760037-20 (ontneming)
Datum vonnis: 7 november 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van
€ 750.690,20.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 14 februari 2022,
19 september 2022 en 26 september 2023. [veroordeelde], bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. M.G.J. Plat, advocaat in Rotterdam, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 26 september 2023 heeft de officier van justitie mr. R. Janssens gevorderd dat de rechtbank de vordering afwijst, vanwege de vrijspraak van de ten laste gelegde feiten die aan de vordering ten grondslag liggen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen bij gebrek aan een veroordeling.

3.De beoordeling van de vordering

Nu [veroordeelde] bij vonnis van 3 oktober 2023 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.