ECLI:NL:RBOVE:2023:445

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
08.269074.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor geweldsdelicten en bedreiging binnen een huiselijke context

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 31-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan twee geweldsdelicten en bedreiging van zijn partner en haar moeder. De feiten vonden plaats in de periode van oktober 2022 tot februari 2022, waarbij de verdachte zijn partner mishandelde en haar met de dood bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks een eerder opgelegd huisverbod, dit verbod overtrad door contact op te nemen met zijn partner. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers, de aangiften en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank achtte de geweldsdelicten en bedreigingen ernstig, vooral gezien het patroon van huiselijk geweld en de impact op de slachtoffers. De verdachte had eerder al te maken gehad met justitie vanwege vergelijkbare feiten, wat de rechtbank deed besluiten tot een hogere straf dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en verplichtingen tot behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.269074.22 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. de Munnik en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N. Brands, advocaat in Goor, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 17 oktober 2022 het hem opgelegde huisverbod heeft overtreden;
feit 2:op 19 februari 2022 [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld
(primair)dan wel dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen
(subsidiair)dan wel dat hij zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld
(meer subsidiair);
feit 3:in de periode van 13 tot en met 14 oktober 2022 [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld
(primair), dan wel dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen
(subsidiair)dan wel dat hij zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld
(meer subsidiair);
feit 4:op 14 oktober 2022 [slachtoffer 2] met de dood heeft bedreigd;
feit 5:op 14 oktober 2022 [slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 17 oktober 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] , heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snee en/of (blijvend) litteken (voor)hoofd, heeft toegebracht door (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien/werpen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gegooid/geworpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien/werpen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde lip en/of twee, althans één of meer gebroken ribben en/of een gat in het hoofd en/of een hersenschudding en/of bloeduitstortingen, heeft toegebracht door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 1] (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft dicht geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
4.
hij op of omstreeks 14 oktober 2022 te Almelo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik vermoord je als ik je tegenkom" en/of "Ik snij je strot door als je ligt te slapen" en/of "Ik haal je hoofd eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 14 oktober 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "Ik snij je strot door" en/of "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster en dat ook niet bewezen kan worden dat verdachte een poging daartoe heeft ondernomen.
Het onder 1, 2 meer subsidiair, 3 subsidiair en 5 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 5
De rechtbank komt evenals de officier van justitie en de verdediging tot bewezenverklaring van het onder 1, 3 subsidiair en 5 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Feit 1
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 3o Sv, zijnde de beschikking van de burgemeester houdende het opleggen van een huisverbod (artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod) van 14 oktober 2022 (pag. 55 en 56);
Feit 3 subsidiair
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
4. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 18 oktober 2022 (pag. 12 en 13);
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5o Sv, zijnde de geneeskundige verklaring van M. Dijkman van 16 januari 2013;
Feit 5
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
7. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 20 oktober 2022 (pag. 36).
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Een medische onderbouwing van het letsel ontbreekt.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van de aangifte, de bevindingen van de verbalisant
[verbalisant 1] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting bewezen dat verdachte op
19 februari 2022 een mes naar het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gegooid.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Bij de beoordeling van de vraag of het handelen van verdachte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel een mishandeling van een levensgezel oplevert, gaat de rechtbank uit van de feitelijke gang van zaken zoals uit de bewijsmiddelen blijkt.
Op grond van die bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het opzet van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Door het gooien van het mes heeft verdachte immers de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] in het leven geroepen en naar het oordeel van de rechtbank heeft hij deze kans ook bewust aanvaard. Het gooien met een mes, ook daar waar het een relatief klein mes betreft, naar het hoofd van [slachtoffer 1] is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daar komt bij dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel ook bewust heeft aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gooien met een mes letsel kan ontstaan en het handelen van verdachte heeft daarnaast geresulteerd in blijvend letsel in de vorm van een litteken.
Om deze redenen acht de rechtbank het opzet van verdachte, in voorwaardelijke zin, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige
[getuige] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 oktober 2022 [slachtoffer 2] met de dood heeft bedreigd.
Hoewel verdachte het ten laste gelegde ontkent omdat hij de dreigementen niet aan zijn schoonmoeder, maar aan zijn partner [slachtoffer 1] zou hebben gericht omdat hij haar belde, ziet de rechtbank in de verklaring van getuige Wijnholds voldoende ondersteuning voor de aangifte van [slachtoffer 2] .
Wijnholds was op het moment dat verdachte belde naar de telefoon van [slachtoffer 1] , bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aanwezig. Hij zag en hoorde dat verdachte steeds belde en hen bedreigde met van alles. Deze dreigementen werden gedaan via spraakberichten op de telefoon van [slachtoffer 1] . Wijnholds hoorde verdachte daarbij zeggen dat hij wel wist dat [slachtoffer 2] bij haar -daarmee doelende op [slachtoffer 1] - was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hier voor de feiten 1, 3 en 5 opgegeven bewijsmiddelen en voor de feiten 2 en 4 de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 17 oktober 2022 te Goor in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] , heeft betreden en contact heeft opgenomen met de in dat huisverbod genoemde persoon;
2 primair.
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Goor, althans in de gemeente Hof van Twente aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snee en/of (blijvend) litteken (voor)hoofd, heeft toegebracht door (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien/werpen;
3 subsidiair.
hij in de periode van 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 te Goor ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht en lichaam heeft gestompt en met kracht de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft dicht geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 14 oktober 2022 te Almelo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik vermoord je als ik je tegenkom" en "Ik snij je strot door als je ligt te slapen" en "Ik haal je hoofd eraf";
5.
hij op 14 oktober 2022 te Goor [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en "Ik snij je strot door" en "Ik maak je kapot".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod;
feit 2 primair
het misdrijf:
zware mishandeling;
feit 3 subsidiair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
feit 4 en feit 5
telkens het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid van kortdurende klinische opname, een drugs- en alcoholverbod en meewerken aan voorwaarden betreffende het gedrag. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van een contactverbod met [slachtoffer 1] gevorderd, eveneens met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt dan wel zich belastend jegens haar gedraagt, met daarbij vervangende hechtenis van twee weken per overtreding met een maximum van zes maanden voor de duur van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gezien de door de verdediging bewezenverklaarde feiten, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van in totaal zeven maanden waarbij de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht – door de raadsman berekend op 99 dagen – als onvoorwaardelijk deel dient te gelden. Aan het voorwaardelijk op te leggen deel kunnen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden gekoppeld. Waarbij de raadsman opmerkt dat het opleggen van een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] twijfelachtig is, nu gebleken is dat gedurende de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis verblijft, er regelmatig contact tussen beiden is geweest. Ten aanzien van een contactverbod, op te leggen in de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel, stelt de raadsman de vraag of dat in deze zaak werkbaar en doelmatig zal zijn, nu tijdens de voorlopige hechtenis ook is gebleken van een regelmatig contact tussen verdachte en [slachtoffer 1] .
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten. Niet alleen heeft hij zijn partner [slachtoffer 1] zwaar mishandeld, ook heeft hij haar en haar moeder met de dood bedreigd. Nadat aan verdachte, na weer een zware mishandeling en de doodsbedreigingen, een huis- en contactverbod was uitgereikt, heeft hij dit verbod kort nadat het was gegeven al overtreden. Het leven van verdachte en zijn partner wordt gekenmerkt door periodes van geweld en evenals de hulpverlening en de reclassering ziet ook de rechtbank een patroon van huiselijk geweld.
Verdachte heeft verklaard dat hij op beide avonden waarop de feiten zijn gepleegd, alcohol heeft gedronken en speed heeft gebruikt en niet zo goed meer weet wat er precies is gebeurd en hoe een en ander is gegaan. Wat verdachte daadwerkelijk heeft bewogen op 19 februari 2022 een mes naar het hoofd van zijn partner te gooien en op 14 oktober 2022 haar in de slaapkamer op bed te slaan en te stompen en haar keel dicht te knijpen, is de rechtbank niet duidelijk geworden.
De enkele verklaring van verdachte dat hij zich op 19 februari 2022 moest verweren omdat [slachtoffer 1] hem met een vlammende deodorant bus tegemoet zou zijn gekomen én hij op 14 oktober 2022 boos was omdat hij een gram speed miste en haar ervan verdacht dat zij dat had weggenomen, rechtvaardigt het ernstig gewelddadige gedrag van verdachte op geen enkele wijze. Dit geldt eveneens voor de bedreigingen met de dood van zijn partner en haar moeder.
Als gevolg van het geweld heeft de partner blijvend letsel opgelopen wat bestaat uit een ontsierend litteken op het voorhoofd. Hierdoor zal zij voor de rest van haar leven herinnerd worden aan de gebeurtenissen.
Uit het dossier komt naar voren dat telkens wanneer verdachte onder invloed van middelen en alcohol is, hij agressief wordt en zijn partner het moet ontgelden. Juist binnen een partnerrelatie moeten partners er op kunnen vertrouwen veilig te zijn; verdachte heeft dat vertrouwen meermalen op grove wijze geschonden. En ondanks dat hem was verboden om gedurende een relatief [slachtoffer 1] periode geen contact met zijn partner te zoeken én niet in de woning te komen, heeft verdachte dit verbod aan zijn laars gelapt en heeft hij haar weer opgezocht en is hij weer in de woning gaan verblijven. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De persoon van verdachte
Ook houdt de rechtbank rekening met het over de persoon van verdachte opgemaakte rapport van de reclassering van 6 december 2022. Daaruit komt naar voren dat verdachte overkomt als een wat onaangepaste man die vooral zijn eigen plan trekt en waarbij hij zich weinig gelegen laat liggen aan wet- en regelgeving. Er is sprake van langdurige relatieproblematiek tussen beide waarbij het ook al eerder tot huiselijk geweld is gekomen. Verdachte komt daarbij over als een man die weinig vaardigheid heeft om naar zijn eigen aandeel te kijken en die zich onder invloed van alcohol en/of drugs grensoverschrijdend kan opstellen. Verder is gebleken dat sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden, zoals dagbesteding, sociaal netwerk en financiën, maar deze zijn niet delictgerelateerd. Beschermende factoren heeft de reclassering niet gevonden.
De reclassering ziet een hoog risico op recidive en daarnaast een hoog risico op gewelddadig
gedrag. Ook wordt op lange termijn (meer dan twee maanden) het risico op extreem ernstig dan wel dodelijk geweld ingeschat als hoog.
Verdachte heeft ter zitting verklaard zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Bij de reclassering heeft verdachte gezegd te willen meewerken aan een toezicht en ook aan een drugs- en alcoholverbod. Een contactverbod met aangeefster ziet hij eigenlijk niet zitten, heeft de rechtbank ook ter zitting geconstateerd.
De straf
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (huiselijk) geweldsdelicten.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van enige duur gerechtvaardigd. Evenwel is de rechtbank ook gebleken van de noodzaak van begeleiding en behandeling van verdachte met name ten aanzien van zijn alcohol- en drugsgebruik. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de gepleegde feiten door het alcoholgebruik zijn ontstaan, maar dat hij geen hulp nodig heeft om van de alcohol en de middelen af te blijven, nu hij sinds hij in voorlopige hechtenis verblijft clean is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee geen inzicht toont in de noodzaak dat hij behandeld moet worden. Weliswaar is verdachte sinds hij in voorlopige hechtenis verblijft vrij van het gebruik van alcohol en drugs, maar zonder gerichte behandeling op verslaving is gelet op de voorgeschiedenis aannemelijk dat verdachte na detentie deze middelen weer gaat gebruiken. Een terugval brengt in dat geval het risico met zich dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan ernstig huiselijk geweld met alle gevolgen van dien.
De rechtbank overweegt dat voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een wapen als uitgangspunt geldt van een gevangenisstraf van zes á zeven maanden. Bij het bewezenverklaarde feit 2 heeft verdachte een mes gebruikt en daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (zonder wapen). Ook de drie andere bewezenverklaarde feiten worden in vergelijkbare zaken bestraft met een gevangenisstraf, omdat sprake is van huiselijk geweld. Gelet op de specifieke recidive van huiselijk geweld, waarbij de eerder veroordeling verdachte niet heeft aangezet tot gedragsverandering of probleembesef, en ook de gedragsaanwijzing, waarbij hij het ingrijpen van justitie negeerde, maken dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk hogere straf opleggen dan geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een deel van tien maanden zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, het contactverbod met [slachtoffer 1] daarin begrepen, verbinden. Hoewel het risico op onttrekking aan de voorwaarden hoog wordt ingeschat acht de rechtbank het opleggen van die voorwaarden zeer van belang.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen, in het bijzonder voor aangeefster [slachtoffer 1] , nu verdachte – als ook aangeefster zelf – ter zitting hebben gezegd weer bij elkaar te willen gaan verblijven.
De rechtbank is van oordeel dat naast de genoemde bijzondere voorwaarde het (ook) in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen van het contactverbod niet passend is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod;
feit 2 primair, het misdrijf:
zware mishandeling;
feit 3 subsidiair, het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
feit 4 en feit 5, telkens het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs en meewerkt aan de controle daarvan. De controle vindt plaats door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en meewerkt aan de controle daarvan. De controle vindt plaatst door middel van urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welk controlemiddel controle plaatsvindt en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich ambulant laat behandelen bij JusTact of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname van verdachte voor detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na voorafgaande goedkeuring van die kortdurende opname door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze - direct noch indirect - contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1985, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich inspant voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding; bij voorkeur in de vorm van betaald werk, zolang de reclassering dat nodig acht;
- inzicht geeft in zijn sociale netwerk en risicovolle contacten mijdt, zolang de reclassering dat nodig acht;
- een actieve houding laat zien en meewerkt aan de gebonden begeleiding, zolang de reclassering dat nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.
Mr. Vording is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022482419 van 20 oktober 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 14 oktober 2022 (pag. 4 en 5), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 februari 2022 was ik in dienst met collega [verbalisant 2] .
Omstreeks 05:00 uur ontvingen wij het verzoek om te gaan naar de [adres] in verband met een gaande ruzie.
Op het adres staan ingeschreven [verdachte] en [slachtoffer 1] .
Ter plaatste hoorden wij geschreeuw in de woning. Ik hoorde een man en een vrouw schreeuwen.
In de woning zag ik zowel [slachtoffer 1] als [verdachte] . Ik zag en rook dat beiden hevig onder invloed van alcohol dan wel andere verdovende middelen waren. Ik hoorde dat beiden met dubbele tong spraken. Ik zag dat beiden onvast ter been waren. Ik zag op dat moment geen letsel bij [slachtoffer 1] noch [verdachte] .
Na een kort gesprek bleek dat beiden ruzie met elkaar hadden.
Omstreeks 06:00 uur ontvingen wij wederom het verzoek om te gaan naar de [adres]
. Deze melding werd weer gedaan door de moeder van [slachtoffer 1] .
In de woning troffen wij [slachtoffer 1] . [verdachte] was op dat moment niet in de woning aanwezig. Hij zou via de achterzijde van de woning weg zijn gegaan. Er bevonden zich, op dat moment, geen andere personen in de woning.
Ik zag een hoofdwond bij [slachtoffer 1] . Ik hoorde [slachtoffer 1] verklaren dat [verdachte] een mes naar haar hoofd had gegooid. Ik zag dat het ging om een snee van ongeveer twee centimeter in het midden van het voorhoofd van [slachtoffer 1] . Ik zag dat het ging om een mes met een botte punt en een houten handvat. Ik zag dat het ging om een keukenmes.
2.
Het proces-verbaal aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 1] van 18 oktober 2022
(pag. 12) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Kun je vertellen wat er 19 februari 2022 is gebeurd?
Ja, toen heeft [verdachte] mij een mes aan de kop gegooid. (opmerking verbalisant: aangeefster laat een litteken op haar voorhoofd zien). Ik heb daar nog steeds wel wat last van.
We zaten die dag op de bank. [verdachte] had speed gebruikt. Ik had zelf ook gebruikt. [verdachte] liep naar de keuken en pakte een mes. Hij gooide dit mes naar mijn hoofd en raakte mij op mijn hoofd. Hierdoor had ik een bloedende hoofdwond.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 19 februari 2022 heb ik een mesje naar het hoofd van [slachtoffer 1] gegooid.
Feit 4
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 oktober 2022 (pag. 29) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon in Almelo bij Aveleijn.
Op 14 oktober 2022 heeft [verdachte] mij bedreigd en heeft hij gezegd "Ik maak je dood, ik vermoord je als ik je tegenkom".
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 18 oktober 2022 (pag. 33) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoor dat jullie mij willen horen als getuige omdat ik erbij was op 14 oktober 2022 toen onze client, mevrouw [slachtoffer 2] , bedreigd werd.
Toen ik bij [slachtoffer 2] kwam zag ik dat de dochter van [slachtoffer 2] in de woning aanwezig was.
Ik zag en hoorde dat die vriend van de dochter steeds belde en dreigde met van alles. Deze berichten kwamen binnen op de telefoon van de dochter.
Ik hoorde hem zeggen dat hij wel wist dat de dochter van [slachtoffer 2] bij haar was.
Hij zei "Ik maak je dood", "Ik snij je strot door als je ligt te slapen", "Ik haal je hoofd eraf".

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022482419 van 20 oktober 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.