ECLI:NL:RBOVE:2023:4443

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
08.023732.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 6 mei 2022 vond in Deventer een verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een fietser aanreed. De fietser, genaamd [slachtoffer 2], stak een oversteekplaats over en werd door de verdachte aangereden, wat leidde tot haar overlijden enkele dagen later. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen door met een snelheid van 59 tot 79 kilometer per uur te rijden, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. De verdachte gaf gas bij in plaats van te remmen bij het naderen van de kruising, wat resulteerde in de fatale botsing. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De uitspraak vond plaats op 7 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.023732.23 (P)
Datum vonnis: 7 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende aan het [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.A. Hendriks en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door nabestaande [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 mei 2022 in Deventer door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) is overleden, dan wel dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Margrijnenenk, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl aan de achteruitkijkspiegel van zijn motorrijtuig (personenauto) een geurkarton hing, welk geurkarton het zicht (deels) belemmerde, althans kon belemmeren, en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Karel de Grootelaan en/of een of meerdere kruisende fietspaden en/of kruisende oversteekplaatsen naderde, welke oversteekplaatsen waren gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte kanalisatiestrepen,
- de voornoemde kruising is genaderd met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 59 en 74 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- bij het op- en/of overrijden van voornoemd kruispunt niet heeft geremd of anderszins de door hem gereden snelheid verminderd, maar gas heeft bijgegeven en/of
- voornoemd kruispunt is op- en of overgereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 69 en 79 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
-terwijl een bestuurster van een fiets een oversteekplaats op de kruising overstak, althans doende was om over te steken,
-niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige en/of overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- (vervolgens) de overstekende fietser heeft aangereden, althans met het door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen een fiets en/of de bestuurster van een fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Margrijnenenk, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het voertuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl aan de achteruitkijkspiegel van zijn voertuig (personenauto) een geurkarton hing, welk geurkarton het zicht (deels) belemmerde, althans kon belemmeren, en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Karel de Grootelaan en/of een of meerdere kruisende fietspaden en/of kruisende oversteekplaatsen naderde, welke oversteekplaatsen waren gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte kanalisatiestrepen,
- de voornoemde kruising is genaderd met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 59 en 74 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- bij het op- en/of overrijden van voornoemd kruispunt niet heeft geremd of anderszins de door hem gereden snelheid verminderd, maar gas heeft bijgegeven en/of
- voornoemd kruispunt is op- en of overgereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 69 en 79 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of

-terwijl een bestuurster van een fiets een oversteekplaats op de kruising overstak, althans doende was om over te steken,

- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- (vervolgens) de overstekende fietser heeft aangereden, althans met het door hem bestuurde voertuig is gebotst tegen een fiets en/of de bestuurster van een fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen en daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Verdachte erkent dat hij zijn snelheid verkeerd heeft ingeschat en dat hij te hard heeft gereden. Het maken van een enkele verkeersfout levert volgens de raadsman echter geen schuld op in de zin van artikel 6 WVW. Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Bewijsmiddelen
Op 6 mei 2022 omstreeks 20:44 uur heeft op de kruising tussen de Margrijnenenk en de Karel de Grotelaan in Deventer een verkeersongeval plaatsgevonden. [slachtoffer 2] kwam op haar E-bike uit de richting van de Karel de Grotelaan en fietste naar de oversteekplaats bij de kruising Margrijnenenk/Karel de Grotelaan. De personenauto van verdachte, een Volkswagen e-Golf, kwam uit de richting van de Landsherenlaan en reed naar de rotonde Margrijnenenk/Karel de Grotelaan. [2]
Verdachte reed de rotonde op en verliet deze rechtdoor in de richting van de Margijnenenk. Op het moment van het verlaten van de rotonde kwam op datzelfde moment - gezien vanuit de rijrichting van verdachte - van rechts [slachtoffer 2] aangefietst. Zij reed de Margrijnenenk op om deze over te steken. Op het fietspad bevonden zich zogenoemde ‘haaientanden’. Bij het oversteken verleende zij geen voorrang aan de personenauto van verdachte. Verdachte botste met de voorzijde van zijn personenauto tegen de linkerzijde van de fiets van [slachtoffer 2]. Aan de gevolgen van het verkeersongeval is [slachtoffer 2] enkele dagen na het ongeval overleden. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij onder meer vanwege zijn werk als chauffeur vaak op deze weg reed en bekend was met de situatie ter plekke en de daar geldende snelheidsvoorschriften. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn snelheid verkeerd heeft ingeschat en te hard heeft gereden. Ook heeft verdachte verklaard dat hij gas heeft bijgegeven voorafgaand aan het afrijden van de rotonde. [4]
Op de Margrijnenenk gold ten tijde van het ongeval een maximale snelheid van 50 kilometer per uur. Uit onderzoek is gebleken dat de personenauto van verdachte bij het aanrijden van de rotonde een snelheid had tussen de 59 en 74 kilometer per uur. Bij het nemen en afrijden van de rotonde lag de snelheid van de personenauto tussen 69 en 79 kilometer per uur. [5]
Overwegingen
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daartoe is meer dan eenvoudige schuld vereist.
Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij het aanrijden en nemen van de rotonde harder heeft gereden dan is toegestaan. Daarnaast heeft hij bij het nemen en afrijden van de rotonde zijn snelheid niet verlaagd, maar nog eens verhoogd. Hierdoor heeft verdachte zijn snelheid niet zodanig kunnen regelen dat hij nog in staat was zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg nog kon overzien. Evenmin heeft hij [slachtoffer 2] op haar fiets gezien en voorkomen dat er een botsing plaats vond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door deze feitelijke gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig gereden. Er is dan ook sprake van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Dat [slachtoffer 2] niet is gestopt voor de zich op het fietspad bevindende haaientanden, doet aan dit oordeel niet af. Een automobilist heeft de plicht te anticiperen op komende verkeersconflicten, met name ten aanzien van langzamer rijdend verkeer. Vanwege het bestaan van de kruising had verdachte meer behoedzaam moeten zijn op overstekend verkeer. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte naar eigen zeggen de weg zeer goed kende. Verdachte wist dat zich op deze kruising een oversteekplaats voor fietsers bevond en heeft zijn rijgedrag hier niet op aangepast.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 mei 2022 te Deventer in de gemeente Deventer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Margrijnenenk, aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en
- terwijl hij ter plaatse zeer bekend is en
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Karel de Grotelaan een kruisende fietspad naderde, welke oversteekplaatsen waren gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte kanalisatiestrepen,
- de voornoemde kruising is genaderd met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 59 en 74 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
- bij het op- en/of overrijden van voornoemd kruispunt niet heeft geremd of anderszins de door hem gereden snelheid verminderd, maar gas heeft bijgegeven en
- voornoemd kruispunt is op- en of overgereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 69 en 79 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
-terwijl een bestuurster van een fiets een oversteekplaats op de kruising overstak, althans doende was om over te steken,
-niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige en overstekende verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- (vervolgens) de overstekende fietser heeft aangereden en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) werd gedood;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de bevoegdheid moet worden ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte. Met betrekking tot een eventuele ontzegging van de rijbevoegdheid refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval met een zeer ernstig gevolg veroorzaakt. Verdachte heeft ter plaatse harder heeft gereden dan is toegestaan en heeft bovendien bij het afrijden van de rotonde zijn snelheid niet verlaagd, maar nog eens verhoogd. Hierdoor heeft verdachte zijn snelheid niet zodanig kunnen regelen dat hij nog in staat was zijn auto tot stilstand te brengen. Hij is tegen een overstekende fietser gebotst, waardoor zij is overleden. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring van de dochter van [slachtoffer 2] blijkt hoeveel impact het verlies van [slachtoffer 2] heeft op haar kinderen en kleinkinderen. Verdachte is verantwoordelijk voor dit leed en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de mediation overeenkomst tussen verdachte en mevrouw [slachtoffer 1], waaruit blijkt dat verdachte aan de nabestaanden belangrijke informatie heeft verschaft over het ongeval en zijn oprechte spijt en medeleven heeft betuigd in de richting van de familie van mevrouw [slachtoffer 2].
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 25 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van artikel 6 WVW. Uit de oriëntatiepunten volgt bij aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag onder deze omstandigheden in beginsel een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van onderhavige zaak redenen om af te wijken van de oriëntatiepunten. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat het gedrag van verdachte zich begeeft aan de ondergrens van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook is duidelijk dat het ongeval een grote impact op verdachte zelf heeft gehad. Hij zal moeten leven met de wetenschap dat door zijn rijgedrag een persoon is te komen overlijden.
Alles afwegende en conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaar.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden, waarvan
6 (zes) maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022198313-2. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 3, vierde alinea tot en met zevende alinea, pagina 5, onder ‘betrokken partijen’.
3.Pagina 3, laatste alinea, pagina 4 eerste en tweede alinea, pagina 63, derde alinea, pagina 84, onder ‘toedracht’, tweede en derde zin en pagina’s 117 tot en met 119.
4.Pagina 30, vierde, vijfde en achtste alinea en het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 oktober 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
5.Pagina 63, eerste alinea, pagina 84, zesde alinea, vijfde zin tot en met einde alinea in combinatie met pagina’s 104 tot en met 112.