In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023, hebben partijen, een vrouw en een man, die een affectieve relatie hadden en samen een zoon van vier jaar oud hebben, een kort geding aangespannen over de gemeenschappelijke huurwoning en de zorgregeling voor hun kind. De vrouw vorderde dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de huurwoning, terwijl de man in reconventie vorderde dat de vrouw de zorg- en contactregeling voor hun zoon zou naleven en dat hij met uitsluiting van de vrouw gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er in beide vorderingen geen spoedeisend belang aanwezig is. De vrouw stelde dat zij het gezag over hun kind heeft en dat het huurrecht van de woning aan haar moet worden toegekend. De man voerde aan dat er afspraken waren gemaakt over de zorg voor hun kind, waarbij het kind continu in de woning verblijft en partijen om de week wisselen. De rechter concludeerde dat het in het belang van het kind is om de bestaande regeling te handhaven en dat de vrouw de beslissing in een bodemprocedure moet afwachten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van zowel de vrouw als de man afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J. Louter en is openbaar gemaakt op 7 november 2023.