ECLI:NL:RBOVE:2023:4410
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor verkorte wachttijd op grond van de Wet WIA
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres, een B.V., tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) om een aanvraag voor een verkorte wachttijd op grond van de Wet WIA niet in behandeling te nemen. De aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat er geen verklaring van de bedrijfsarts was bijgevoegd. Eiseres stelt dat dit besluit onterecht is, omdat het niet in behandeling nemen van de aanvraag grote financiële gevolgen heeft voor haar, aangezien zij het loon van de werknemer zes maanden langer heeft moeten doorbetalen. De rechtbank heeft de zaak op 3 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door een arbo-deskundige en een hoofd administratie, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door gemachtigde M.A. Kuilderd.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen. De wetgeving vereist dat een aanvraag voor een verkorte wachttijd vergezeld gaat van een verklaring van de bedrijfsarts. De rechtbank wijst erop dat de wetgever geen ruimte heeft gelaten voor bijzondere omstandigheden in het geval van het ontbreken van deze verklaring. Eiseres heeft aangevoerd dat de werknemer door zijn gezondheidsklachten niet in staat was om de verklaring tijdig te overleggen, maar de rechtbank concludeert dat er geen sprake was van absolute onmogelijkheid. De rechtbank benadrukt dat de werknemer zelf de aanvraag heeft ingediend en dat er geen bewijs is dat hij de verklaring niet tijdig kon overleggen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen gelijk krijgt. Dit betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door rechter D.H. Harbers, in aanwezigheid van griffier J.T. Boddeüs, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.