ECLI:NL:RBOVE:2023:4410

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
AWB_23_1342
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor verkorte wachttijd op grond van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres, een B.V., tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) om een aanvraag voor een verkorte wachttijd op grond van de Wet WIA niet in behandeling te nemen. De aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat er geen verklaring van de bedrijfsarts was bijgevoegd. Eiseres stelt dat dit besluit onterecht is, omdat het niet in behandeling nemen van de aanvraag grote financiële gevolgen heeft voor haar, aangezien zij het loon van de werknemer zes maanden langer heeft moeten doorbetalen. De rechtbank heeft de zaak op 3 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door een arbo-deskundige en een hoofd administratie, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door gemachtigde M.A. Kuilderd.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen. De wetgeving vereist dat een aanvraag voor een verkorte wachttijd vergezeld gaat van een verklaring van de bedrijfsarts. De rechtbank wijst erop dat de wetgever geen ruimte heeft gelaten voor bijzondere omstandigheden in het geval van het ontbreken van deze verklaring. Eiseres heeft aangevoerd dat de werknemer door zijn gezondheidsklachten niet in staat was om de verklaring tijdig te overleggen, maar de rechtbank concludeert dat er geen sprake was van absolute onmogelijkheid. De rechtbank benadrukt dat de werknemer zelf de aanvraag heeft ingediend en dat er geen bewijs is dat hij de verklaring niet tijdig kon overleggen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen gelijk krijgt. Dit betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door rechter D.H. Harbers, in aanwezigheid van griffier J.T. Boddeüs, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, Uwv,

gemachtigde: M.A. Kuilderd.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) voor een verkorte wachttijd.
1.1.
Met het besluit van 22 februari 2023 heeft het Uwv de aanvraag niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen een brief gestuurd, met daarin de onderwerpen die in ieder geval tijdens de zitting besproken zullen worden.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: de heer B. Wiltvank (arbo-deskundige) en de heer
[naam] (hoofd administratie). De heer M.A. Kuilderd was aanwezig namens het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

2. De heer [werknemer] (hierna: werknemer) is arbeidsongeschikt sinds 20 oktober 2021.
2.1.
Op 25 januari 2023 heeft werknemer een WIA-uitkering aangevraagd voor een verkorte wachttijd.
2.2.
Op 2 februari 2023 heeft het Uwv een ontvangstbevestiging verstuurd aan werknemer met een kopie daarvan aan eiseres. Daarin is aangegeven dat een verklaring van de bedrijfsarts ontbreekt en is vermeld dat die verklaring alsnog uiterlijk 16 februari 2023 opgestuurd kan worden. Daarbij is ook aangegeven dat het belangrijk is dat de verklaring op tijd wordt opgestuurd. Zonder deze informatie kan de aanvraag namelijk niet in behandeling worden genomen. Voorts staat vermeld dat de bedrijfsarts gevraagd kan worden om de verklaring op te stellen en dat de bedrijfsarts het formulier ook kan downloaden en invullen.
2.3.
Met het besluit van 22 februari 2023 heeft het Uwv de aanvraag niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts.
2.4.
Op 1 dan wel 2 maart 2023 heeft het Uwv de verklaring van de bedrijfsarts alsnog ontvangen. Met het besluit van 3 maart 2023 heeft het Uwv die verklaring niet alsnog in behandeling genomen, omdat er maar één aanvraag gedaan kan worden waarover op
22 februari 2023 al een besluit is genomen en omdat de tweede aanvraag te laat is ontvangen.
2.5.
In het bestreden besluit heeft het Uwv de bezwaren tegen de besluiten van 22 februari 2023 en 3 maart 2023 ongegrond verklaard.

Standpunten van partijen

3. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de aanvraag niet in behandeling genomen kan worden, omdat de wettelijk vereiste verklaring van de bedrijfsarts niet was bijgevoegd.
4. Eiseres stelt - samengevat weergegeven - dat zij en werknemer onredelijk hard worden getroffen. Het niet in behandeling nemen van de aanvraag heeft grote financiële gevolgen omdat eiseres het loon tijdens ziekte zes maanden langer heeft moeten doorbetalen dan wanneer de aanvraag wel in behandeling was genomen en was toegekend.
4.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat door het Uwv onterecht is aangegeven dat werknemer al eerder een aanvraag heeft gedaan. Er is maar één aanvraag gedaan, namelijk de aanvraag van 25 januari 2023. Het Uwv heeft hierover zelf de consternatie veroorzaakt.
4.2.
Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat werknemer vanwege zijn gezondheidsklachten en thuissituatie niet bij machte was zelfstandig te handelen. Daardoor is het opsturen van de verklaring van de bedrijfsarts niet goed gegaan. Tijdens de zitting heeft eiseres ook toegelicht dat zij zelf de verklaring niet konden opsturen, omdat de arbodienst de verklaring vanwege privacy-redenen alleen naar de werknemer opstuurt. Na het besluit van 22 februari 2023 is door eiseres direct telefonisch contact opgenomen met het Uwv en is alsnog de verklaring van de bedrijfsarts opgestuurd. Volgens eiseres hoort bij elke wettelijke regel ook een hardheidsclausule en geeft deze situatie voldoende aanleiding om van de basisregel af te wijken op grond van de omstandigheden van deze zaak.

Wettelijk kader

5. In artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA is bepaald dat het Uwv, op aanvraag van de verzekerde, een verkorte wachttijd vaststelt indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en bij de aanvraag artikel 66 van de Wet WIA in acht is genomen.
In artikel 66 van de Wet WIA is bepaald dat:
(…)
3. Op verzoek van de werknemer verstrekt de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, die belast is met de bijstand, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet, een verklaring waaruit de medische situatie alsmede de vooruitzichten van de werknemer blijken. De verklaring wordt mede opgesteld op basis van gegevens inzake de medische specialistische onderzoeken of behandelingen die de aanvrager heeft ondergaan, tenzij in redelijkheid niet van de bedrijfsarts kan worden gevergd dat hij deze gegevens aan zijn verklaring ten grondslag legt.
4. Een aanvraag voor een verkorte wachttijd gaat vergezeld van de verklaring, bedoeld in het derde lid.
5. Indien de aanvraag voor een verkorte wachttijd niet vergezeld gaat van een verklaring als bedoeld in het derde lid, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Beoordeling door de rechtbank

6. Gelet op het verhandelde ter zitting is het beroep niet gericht tegen (de handhaving van) het besluit van 3 maart 2023, maar tegen het - in bezwaar gehandhaafde - besluit van 22 februari 2023 waarin het Uwv de aanvraag voor een verkorte wachttijd niet in behandeling heeft genomen. Op de zitting is tevens duidelijk geworden dat aan werknemer per einde wachttijd een IVA-uitkering is toegekend en dat eiseres zijn werknemer volledig heeft doorbetaald.
6.1.
De rechtbank beoordeelt derhalve of het Uwv de aanvraag verkorte wachttijd terecht niet in behandeling heeft genomen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de aanvraag van 25 januari 2023 terecht niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
6.3.
Werknemer heeft op 25 januari 2023 een aanvraag voor een verkorte wachttijd ingediend. Daarbij is geen verklaring van de bedrijfsarts overgelegd.
6.4.
De wetgever heeft, naar volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WIA, onderkend dat er werknemers zijn van wie al in een vroeg stadium na uitval voor hun werkzaamheden duidelijk is dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. In zo’n geval hebben re-integratie-inspanningen en een financiële prikkel voor de werkgever geen zin. De wetgever heeft het in die gevallen onjuist geacht dat de reguliere wachttijd van twee jaar moet worden volgemaakt alvorens een WIA-uitkering wordt verstrekt. Voor die gevallen heeft de wetgever in artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA, een verkorte wachttijd geïntroduceerd. In artikel 66, vijfde lid, van de Wet WIA is bepaald dat een aanvraag verkorte wachttijd niet in behandeling wordt genomen indien bij de aanvraag geen verklaring van de bedrijfsarts is gevoegd. Hierbij heeft de wetgever het Uwv geen ruimte gelaten voor bijzondere omstandigheden in het geval van - onder andere - het ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts. Dit is dan ook dwingrechtelijk bepaald en er is geen hardheidsclausule opgenomen. Het standpunt van eiseres dat op basis van een hardheidsclausule dient te worden afgeweken van de basisregel, slaagt daarom niet.
6.5.
Eiseres heeft zich beroepen op bijzondere omstandigheden op grond waarvan van een dwingrechtelijke bepaling dient te worden afgeweken. Op basis van vaste rechtspraak kan van een dwingendrechtelijke bepaling worden afgeweken in gevallen waarin de betrokkene in de absolute onmogelijkheid heeft verkeerd om de aanvraag volledig in te dienen. Met absolute onmogelijkheid wordt gedoeld op bij de aanvrager - in onderhavige zaak werknemer - liggende omstandigheden, zoals wilsonbekwaamheid. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van 24 mei 2013 van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:CA1558). In die uitspraak was sprake van een werknemer in comateuze toestand die vervolgens blijvend hersenletsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat die dan wel een soortgelijke situatie zich in deze zaak niet voordoet, omdat werknemer ondanks zijn gezondheidsklachten en thuissituatie de aanvraag wel zelf heeft gedaan en niet is gebleken dat werknemer de verklaring van de bedrijfsarts niet tijdig kon overleggen. Ook uit de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd en uit dat wat de heer Wiltvank en [naam] tijdens de zitting nader hebben toegelicht over de gezondheidssituatie van werknemer blijkt niet dat sprake was van een absolute onmogelijkheid van werknemer om de vereiste verklaring tijdig over te (laten) leggen.
6.6.
De beroepsgrond dat eiseres na de beslissing van 22 februari 2023 direct heeft gebeld met het Uwv en dat de verklaring van de bedrijfsarts alsnog is opgestuurd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Hierbij betrekt de rechtbank dat ook eiseres op 2 februari 2023 al op de hoogte was gebracht van het ontbreken van de verklaring. Op die dag is een kopie van de ontvangstbevestiging van de aanvraag naar eiseres gestuurd, waarin is aangegeven dat de verklaring van de bedrijfsarts ontbreekt en alsnog uiterlijk 16 februari 2023 kan worden opgestuurd. Het Uwv heeft daarmee ten gunste van werknemer én eiseres nog twee weken de tijd gegeven om de ontbrekende verklaring alsnog op te sturen. De rechtbank is niet gebleken dat in die periode de verklaring van de bedrijfsarts (van 26 januari 2023) niet alsnog opgestuurd kon (doen) worden voor 16 februari 2023.
6.7.
De beroepsgrond dat eiseres zelf de verklaring niet kon opsturen, omdat de arbodienst de verklaring vanwege privacy-redenen alleen naar de werknemer opstuurt, treft evenmin doel. Uit de verklaring blijkt weliswaar dat de bedrijfsarts de verklaring niet aan de werkgever mag opsturen, maar daaruit blijkt tevens dat, indien de werknemer daarvoor toestemming geeft, dat wel mag. Niet gebleken is dat de arbodienst hiervoor toestemming heeft gevraagd aan werknemer. Hier komt bij dat eiseres desgevraagd wel vaker aanvragen voor een verkorte wachttijd heeft ingediend, zodat verondersteld mag worden dat eiseres op de hoogte was van de daarvoor geldende voorwaarden.
6.8.
De rechtbank begrijpt dat de besluitvorming van het Uwv als formalistisch en rigide wordt beschouwd. Dit is tijdens de zitting ook met partijen besproken. Voor de rechtbank staat buiten twijfel dat eiseres zeer betrokken is geweest bij haar werknemer en ook nog steeds is. De heer Wiltvank en [naam] hebben dat tijdens de zitting duidelijk toegelicht. De omstandigheden die zich hier hebben voorgedaan laten echter onverlet dat niet van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 66, vijfde lid, van de Wet WIA afgeweken kan worden. Hiervoor biedt de wet geen ruimte.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.H. Harbers, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.