ECLI:NL:RBOVE:2023:4350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
10294282 \ CV EXPL 23-146
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot terugbetaling van bedragen door beëindigde relatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, die een relatie met elkaar hebben gehad. Eiser vorderde terugbetaling van meerdere bedragen die hij aan en voor gedaagde had betaald tijdens hun relatie, die in december 2022 is beëindigd. Gedaagde betwistte echter dat er afspraken waren gemaakt over terugbetaling van deze bedragen. De kantonrechter oordeelde dat eiser zijn vordering onvoldoende had onderbouwd, mede gezien de betwisting door gedaagde. De rechtbank wees de vordering van eiser af, omdat niet was aangetoond dat er een verplichting tot terugbetaling bestond. Eiser had weliswaar bewijsstukken overgelegd, maar deze waren niet voldoende om zijn stelling te onderbouwen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering niet-ontvankelijk was en dat eiser in de proceskosten moest worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van gedaagde werden vastgesteld op € 398,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10294282 \ CV EXPL 23-146
Vonnis van 31 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. V.J.M.H.Y. van Haaster,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. G.H. Hoekman.

1.Samenvatting

1.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, die inmiddels is beëindigd. Tijdens de relatie heeft [eiser] meerdere bedragen aan en voor [gedaagde] betaald. Hij vordert terugbetaling daarvan. [gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat partijen afspraken hebben gemaakt over het terugbetalen van de bedragen.
1.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] zijn vordering – mede gelet op de betwisting door [gedaagde] – onvoldoende onderbouwd. De vordering wordt daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2023,
- de akte deponering, waarbij [eiser] twee geldleningsovereenkomsten heeft overgelegd, en de antwoordakte van [eiser] van 5 september 2023,
- de antwoordakte van [gedaagde] van 3 oktober 2023.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben in de tweede helft van 2022 een vriendschappelijke en vervolgens affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is in december 2022 beëindigd.
3.2.
Tijdens de relatie heeft [eiser] meerdere bedragen aan en voor [gedaagde] betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 2.024,00 aan hem te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert hij dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Uit de inhoud van de dagvaarding lijkt te volgen dat [eiser] bedoeld heeft een bedrag van € 2.420,00 te vorderen, bestaande uit een bedrag van € 2.345,00 aan hoofdsom en € 75,00 aan rente tot 12 januari 2023. [eiser] stelt dat hij tijdens zijn relatie met [gedaagde] bedragen naar haar heeft overgemaakt en bedragen voor haar heeft betaald. Volgens hem moet zij deze bedragen terugbetalen en heeft zij via WhatsApp ook toegezegd dat zij dat zal doen. In de gesprekken schrijft zij namelijk onder meer: “Ik geef je geld terug” en “Ik betaal jou 250 euro einde van de maand”. [eiser] stelt dat hij giften en cadeaus niet in zijn vordering heeft meegenomen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij erkent dat [eiser] haar wel eens geld of cadeaus heeft gegeven en dat hij meerdere keren in het ziekenhuis in Nijmegen is geweest om haar te vergezellen, maar volgens haar hebben partijen nooit afgesproken dat zij bedragen aan hem zou (terug)betalen. Op de mondelinge behandeling heeft zij verklaard dat [eiser] haar onder druk zette en heeft gedreigd om deurwaarders in te schakelen en filmpjes van haar te gebruiken (met betrekking tot de opvoeding van haar kind), en dat zij daarom op WhatsApp heeft gezegd dat zij hem zal terugbetalen. [gedaagde] concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, dan wel dat zijn vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

5.De beoordeling

Hoofdsom
5.1.
[eiser] heeft drie overzichten van betalingen overgelegd en heeft deze onderbouwd met bankafschriften. In twee overzichten staan betalingen aan [gedaagde] via Tikkie en in het andere overzicht staan betalingen aan [gedaagde] via Tikkie en betalingen bij betaalautomaten in Nijmegen en Apeldoorn. Het gaat hierbij in totaal om een bedrag van (€ 215,00 + € 245,10 + € 569,00 =) € 1.029,10. Daarnaast heeft [eiser] een factuur en een betaalbonnetje voor fietsen van [bedrijf] overgelegd van in totaal (€ 225,00 + € 479,00 =) € 704,00.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] bedragen aan en voor [gedaagde] heeft betaald toen partijen een relatie hadden. Dat zij nu uit elkaar zijn, betekent niet dat de betalingen onverschuldigd zijn verricht. De bedragen hoeven naar het oordeel van de kantonrechter alleen terugbetaald te worden als partijen toen ook hebben afgesproken dat het geld terugbetaald zou worden.
5.3.
Hoewel uit de WhatsApp-berichten van [gedaagde] lijkt te volgen dat zij erkent dat zij geld aan [eiser] moet terugbetalen, blijkt nergens uit welk bedrag zij erkent te moeten betalen en waarvoor. De WhatsApp-berichten zouden bijvoorbeeld ook over een lager totaalbedrag kunnen gaan of over andere vorderingen; er loopt immers ook nog een andere rechtszaak tussen partijen over geldleningen die volgens [eiser] door [gedaagde] moeten worden terugbetaald. Uit de screenshots van de WhatsApp-gesprekken blijkt ook niet van welke datum de berichten zijn. Daarnaast blijkt nergens uit waar de overgemaakte bedragen via Tikkie voor bedoeld waren, of de kosten in Nijmegen en Apeldoorn aan [gedaagde] of aan [eiser] zelf zijn besteed en of de fietsen een cadeau waren of alleen door [eiser] zijn voorgeschoten.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter had [eiser] zijn vordering – mede gelet op de betwisting door [gedaagde] – nader moeten onderbouwen. Nu hij dat niet heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter niet aan zijn stelplicht voldaan. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. De gevorderde bedragen van € 1.029,10 en € 704,00 zullen worden afgewezen.
5.5.
De rest van het gevorderde bedrag ([eiser] vordert in totaal immers € 2.024,00, dan wel € 2.345,00) heeft [eiser] op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit deel van de vordering ook zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 398,00, bestaande uit een bedrag van € 298,50 aan salaris van de gemachtigde (1,5 punt x tarief € 199,00, waarvan 1,0 punt voor de dagvaarding en 0,5 punt voor de mondelinge behandeling vanwege de gevoegde behandeling en de nauwe samenhang met het geschil met zaaknummer 10479870 \ CV EXPL 23-941) en € 99,50 aan nakosten.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 398,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.