ECLI:NL:RBOVE:2023:4254

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
08.050828.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en valsheid in geschrift door penningmeester van stichting

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 76-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor diefstal en valsheid in geschrift. De man, die als penningmeester van een stichting fungeerde, heeft gedurende meer dan zeven jaar een bedrag van € 91.478,90 gestolen van de rekening van de stichting. Hij maakte gebruik van valse geschriften om zijn daden te verdoezelen en heeft deze geschriften ook gebruikt om de stichting te misleiden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geraffineerde wijze het vertrouwen van het bestuur van de stichting heeft misbruikt en dat zijn handelen een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De verdachte heeft erkend dat hij de gelden heeft onttrokken omdat hij geen vergoeding ontving voor zijn werkzaamheden, maar de rechtbank oordeelde dat hij andere wegen had moeten zoeken. Naast de gevangenisstraf is de man ook verplicht om het gestolen bedrag terug te betalen aan de stichting, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de stichting, toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.050828.23 (P)
Datum vonnis: 30 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres [woonplaats]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 juli 2023 en van 16 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H.G. Scharenborg en van wat verdachte op de terechtzitting van 3 juli 2023 naar voren heeft gebracht. Op de terechtzitting van 16 oktober 2023 is verdachte, ondanks dat hij daarvoor op de bij wet voorgeschreven wijze was opgeroepen, niet verschenen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat de heer [aangever 1] namens de benadeelde partij [stichting] heeft aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 juli 2020 een bedrag van € 91.478,90 heeft gestolen van [stichting] , dan wel dat hij in de periode van
1 juli 2017 tot en met 1 juli 2020 dat bedrag heeft verduisterd van die stichting;
feit 2:in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 juli 2020 meerdere keren de jaarrekening, de toelichting op de jaarrekening en/of de verantwoording van de jaarrekening heeft vervalst, en/of meerdere keren deze valse en vervalste geschriften gebruikt heeft als ware deze echt en onvervalst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01
januari 2013 tot en met 20 juli 2020 te Borne en/of te Almelo en/of te Delden en/of
te Hengelo en/of Enschede en/of een of meerdere plaats(en) gelegen (elders) in de
provincie Overijssel en/of (elders) in Nederland, en/of in Duitsland,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een een
geldbedrag (tot een totaal van ongeveer € 91.478,90), in elk geval enig goed, (telkens)
geheel of ten dele toebehorende aan de [stichting] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens)
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of (telkens) die/dat weg te
nemen geld(bedrag) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli
2017 tot en met 20 juli 2020
te Borne en/of te Almelo en/of te Delden en/of te Hengelo en/of Enschede en/of
een of meerdere plaats(en) gelegen (elders) in de provincie Overijssel en/of (elders)
in Nederland, en/of in Duitsland,
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, (telkens) geheel
of ten dele toebehorende aan [stichting] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als
penningmeester/bestuurslid van voornoemde Stichting , onder zich had, (telkens)
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01
januari 2017 tot en met 1 juli 2020 te Borne en/of Doorwerth en/of Deelen en/of
(elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
a.
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
schriftelijk verslag/stuk betreffende werkzaamheden omtrent de jaarrekening en/of
de toelichting op de jaarrekening en/of de verantwoording van de jaarrekening dat
werd aangeboden aan de [stichting] valselijk heeft
opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heet laten vervalsen en/of valselijk heeft laten
opmaken
door (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid in voornoemd
schrijven/schriftelijk stuk te vermelden of laten vermelden (zakelijk weergegeven)
dat het schriftelijk stuk te Doorwerth was opgemaakt
en/of
dat de samenstellingsopdracht was opgemaakt in overeenstemming met de voor
het accountantsberoep geldende standaard voor samenstellingsopdrachten,
en/of
dat het schriftelijk verslag/stuk en /of de jaarrekening werkzaamheden zou
betreffen omtrent de betreffende jaarrekening welke werkzaamheden zouden zijn
verricht en/of welke jaarrekening zou zijn opgemaakt door of namens Kan
Belastingadviseurs
met het oogmerk om het (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken
en/of
b.
meermalen, althans eenmaal
gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om
tot bewijs van enig feit te dienen,
als waren deze echt en onvervalst, door (telkens)
een schriftelijk stuk/verslag betreffende werkzaamheden omtrent de jaarrekening
en/of de toelichting op de jaarrekening en/of de verantwoording van de
jaarrekening over het jaar 2015, en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar
2018 aan te bieden aan de [stichting] .

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 3 juli 2023 de hem ten laste gelegde feitelijkheden bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij jarenlang heel frequent geld toebehorende aan de stichting heeft gebruikt om privé uitgaven te betalen. Daarmee heeft hij de pas gebruikt als ware het zijn eigen bankpas en keer op keer de beslissing genomen om geld weg te nemen. Gelet op de frequentie waarmee verdachte de bankpas van de stichting heeft gebruikt voor privé uitgaven en de aard van de uitgaven die verdachte met de bankpas heeft betaald vindt de rechtbank bewezen dat verdachte het geld heeft weggenomen met het oogmerk om zich dat geld wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte de feitelijkheden heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 10 augustus 2020 met bijlage ‘kopie bankafschriften’ (pag. 7 e.v.);
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 8 oktober 2020 met bijlagen de jaarrekeningen van 2015, 2016, 2017 en 2018 (pag. 75 e.v.);
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 juli 2020 in Nederland en in Duitsland,
meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (tot een totaal van € 91.478,90), telkens toebehorende aan de [stichting] , waarbij verdachte telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 juli 2020 in Nederland meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een schriftelijk verslag/stuk betreffende werkzaamheden omtrent de jaarrekening en de toelichting op de jaarrekening en de verantwoording van de jaarrekening die werden aangeboden aan de [stichting] valselijk heeft opgemaakt
door telkens valselijk en in strijd met de waarheid in voornoemd schriftelijk stuk te vermelden dat het schriftelijk stuk te Doorwerth was opgemaakt
en
dat de samenstellingsopdracht was opgemaakt in overeenstemming met de voor het accountantsberoep geldende standaard voor samenstellingsopdrachten
en
dat het schriftelijk verslag/stuk en de jaarrekening werkzaamheden zou betreffen omtrent de betreffende jaarrekening welke werkzaamheden zouden zijn verricht en welke jaarrekening zou zijn opgemaakt door Kan Belastingadviseurs,
met het oogmerk om het telkens als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
meermalen gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door telkens een schriftelijk stuk/verslag betreffende werkzaamheden omtrent de jaarrekening en de toelichting op de jaarrekening en de verantwoording van de jaarrekening over het jaar 2015 en het jaar 2016 en het jaar 2017 en het jaar 2018 aan te bieden aan de [stichting] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder feit 1 primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het onder feit 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225, eerste lid Sr en in artikel 225, tweede lid Sr.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 2 sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56, eerste lid, Sr. De bewezen verklaarde gedragingen staan in zodanig verband met elkaar dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank het feit kwalificeren als hierna vermeld.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 2
de voortgezette handeling van
het misdrijf:
valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting op 3 juli 2023 naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven jaren op grote schaal schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal door als penningmeester van de [stichting] (verder: de stichting) telkens gelden die hij uit dien hoofde onder zich had en waar hij de beschikking over had, van de rekening van de stichting op te nemen. Louter ten faveure van zichzelf heeft verdachte via pinbetalingen van deze rekening goederen voor zichzelf gekocht en geldopnames gedaan. Met de pinpas van de stichting die verdachte als penningmeester in gebruik had, heeft hij jarenlang geld gestolen en daarvan op grote voet geleefd. Zo nam hij veelvuldig geld op bij betaalautomaten, betaalde dagelijkse boodschappen, etentjes, kleding, brandstof voor de auto, de inrichting van een werkkamer en een auto. Daarnaast deed hij betalingen aan een deurwaarder voor privéschulden met geld van de stichting.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse geschriften/documenten en het gebruik maken van die valse geschriften/documenten. Door gebruik te maken van zijn kennis uit zijn voormalige werkkring – verdachte is in zijn werkzame leven werkzaam geweest bij een accountantskantoor – heeft verdachte gedurende een viertal jaren jaarrekeningen, de toelichtingen daarop en de verantwoording daarvan, zelf opgemaakt en doen voorkomen als ware deze opgemaakt door een accountskantoor. Ook heeft verdachte die geschriften steeds gebruikt en laten gebruiken door de stichting. Verdachte heeft bovendien verklaard dat niet alleen hijzelf handtekeningen onder de stukken heeft gezet, maar ook dat hij zijn toenmalige partner wel eens de stukken liet tekenen, wetende dat hij de stukken als zijnde ‘echt’ aan de stichting zou verstrekken.
Verdachte heeft met zijn handelwijze dan ook niet alleen op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van het nietsvermoedende bestuur van de stichting, maar ook de goede naam van een accountantskantoor, voor welke het van essentieel belang is dat derden moeten kunnen vertrouwen op de echtheid van de aangeleverde en goedgekeurde stukken, aangetast met zijn handelwijze.
Het handelen van verdachte vormt daarmee een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De op vrijwilligers draaiende stichting heeft in goed vertrouwen de taak van penningmeester in handen van verdachte gelegd. Dit vertrouwen is ernstig beschaamd, nu verdachte vervolgens jarenlang geld aan de stichting heeft onttrokken om daarmee op te grote voet te leven.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de gelden van de stichting heeft onttrokken omdat hij, ondanks zijn herhaaldelijke verzoeken daartoe, geen vergoeding kreeg voor zijn werkzaamheden als penningmeester. Verdachte had daarvoor andere wegen moeten bewandelen. Nu verdachte gedurende ruim zeven jaren zo heeft gehandeld, kan het niet anders dan dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en dat hij geen rekening heeft gehouden met de grote financiële gevolgen van dat handelen voor de stichting. De stichting heeft haar vermogen in rook zien opgaan en het is nog maar de vraag of verdachte enige reële verhaalsmogelijkheid biedt.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De strafmodaliteit
Bij de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 18 september 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In geval van een benadelingsbedrag dat ligt tussen € 70.000,-- en € 125.000,-- wordt ter oriëntatie als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot negen maanden genoemd dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt verder rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten en de jarenlange duur van de diefstal en de valsheid in geschrifte, die pas is opgehouden toen verdachte als penningmeester werd geschorst.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte is de rechtbank weinig bekend geworden; niet anders dan dat verdachte zich gekrenkt heeft gevoeld omdat er tussen hem en de stichting geen afspraak tot stand is gekomen over een aan hem, verdachte, toe te kennen vergoeding voor zijn werkzaamheden. Noch in de verhoren bij de politie, noch ter terechtzitting op 3 juli 2023 heeft verdachte inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. Op de terechtzitting van
16 oktober 2023 is verdachte niet verschenen. Evenmin heeft hij in de tussenliggende periode gehoor willen geven aan de verzoeken van de reclassering om tot een afspraak te komen waardoor hij kennelijk niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsrapport.
De conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten het opleggen van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. Afdoening met een lichtere strafrechtelijke sanctie zou afbreuk doen aan de ernst van de zaak. De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.

7.De schade van de benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[stichting] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 91.478,90 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit diverse door middel van pinbetalingen opgenomen geldbedragen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van
€ 91.478,90, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf
20 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, toewijzen.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 360 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: het misdrijf:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 2:
de voortgezette handeling van het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [stichting] toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [stichting] (feit 1 primair) van een bedrag van € 91.478,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het de bewezen verklaarde feit 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 91.478,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.
Mr. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021457528 van 17 januari 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.