6.2De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting op 3 juli 2023 naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven jaren op grote schaal schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal door als penningmeester van de [stichting] (verder: de stichting) telkens gelden die hij uit dien hoofde onder zich had en waar hij de beschikking over had, van de rekening van de stichting op te nemen. Louter ten faveure van zichzelf heeft verdachte via pinbetalingen van deze rekening goederen voor zichzelf gekocht en geldopnames gedaan. Met de pinpas van de stichting die verdachte als penningmeester in gebruik had, heeft hij jarenlang geld gestolen en daarvan op grote voet geleefd. Zo nam hij veelvuldig geld op bij betaalautomaten, betaalde dagelijkse boodschappen, etentjes, kleding, brandstof voor de auto, de inrichting van een werkkamer en een auto. Daarnaast deed hij betalingen aan een deurwaarder voor privéschulden met geld van de stichting.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse geschriften/documenten en het gebruik maken van die valse geschriften/documenten. Door gebruik te maken van zijn kennis uit zijn voormalige werkkring – verdachte is in zijn werkzame leven werkzaam geweest bij een accountantskantoor – heeft verdachte gedurende een viertal jaren jaarrekeningen, de toelichtingen daarop en de verantwoording daarvan, zelf opgemaakt en doen voorkomen als ware deze opgemaakt door een accountskantoor. Ook heeft verdachte die geschriften steeds gebruikt en laten gebruiken door de stichting. Verdachte heeft bovendien verklaard dat niet alleen hijzelf handtekeningen onder de stukken heeft gezet, maar ook dat hij zijn toenmalige partner wel eens de stukken liet tekenen, wetende dat hij de stukken als zijnde ‘echt’ aan de stichting zou verstrekken.
Verdachte heeft met zijn handelwijze dan ook niet alleen op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van het nietsvermoedende bestuur van de stichting, maar ook de goede naam van een accountantskantoor, voor welke het van essentieel belang is dat derden moeten kunnen vertrouwen op de echtheid van de aangeleverde en goedgekeurde stukken, aangetast met zijn handelwijze.
Het handelen van verdachte vormt daarmee een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De op vrijwilligers draaiende stichting heeft in goed vertrouwen de taak van penningmeester in handen van verdachte gelegd. Dit vertrouwen is ernstig beschaamd, nu verdachte vervolgens jarenlang geld aan de stichting heeft onttrokken om daarmee op te grote voet te leven.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de gelden van de stichting heeft onttrokken omdat hij, ondanks zijn herhaaldelijke verzoeken daartoe, geen vergoeding kreeg voor zijn werkzaamheden als penningmeester. Verdachte had daarvoor andere wegen moeten bewandelen. Nu verdachte gedurende ruim zeven jaren zo heeft gehandeld, kan het niet anders dan dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en dat hij geen rekening heeft gehouden met de grote financiële gevolgen van dat handelen voor de stichting. De stichting heeft haar vermogen in rook zien opgaan en het is nog maar de vraag of verdachte enige reële verhaalsmogelijkheid biedt.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De strafmodaliteit
Bij de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 18 september 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In geval van een benadelingsbedrag dat ligt tussen € 70.000,-- en € 125.000,-- wordt ter oriëntatie als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot negen maanden genoemd dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt verder rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten en de jarenlange duur van de diefstal en de valsheid in geschrifte, die pas is opgehouden toen verdachte als penningmeester werd geschorst.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte is de rechtbank weinig bekend geworden; niet anders dan dat verdachte zich gekrenkt heeft gevoeld omdat er tussen hem en de stichting geen afspraak tot stand is gekomen over een aan hem, verdachte, toe te kennen vergoeding voor zijn werkzaamheden. Noch in de verhoren bij de politie, noch ter terechtzitting op 3 juli 2023 heeft verdachte inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. Op de terechtzitting van
16 oktober 2023 is verdachte niet verschenen. Evenmin heeft hij in de tussenliggende periode gehoor willen geven aan de verzoeken van de reclassering om tot een afspraak te komen waardoor hij kennelijk niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsrapport.
De conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten het opleggen van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. Afdoening met een lichtere strafrechtelijke sanctie zou afbreuk doen aan de ernst van de zaak. De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.