ECLI:NL:RBOVE:2023:4253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
08.130166.23 en 08.216605.23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man voor poging tot zware mishandeling, bedreiging en openlijk geweld

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 26-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar, een voorwaardelijke geldboete van 200 euro met een proeftijd van twee jaar, en een contact- en locatieverbod voor de duur van drie jaar. De man was beschuldigd van het medeplegen van poging tot zware mishandeling, bedreiging, openlijk geweld tegen goederen en het dragen van verboden messen. De feiten vonden plaats op 22 mei 2023 in Almelo, waar de verdachte samen met een medeverdachte met messen geweld heeft gepleegd tegen de voordeur van een woning, terwijl de slachtoffers zich daarachter bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en ADHD, en heeft de straf in verminderde mate aan hem toegerekend. De benadeelde partijen, waaronder de slachtoffers, hebben schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen tot een totaalbedrag van 8.311,94 euro voor de eerste benadeelde partij en 1.195,00 euro voor de tweede benadeelde partij, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.130166.23 en 08.216605.23 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 30 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP en verblijvende op het adres
Bornsestraat 333, de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Nijland, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank in de zaak met parketnummer 08.130166.23 kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door hun raadsman mr. D. P. Kant, advocaat in Almelo, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

Parketnummer 08.130166.23
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 16 oktober 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, steeds op 22 mei 2023:
feit 1:al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen door met messen door de ruiten van een voordeur waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achter stonden, te steken;
feit 2:al dan niet samen met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 3:openlijk geweld tegen goederen heeft gepleegd;
feit 4:verboden messen bij zich heeft gedragen.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meerdere malen met een of meerdere messen door (de ruiten van) een voordeur heeft gestoken, waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich achter bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door een of meerdere messen te tonen en/of met die messen te zwaaien en/of met die messen, althans met een mes, door (de opening van) het raam te steken;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo
openlijk, te weten, op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer goederen te weten tegen een voordeur, een ruit en/of een rolluik
door
- een of meerdere malen tegen die goederen te schoppen en/of
- een of meerdere malen (met messen) tegen die goederen te slaan/steken;
4.
hij in of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een of meerdere messen
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.
Parketnummer 08.216605.23
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 mei 2023 een enkelband heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo, althans in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk een bevestigingsstrap van een enkelband met een
transponder, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Dienst Vervoer en
Ondersteuning, althans aan [naam] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3. De bewijsmotivering

Parketnummer 08.130166.23
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat, behalve de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] , het feit bewezen kan worden verklaard. Volgens de officier van justitie blijkt - anders dan uit de verklaring van [slachtoffer 2] zelf - uit overige bewijsmiddelen niet dat [slachtoffer 2] ook achter de voordeur heeft gestaan.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de feiten 1 en 2 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De vaststelling van de feiten
Op grond van het dossier en van hetgeen op de zitting is besproken, waaronder de ter zitting getoonde camerabeelden waarvan de politie een proces-verbaal bevindingen heeft opgemaakt en de door de advocaat van de benadeelden bij e-mail van 12 oktober 2023 overgelegde camerabeelden met geluid, stelt de rechtbank vast dat haar waarneming overeenstemt met de inhoud van dat als bewijsmiddel gebruikte proces-verbaal.
Op basis van dit alles stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 mei 2023 in de avonduren gaan verdachte ( [verdachte] ) en zijn neef en medeverdachte [medeverdachte] , naar de woning van aangeefster [slachtoffer 1] aan de [adres] . [slachtoffer 1] is thuis met getuige [slachtoffer 2] en hun vier jonge kinderen. Beide verdachten hebben twee messen in hun handen. Van drie van die messen is de aanzienlijke lengte bekend geworden: een vleesmes van 23,2 centimeter, snijvlak 19,2 centimeter, een koksmes van 32 centimeter, snijvlak 19 centimeter en een vleesmes van 15,3 centimeter, snijvlak 14,9 centimeter [1] . In een minutenlange aanval oefenen zij gezamenlijk - voornamelijk met, maar ook zonder beide messen - geweld uit op de voordeur en de ruiten daarvan en op het raam en het rolluik daarvan. Nadat zij hun messen hebben geslepen, zoals de rechtbank op zowel de camerabeelden zonder, als de camerabeelden met geluid ter zitting heeft waargenomen, gebeurt het volgende. In een gezamenlijke actie, waarbij zij steeds van plaats verwisselen, kloppen, trappen en slaan zij, al dan niet met de messen in de hand, meermalen op het woonkamerraam, trekken aan het rolluik [2] ), trappen, stoten en slaan met messen meermalen tegen de voordeur, tikken met beide messen in de hand op de voordeur, en tegen de voordeur.
Na een korte onderbreking, als zij in een auto zijn gaan zitten, lopen zij weer naar de inmiddels geopende voordeur, beiden met een mes in hun hand. De voordeur was geopend door aangeefster. Zij probeerde terwijl verdachten een tweede aanval op de deur inzetten deze weer te sluiten.
Bij die tweede aanval is het verdachte die als eerste met getrokken mes naar de geopende voordeur snelt en daar wordt afgeweerd in zijn steekbeweging. [medeverdachte] trapt meerdere keren tegen de voordeur en verdachte tegen het raam. [medeverdachte] steekt vier keer met zijn mes door de deur. Daarna steekt verdachte (zeker twee keer) en slaat hij (ongeveer acht keer) met kracht en met een groot mes in zijn hand richting de deur en de vernielde ruiten daarvan [3] , terwijl aangeefster en getuige [slachtoffer 2] daar achter staan. Op de beelden verdwijnt de hand met het mes in de deur terwijl dat bij het slaan niet het geval is. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat verdachte in elk geval twee keer met kracht door de deur heeft gestoken, door de inmiddels gesneuvelde ruiten.
Al dit geweld gaat gepaard met luid gescheld door verdachten. [medeverdachte] bedreigt bovendien ook met woorden: “Ik steek ze dood”.
Het gescheld, het glasgerinkel van sneuvelende ruiten, het gebonk op ramen en deur en ook het hiervoor genoemde slijpen van de messen én het gegil van de in de woning aanwezig kinderen is door de rechtbank waargenomen op de ter zitting afgespeelde zeer indringende beelden met geluid.
De overwegingen
De verdediging heeft vrijspraakverweren gevoerd die, zakelijk samengevat, hierop neerkomen:
de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2] zijn niet betrouwbaar;
Er was geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij feit 1;
Bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan geen redelijke vrees zijn ontstaan bij feit 2.
De rechtbank overweegt, mede ter bespreking van die verweren, het volgende.
- Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de voor het bewijs gebruikte verklaringen betrouwbaar, alleen al omdat zij bevestiging vinden in de op de beelden waargenomen gedragingen van verdachten en de verklaring van getuige [getuige] . Het verweer wordt verworpen.
- (Voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit1)
Verdachte heeft, met kracht en met een mes van aanzienlijke lengte, tegen de deur geslagen en zeker twee keer door de daarvan vernielde ruiten gestoken. Op dat moment stonden achter die deur [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Van in elk geval [slachtoffer 1] wist verdachte dat zij daar stond want hij hoorde haar. Het in blinde razernij steken vond ongecontroleerd plaats. Verdachte had niet meer onder controle of hij de deur, de glasresten of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zou raken. Indien hij hen zou hebben geraakt had dat zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren
Door zo te handelen heeft hij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard.
- Ontstaan redelijke vrees (feit 2)
Op grond van de vastgestelde feiten acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. [slachtoffer 1] vreesde voor zowel haar leven als dat van haar kinderen en datzelfde gold voor [slachtoffer 2] . De bedreiging was van dien aard en is onder zodanige omstandigheden verricht dat bij hen ook de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar letsel zouden oplopen of het leven zouden verliezen.
De conclusie
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
3.1.4
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [4] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 oktober 2023 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 mei 2023;
3. het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 24 mei 2023.
In de zaak met parketnummer 08.216605.23
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [5] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 oktober 2023 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam] van 16 juni 2023.
3.3
De bewezenverklaring
Parketnummer 08.130166.23
De rechtbank acht op grond van de voor de feiten 1 en 2 in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en voor de feiten 3 en 4 de onder 3.1.4 opgegeven bewijsmiddelen, waarin telkens zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder de feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 mei 2023 te Almelo tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met een mes door (de ruiten van) een voordeur heeft gestoken, waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich achter bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 mei 2023 te Almelo tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door messen te tonen en met die messen te zwaaien en met die messen door de opening van het raam te steken;
3.
hij op 22 mei 2023 te Almelo openlijk, te weten op/aan de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer goederen te weten tegen een voordeur, een ruit en/of een rolluik door
- meerdere malen tegen die goederen te schoppen en
- meerdere malen (met messen) tegen die goederen te slaan/steken;
4.
hij op 22 mei 2023 te Almelo een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten messen zijnde elk mes een voorwerp waarvan gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen,
heeft gedragen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Parketnummer 08.216605.23
De rechtbank acht op grond van de onder 3.2.3 opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo opzettelijk en wederrechtelijk een bevestigingsstrap van een enkelband met een transponder, enig goed dat geheel aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Dienst Vervoer en Ondersteuning, toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Parketnummer 08.130166.23
Het onder de feiten 1, 2 en 3 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 141, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het onder feit 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 54 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde plaats en tijd afspelend feitencomplex op, dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de betreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Er is dus sprake van eendaadse samenloop van de bewezenverklaarde feiten onder 1 en 2, wat meebrengt dat voor zowel feit 1 als feit 2 slechts één strafbepaling, de zwaarste wordt toegepast: artikel 302 Sr.
Het bewezenverklaarde onder de
feiten 1 en 2levert op:
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling
.
Het bewezenverklaarde onder de
feiten 3 en 4levert op:
feit 3
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 4
de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 08.216605.23
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en de oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor het adres [adres] , met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregelen, met daarbij vervangende hechtenis van een week per overtreding, met een maximum van zes maanden en voor de duur van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met wat door drs. M.C.G. Smeets, GZ-psycholoog, over verdachte is gerapporteerd en geadviseerd, en aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met voorwaarden op te leggen, met uitzondering van de geadviseerde bijzondere voorwaarde van opname in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of een soortgelijke zorginstelling.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 22 mei 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging zware mishandeling, het medeplegen van een bedreiging tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, openlijke geweld tegen goederen en overtreding van de Wet wapens en munitie door messen bij zich te hebben die bestemd waren om letsel toe te brengen en/of daarmee te dreigen en de vernieling van een enkelband.
Die zakelijke samenvatting doet geen recht aan wat verdachten die avond hebben gedaan. De ter zitting getoonde en beluisterde beelden wel. Ter beslechting van een geschil tussen [medeverdachte] aan de ene kant en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan de andere kant besluit verdachte zijn neef bij te staan bij een aanval op de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Beide neven zijn dronken. En beiden hebben grote messen bij zich. En beiden maken zich schuldig aan het hiervoor beschreven geweld en bedreigen waarvan vier jongen kinderen in de late avonduren en in het donker getuige zijn geweest.
Daarna is verdachte gevlucht en heeft hij, om niet door de politie gepakt te worden, de enkelband die hij in een andere strafzaak droeg, doorgeknipt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 29 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder politie- en justitiecontacten heeft gehad en meerdere keren is veroordeeld voor geweldsdelicten. In een aantal van die zaken zijn de veroordelingen nog niet onherroepelijk. Dat neemt niet weg dat verdachte zich daardoor, met strafzittingen in hoger beroep in het vooruitzicht, niet heeft laten weerhouden van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van drs. M.C.G. Smeets,
GZ-psycholoog, van 22 september 2023 en van het reclasseringsrapport van 10 oktober 2023.
De psycholoog stelt vast dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, ADHD en een periodiek explosieve stoornis. De psycholoog concludeert dat verdachte tijdens het plegen van de feiten hieraan leed en dat dit verdachtes gedragskeuzes en gedragingen heeft beïnvloed. De psycholoog adviseert de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit op goede gronden gegeven advies over en zal verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
De kans op herhaling schat de psycholoog voor algemene recidive in als hoog; de kans op herhaling voor acuut dreigend gevaar en ernstig lichamelijk letsel schat zij in als matig tot hoog. Om de recidivekans te verlagen is behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk. Dit zou vorm moeten krijgen in een gedwongen kader met een langere termijn waardoor verdachte niet kan afzien van behandeling of toezicht en voldoende tijd krijgt om interventies en behandelingen te volgen en om de sociaal-maatschappelijke risicofactoren aan te pakken.
De psycholoog adviseert verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Als op te leggen bijzondere voorwaarden dienen te gelden: het verbod op gebruik van middelen en alcohol en medewerking aan een bloedonderzoek of urineonderzoek; opname in een zorginstelling (FPA met beveiligingsniveau 2) en vanuit deze opname toewerken naar een beschermde (forensische) woonvorm en ambulante begeleiding, zoals een forensisch FACT-team; de verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling en het deelnemen aan gedragsinterventies.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Een behandeling in een klinische setting vindt de reclassering noodzakelijk vanwege de risico’s en het eerdere verloop in een ambulant begeleidingskader. Verdachte wil hier niet aan meewerken. Ondanks het gebrek aan motivatie van verdachte heeft de reclassering toch een klinische aanmelding gedaan omdat zij geen andere interventiemogelijkheden ziet, maar het IFZ heeft een negatieve indicatie gegeven omdat verdachte niet wil meewerken. Voor het geval verdachte nog van mening verandert, adviseert de reclassering om, overeenkomstig het advies van de psycholoog, verdachte een deels voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Ter zitting heeft verdachte opnieuw verklaard niet te willen worden behandeld in een klinische setting. Hij ziet wel in dat hij een behandeling voor zijn emoties nodig heeft, maar dat kan volgens hem ook zonder opname. Begeleid Wonen ziet verdachte evenmin zitten en als klinische behandeling en/of Begeleid Wonen als bijzondere voorwaarde zal worden opgenomen, zal hij daaraan niet meewerken.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden is. De door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd zal op de straf in mindering worden gebracht. Hoewel een behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te proberen te verlagen heeft oplegging daarvan in de vorm van bijzondere voorwaarden geen zin, gelet op de weigerachtige houding van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voor overtreding van artikel 27 van de Wet wapens en munitie zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke geldboete van € 200,00 opleggen.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk, voor [slachtoffer 1] op vordering van de officier van justitie en ambtshalve voor de gehele [adres] en voor [slachtoffer 2] :
- een contactverbod met [slachtoffer 1] , inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds een week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken;
- een contactverbod met [slachtoffer 2] , inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds een week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken;
- een locatieverbod voor de gehele [adres] , het woonadres van [slachtoffer 1] . Het locatieverbod geldt gedurende een periode van drie jaren. Iedere overtreding van dit locatieverbod levert steeds een week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar pleegt of zich belastend zal gedragen naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank komt tot dat oordeel omdat verdachte slechts beperkt inzicht heeft in zijn stoornissen en het risico van gewelddadig gedrag en recidive hoog is.

7.De schade van de benadeelden

7.1
Parketnummer 08.130166.23
7.1.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen van een totaalbedrag van € 14.003,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen bijdrage zorgverzekeraar € 385,00
- reiskosten huisarts € 5,35
- kosten fysiotherapie ( 21 x € 42,00) € 882,00
- medicatie € 20,61
- medicatie € 17,82
- [bedrijf] (noodvoorziening) € 108,90
- rolluik € 1.130,00
- voordeur € 5.125,00
- reiskosten huisarts kinderen € 3,56
- reiskosten EMDR kinderen € 50,70
========
Totaal € 7.728,94
Ter vergoeding van geleden immateriële schade vordert de benadeelde partij een bedrag van in totaal € 6.275,00, waarvan € 1.495,00 voor haarzelf en een bedrag van € 1.195,00 per kind voor vier kinderen.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 2.048,70 aan proceskosten.
[slachtoffer 2] , eveneens vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade van een bedrag van € 1.195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Ter zitting heeft mr. Kant namens beide benadeelde partijen verzocht de proceskosten te verhogen met een bedrag van € 604,40.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] gevorderd de vergoedingen eigen bijdrage zorgverzekering, reiskosten huisarts, kosten fysiotherapie minus de eigen bijdrage en de kosten van medicatie, toe te wijzen. De benadeelde partij dient in haar vordering voor de overige materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid en de schade schat op een bedrag van € 1.000,00.
In de voor de vier kinderen gevorderde schadevergoeding van een bedrag van € 1.195,00 per kind, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, wegens het ontbreken van enig causaal verband met de tenlastelegging.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] gevorderd dat, nu verdachte bij feit 1 voor de poging zware mishandeling van [slachtoffer 2] dient te worden vrijgesproken, de door [slachtoffer 2] geleden immateriële schade moet worden gesteld op een bedrag van € 750,00 met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het resterende deel.
De officier heeft tenslotte gevorderd verdachte hoofdelijk met zijn medeverdachte te veroordelen.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding heeft de verdediging, samengevat, gesteld dat met uitzondering van de post [bedrijf] (noodvoorziening), de gevorderde bedragen niet dan wel onvoldoende zijn onderbouwd. Voor de post [bedrijf] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de verdediging, samengevat, zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de vraag of er sprake is van de (gestelde) ‘een aantasting in de persoon’ waarbij dan een lager bedrag dan gevorderd moet worden toegekend.
De ten behoeve van de vier kinderen gevorderde immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen. Subsidiair dient [slachtoffer 1] in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Meer subsidiair dient het bedrag gematigd te worden.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde proceskosten heeft de verdediging gesteld dat daarvoor aansluiting gezocht moet worden bij het liquidatietarief zoals dat in civiele procedures wordt gehanteerd, en dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de verdediging gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dat [slachtoffer 2] in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Meer subsidiair dient het bedrag gematigd te worden.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar vier jonge kinderen. De kinderen waren ten tijde van die feiten thuis, zijn van het geweld getuige geweest en het heeft op hen een enorme impact gehad. Dat zij in de tenlastelegging niet zijn genoemd, maakt dat gelet op deze omstandigheden niet anders.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten reiskosten huisarts € 5,35, medicatie
€ 20,61 en € 17,82, [bedrijf] € 108,90, rolluik € 1.130,00 en reiskosten kinderen
€ 3,56 en € 50,70 kunnen worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zijn als rechtstreekse schade aan te merken.
De rechtbank is verder van oordeel dat de kosten voor drie behandelingen fysiotherapie tot een bedrag van (3x € 42,00) € 126,00 kunnen worden toegewezen, omdat de behandelingen zijn ondergaan en de gemaakte kosten zijn onderbouwd. Voor het overige zal de benadeelde in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de kosten “voordeur” is de rechtbank van oordeel dat deze kosten voor een gedeelte van € 1.000,00 voldoende zijn onderbouwd. Dat gedeelte zal de rechtbank toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde in de vordering voor deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Samengevat zal de rechtbank zal het gevorderde gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 2.336,94, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf
22 mei 2023.
De rechtbank is van oordeel dat de overige gevorderde materiële kosten niet voldoende zijn onderbouwd, terwijl door de verdediging de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
[slachtoffer 1] heeft zowel voor zichzelf als voor haar vier kinderen een vergoeding voor geleden immateriële schade verzocht op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW): aantasting van de persoon op andere wijze.
Volgens vaste rechtspraak is van een dergelijke aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding voor immateriële schade voor [slachtoffer 1] en haar vier kinderen niet voldoende met concrete gegevens over de psychische schade is onderbouwd om het bestaan van geestelijk letsel te kunnen vaststellen.
Maar naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier een uitzonderingssituatie voor als hiervoor bedoeld. De aard en de ernst van de normschendingen en de gevolgen daarvan - zoals hiervoor beschreven - brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Dit maakt dat [slachtoffer 1] voor zichzelf en voor haar kinderen recht heeft op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank stelt die vergoeding voor [slachtoffer 1] naar billijkheid vast op € 1.195,00 en zal de gevorderde bedragen van € 1.195,00 voor elk kind toewijzen.
De vordering van [slachtoffer 2]
Ontvankelijkheid
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft onder feit 1 en feit 2 de poging zware mishandeling respectievelijk de bedreiging van ook [slachtoffer 2] bewezenverklaard. Hiermee is de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ontvankelijk in de vordering.
Immateriële schade
Ook [slachtoffer 2] heeft een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade ingediend.
De rechtbank is van oordeel dat zich bij [slachtoffer 2] ook een uitzonderingssituatie als hiervoor beschreven voordoet en verwijst naar de overwegingen bij [slachtoffer 1] en de kinderen.
De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 1.195,00 toe.
P
roceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partijen door het inschakelen van een advocaat proceskosten als bedoeld in artikel 532 Sv hebben gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Volgens vaste rechtspraak worden die kosten begroot aan de hand van de zogenoemde liquidatietarieven. De rechtbank zal, gelet op de hoogte van de gevorderde bedragen, voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg, het ‘Liquidatietarief kanton’ zoals dat geldt per 1 februari 2023 toepassen.
Daarmee komt voor de vordering van [slachtoffer 1] in totaal een bedrag van € 792,00 voor toewijzing in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand. Voor de vordering van [slachtoffer 2] komt in totaal een bedrag van € 264,00 in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.2
In de zaak met parketnummer 08.216605.23
7.2.1
De vordering van de benadeelde partij
Dienst Vervoer en Ondersteuning (DVO) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 30,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post “vernieling van een bevestigingstrap, inclusief 21% BTW”.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 30,25, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal voor de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor de vordering van de professionele procespartij DVO.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met 76 dagen voor de schade van [slachtoffer 1] en 21 dagen voor de schade van [slachtoffer 2] . Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c, 38v, 38w, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.130166.23 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 08.216605.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 08.130166.23 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 08.216605.23 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08.130166.23
feiten 1 en 2de eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 4de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 08.216605.23
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08.130166.23 onder 1, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 08.216605.23 bewezen verklaarde;
straf
Parketnummer 08.130166.23 feiten 1, 2 en 3, en parketnummer 08.216605.23
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Parketnummer 08.130166.23 feit 4
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro);
- bepaalt dat deze geldboete
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen;
in de zaak met parketnummer 08.130166.23
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
- beveelt dat verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
- beveelt dat verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet in de gehele [adres] mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregelen wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (een) weekvervangende hechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis 26 weken bedraagt;
- beveelt dat deze maatregelen
dadelijk uitvoerbaarzijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
Parketnummer 08.130166.23
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 8.311,94 (bestaande uit € 2.336,94 materiële schade en € 5.975,00 immateriële schade);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2) van een bedrag van € 8.311,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 792,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.311,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 76 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 5.992,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 1.195,00 (immateriële schade);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1) van een bedrag van € 1.195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 264,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Parketnummer 08.216605.23
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij Dienst Vervoer en Ondersteuning tot een bedrag van € 30,25;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Dienst Vervoer en Ondersteuning van een bedrag van € 30,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.
Mrs. Venekatte en Ten Cate zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 08.130166.23
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023227368. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar digitaal genummerde pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 23 mei 2023 (pag. 75) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 mei 2023 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 1] , de camerabeelden die aangeefster ter beschikking had gesteld aan de politie.
Op de camerabeelden met bestandsnaam " [bestandsnaam] " zag ik datum en
tijdstip "2023-05-22 22:21:01" boven in het beeld. Op dat tijdstip zag ik verdachten [medeverdachte] en [verdachte] in beeld lopen.
Ik zag dat [verdachte] twee messen in zijn linkerhand vasthield en dat [medeverdachte] een mes in zijn rechterhand en een mes in zijn linkerhand vasthield.
Ik zag dat [verdachte] meerdere malen op het raam klopte en daarna met de beide messen in zijn rechterhand op de voordeur tikte. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechtervoet tegen de voordeur trapte en dat hij daarna naar het raam liep. Ik zag dat hij meerdere malen met de messen in zijn rechterhand tegen het raam sloeg en dat hij met zijn linkerhand op het raam sloeg. Ik zag dat [medeverdachte] ondertussen met zijn rechtervoet tegen de voordeur trapte. Ik zag dat beiden van plaats verwisselden, dat [medeverdachte] met zijn rechtervoet tegen het raam trapte en dat [verdachte] tegen de deur trapte. Ik zag dat [verdachte] met zijn linker elleboog tegen de voordeur stootte en dat [medeverdachte] met zijn rechtervoet tegen het raam trapte.
Ik zag dat [verdachte] met het mes in zijn rechterhand tegen het raam sloeg. Ik zag dat hij nog steeds een mes in zijn linkerhand vasthield. Ik zag [verdachte] en [medeverdachte] beiden meerdere malen met een mes tegen de voordeur sloegen en dat ze meerdere malen tegen de voordeur trapten en stootten
Ik zag dat beide verdachten weer in de richting van de voordeur liepen. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand vasthield en dat [medeverdachte] een mes in zijn linkerhand vasthield.
Ik zag dat [medeverdachte] meerdere malen tegen de voordeur trapte en dat [verdachte] meerdere malen tegen het raam trapte. Ik zag dat [medeverdachte] meerdere malen met het mes in zijn rechterhand in de richting van de voordeur stak en dat [verdachte] daarna met het mes in zijn rechterhand in de richting van de voordeur stak en sloeg.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 23 mei 2023 (pag. 73), onder meer inhoudende, zakelijk weergeven:
Ik heb de beelden bekeken die ik ontving van [slachtoffer 1] . Ik hoor dat een van de mannen zegt: “Ik steek ze dood”. Ik herken voor 100% deze stem als de stem van [medeverdachte] .
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pag. 10 e.v.), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2023 zat ik thuis aan de [adres] . Rond 23:00 uur stonden [medeverdachte] en [verdachte] voor de ramen. Ik zag dat ze aan het bonken waren op de ramen. Ik zag dat ze het raam van mijn voordeur vernielden. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn handen had. Er werd nog steeds tegen de deur getrapt. Ik weet zeker dat [verdachte] dit deed. Ik had de deur opengedraaid en probeerde deze weer dicht te doen. Ik voelde ineens wat aan de linkerkant van mijn nek. Ik zag op dat moment ook dat [verdachte] het mes in mijn richting stak.

4.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 24 mei 2023 (pag. 48), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

Wij waren de deur aan het dichthouden. In de deur zitten allemaal vierkante raampjes waar allemaal messen doorheen kwamen. Ik hoorde dat ze "Au!" schreeuwde en dat ze zei dat ze geraakt was.
U vraagt mij waar ik stond toen verdachte [verdachte] steekbewegingen maakte door de opening in de deur. Wij stonden allebei de deur tegen te houden zodat ze niet naar binnen kwamen.

5.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 24 mei 2023 (pag. 37), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat persoon twee bij de voordeur stond en dat hij tegen de deur aan sloeg en trapte. Ik zag dat deze persoon een mes in zijn hand had. Ik zag op een gegeven moment dat de ruit van de voordeur vernield was. Dit had deze persoon gedaan. Ik zag dat deze persoon met het mes door het vernielde raam stak.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 oktober 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde en zag al vrij snel dat de ruiten van de voordeur kapot gingen. Ik heb daarna nog met messen op de deur en de kapotte ruiten gestoken en ik heb met de messen in de hand op de voordeur geslagen. Ik heb [slachtoffer 1] wel gehoord achter de deur.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 24 mei 2023.
2.22:22:10 camerabeelden zonder geluid.
3.Omstreeks 22:22:52.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023227368. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023276800 van 1 september 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.