ECLI:NL:RBOVE:2023:4207

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
08.218777.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak waarbij het Openbaar Ministerie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. De vordering was gericht op het vaststellen van een bedrag van € 2.400,- dat de veroordeelde zou moeten betalen aan de Staat. De zaak werd behandeld op een openbare terechtzitting op 12 oktober 2023, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Scholte, aanwezig was. De officier van justitie handhaafde haar vordering, terwijl de raadsman betoogde dat de vordering afgewezen moest worden, gezien de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 26 oktober 2023 integraal is vrijgesproken van de tenlastelegging, waaronder medeplichtigheid aan een drugslab en voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine(olie). De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in overweging genomen, dat bepaalt dat het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering kan indienen bij een veroordeling wegens een strafbaar feit. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat het ontbreken van een veroordeling de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J. de Ruiter, en de rechters mr. G.H. Meijer en mr. M.W. Eshuis, in aanwezigheid van griffier H.J.A. Teerlink.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.218777.22
Datum vonnis: 26 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres],

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 2.400,-.

2.De procedure

De vordering is laatstelijk behandeld op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2023. De betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Scholte, advocaat in Amsterdam, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 12 oktober 2023 heeft de officier van justitie haar vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak, de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen.

3.De beoordeling van de vordering

Bij vonnis van 26 oktober 2023 van deze rechtbank is betrokkene integraal vrijgesproken van wat hem ten laste werd gelegd, te weten onder meer medeplichtigheid aan een drugslab en medeplegen voorbereidingshandelingen van productie van amfetamine(olie).

4.Het oordeel van de rechtbank

Artikel 36e, eerste lid, Sr houdt in dat op vordering van het Openbaar Ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het wettelijk systeem, meer in het bijzonder uit artikel 511e, eerste lid, in verbinding met artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, moet naar het oordeel van de Hoge Raad worden afgeleid dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit aan de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat (HR 17 februari 2009, LJN: BG4258).
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. M.W. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.