3.5De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 17 september 2021 tot en met 28 augustus 2022 te [plaats 1], in de gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk op het terrein gelegen aan en/of nabij de [adres 1] grote hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en amfetamineolie heeft bereid en bewerkt en verwerkt en vervaardigd en
/ofopzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde amfetamine en/of amfetamineolie, een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 28 augustus 2022 te [plaats 1], in de gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en het opzettelijk vervaardigen
van amfetamine en amfetamineolie en
/ofeen of meer andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
de grond van een locatie gelegen aan de [adres 1] en meerdere (zee)container(s) te huren en ter beschikking te stellen en
-een personenauto en een paarden trailer te gebruiken en
-veelvuldig contact te hebben met personen die betrokken zijn bij het kiezen/organiseren van een locatie, de inrichting van een locatie, de aanvoer van goederen en materialen die gebruikt worden voor de vervaardiging van de amfetamine en amfetamineolie, de daadwerkelijke vervaardiging ervan, het transport van de vervaardigde drugs en de afvoer van het ontstane afval en
-het voorhanden hebben van (grote) hoeveelheden (vloei)stoffen en/of materialen, onder meer,
-(ongeveer) 265 liter, Formamide en
-(ongeveer) 500 liter, Mierenzuur en
-(ongeveer) 180 liter, Fosforzuur en
-(ongeveer) 120 liter, BMK en
-(ongeveer) 50 kilogram Caustic soda en
-een roestvrijstalen drukreactieketel en/of een of meerdere destillatieketels met destillatiekoelers en stoomketels en/of een of meerdere scheitrechters en/of meerdere (gas)brander(s) en
-meerdere (zee)container(s) en
-meerdere jerrycans en meerdere klemdekselvaten en meerdere emmers, ten behoeve van de productie van die amfetamine en/of amfetamineolie en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode 17 september 2021 tot en met 28 augustus 2022 te [plaats 1], gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met anderen, al dan niet opzettelijk, handelingen met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders niet aan hun verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders:
in een (zee)container C en een paardentrailer en op het buitenterrein aan de [adres 1] te [plaats 1], één of meer IBC('s) en jerrycans en vaten afval afkomstig van een drugslaboratorium, in ieder geval zijnde (verpakte) gevaarlijke stoffen, te weten Formamide, UN 2265 en Mierenzuur, UN 1779 en Fosforzuur, UN 3453 en Caustic soda, UN 1823 en drugsafval UN 3509 en leeg en ongereinigde verpakkingen, opgeslagen en verwerkt en gestort en achtergelaten en op/in de bodem gebracht;
4.
hij in de periode 17 september 2021 tot en met 28 augustus 2022 te [plaats 1], gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met anderen, al dan niet opzettelijk,
op en in de bodem een handeling als bedoeld in artikel 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming heeft verricht,
bestaande uit het storten en lozen en neerleggen en opslaan van afvalstoffen afkomstig van de productie van drugs,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders, aan de [adres 1] te [plaats 1],
meer IBC('s) en jerrycan(s) en vaten afval afkomstig van een drugslaboratorium,
gestort en achtergelaten en opgeslagen en in of op de bodem gebracht,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd - en toen niet alle maatregelen hebben genomen die redelijkerwijs van hen konden worden gevergd teneinde die verontreiniging en te voorkomen dan wel terwijl die verontreiniging en zich voordeed deze en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.