ECLI:NL:RBOVE:2023:4177

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
08/064437-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen op het station van Zwolle

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het tweede feit, namelijk openlijke geweldpleging in vereniging op het station van Zwolle, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 13 december 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij met twee andere personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen.

Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 heeft de officier van justitie de vordering ingediend, en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het eerste feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich had bemoeid met een worsteling tussen zijn medeverdachte en [slachtoffer 1], maar dat zijn bijdrage niet voldoende was voor een bewezenverklaring van medeplegen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte zelf letsel had opgelopen tijdens het incident, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/064437-23 (P)
Datum vonnis: 24 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Holtslag en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.T. van Vulpen, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging op het station van Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [locatie 1] en/of de [locatie 2], twee capuchons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • meermalen, althans eenmaal die voornoemde [slachtoffer 1] (weg) te duwen en/of aan die voornoemde [slachtoffer 1] te trekken, waardoor die voornoemde [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
  • die voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen, althans die voornoemde [slachtoffer 1] ten val te brengen en/of (vervolgens) tegen het hoofd, althans het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen;
feit 2:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle, openlijk, te weten in de trein en/of op het perron van het centraal station, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen en/of het schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het schoppen en slaan tegen het lichaam van [slachtoffer 1].
Wat betreft het ten laste gelegde onder feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake was van openlijk in vereniging geweld plegen tussen enerzijds verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) en anderzijds [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raasvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte heeft zich bemoeit met de schermutseling tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1], maar dat was onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich wat betreft de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde duwen en stompen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 (vrijspraak)
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
[medeverdachte] heeft, door middel van een vooropgezet plan, [slachtoffer 1] willen bestelen van twee jassen van het merk Canada Goose. [slachtoffer 1] bood deze jassen te koop aan via Marktplaats en [medeverdachte] heeft daarop gereageerd. De twee maakten een afspraak om de ‘koop’ te laten plaatsvinden. Op 13 december 2022 vond die afspraak plaats in Zwolle in de [locatie 3] ter hoogte van de [locatie 4]. [medeverdachte] is die dag samen met verdachte naar Zwolle gereisd. Verdachte verklaarde dat hij meeging, omdat hij in Zwolle had afgesproken met een meisje. Zowel verdachte als [medeverdachte] hebben verklaard dat verdachte niet op de hoogte was van de voorgenomen diefstal dan wel de aankoop van een Canada Goose jas door [medeverdachte]. De ontmoeting tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] is vastgelegd op camerabeelden. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte] en [slachtoffer 1] elkaar ontmoeten en dat [slachtoffer 1] een van de jassen overhandigt aan [medeverdachte]. Op dat moment voegt verdachte zich bij het tweetal. De jas gaat een paar keer over en weer tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte] en verdachte houdt zich afzijdig. Na vijf minuten ontstaat er een worsteling tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1]. Te zien is dat verdachte zich daar mee bemoeit door te duwen en te trekken. Verdachte heeft verklaard dat hij daarmee probeerde [medeverdachte] en [slachtoffer 1] uit elkaar te halen. Zowel [slachtoffer 1] als verdachte vielen op de grond. Bij de politie heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte hem, terwijl hij op de grond lag, een trap tegen zijn hoofd gaf. Door de worsteling is ook de telefoon van [slachtoffer 1] op de grond gevallen. Te zien is dat verdachte de telefoon oppakt en deze niet direct teruggeeft aan [slachtoffer 1]. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de telefoon niet teruggaf, omdat hij tot [slachtoffer 1] probeerde door te dringen en wilde dat hij rustig zou worden. Uiteindelijk geeft verdachte [slachtoffer 1] zijn telefoon terug en vertrekken hij en [medeverdachte] richting het treinstation om de Zwolle weer te verlaten. [medeverdachte] heeft op dat moment twee capuchons van de jassen van [slachtoffer 1] bij zich.
Vaststaat, dat sprake was van een diefstal, waarbij geweld werd gebruikt om die diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte zich daaraan mede schuldig heeft gemaakt.
Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, moet worden vastgesteld dat sprake was een opzet bij [verdachte] op het grond delict én van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte en het opzet bij verdachte daar op.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van medeplegen. Zij overweegt daartoe dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte op de hoogte was van het plan van [medeverdachte] en dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] bij de uitvoering van diens plan. Weliswaar heeft verdachte zich op enig moment gemengd in de worsteling tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1], maar zijn bijdrage bestond uit enkel duwen en trekken en het gedurende korte tijd weigeren de telefoon van [slachtoffer 1], die hij van de grond had gepakt, aan [slachtoffer 1] terug te geven. Uit het dossier blijkt onvoldoende van een grotere of verdergaande rol van verdachte. De verklaring van [slachtoffer 1], dat verdachte hem tegen zijn hoofd zou hebben geschopt, vindt geen steun in de bewijsmiddelen in het procesdossier.
De rechtbank zal verdachte, gelet op het bovenstaande, vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Na het incident ter hoogte van de ijssalon zijn verdachte en [medeverdachte] naar het treinstation van Zwolle gegaan. Op perron 5 en in de stilstaande trein op het naastgelegen spoor vond weer een incident plaats. In de trein en op het perron waren op dat moment ook andere personen aanwezig. Verdachte en [medeverdachte] bevonden zich in de stilstaande trein. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op enig moment, door de open deuren van de trein, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zag naderen. Zowel verdachte als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat [slachtoffer 2] tegen verdachte en [medeverdachte] schreeuwde dat zij naar buiten moesten komen. Er ontstond een woordenwisseling over de gestolen capuchons, die uitmondde in een vechtpartij, waarbij de vuistslagen over en weer gingen. Getuige [getuige] (hierna: [getuige]), hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen, heeft verklaard dat de twee groepen slaags raakten met elkaar. Volgens [getuige] schopte en sloeg men elkaar en leek het gevecht op een kroeggevecht.
De rechtbank is van oordeel dat uit het hierboven omschreven feitencomplex kan worden vastgesteld dat verdachte, [medeverdachte], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allen een significante en wezenlijke bijdrage hebben gehad in het uitgeoefende geweld. De rechtbank stelt ook vast dat de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden op een openbare plek, namelijk op het een perron van het treinstation te Zwolle en in een treinstel op het naastgelegen spoor, in het bijzijn van anderen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 2:
hij opof omstreeks13 december 2022 te Zwolle, openlijk, te weten in de trein en/ofop het perron van het centraal station,in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen(een) persoon/personen, te weten[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen en/ofhet schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1
Noodweer
4.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. Verdachte heeft zichzelf en [medeverdachte] verdedigd tegen een agressieve aanval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
4.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
Er moet, met andere woorden, sprake zijn geweest van een noodweersituatie. De verdediging hiertegen moet noodzakelijk en geboden zijn door de omstandigheden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en [medeverdachte] in de trein zaten, toen zij [slachtoffer 1] en een onbekende vriend, [slachtoffer 2], zagen naderen. [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schreeuwden dat hij en [verdachte] naar buiten moesten komen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stonden op het perron en verdachte en [medeverdachte] bevonden zich in de trein. Er ontstond vervolgens een woordenwisseling over het al dan niet teruggeven van de gestolen capuchons, waarna een vechtpartij ontstond bij de ingang van de trein.
De rechtbank overweegt dat het enkele gegeven dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] richting de trein liepen en probeerden de trein binnen te komen, waarin [medeverdachte] en [verdachte] zich op dat moment bevonden, mogelijk om de capuchons van de jassen terug te pakken, nog geen onmiddellijke, laat staan wederrechtelijke, aanranding oplevert. Een beroep op noodweer kan alleen al hierom niet slagen.
4.2
De kwalificatie
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, vanwege het feit dat verdachte in deze zaak fors letsel heeft opgelopen en dus zwaar is getroffen door de gevolgen ervan. Ook heeft zij verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de opleiding en de stage van verdachte zou doorkruisen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging op het treinstation van Zwolle. Op perron 5 en op het balkon van de stilstaande trein richting Den Haag, ontstond een heftige vechtpartij tussen enerzijds verdachte en [medeverdachte] en anderzijds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij beide partijen zich niet onbetuigd lieten. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Door geweld te gebruiken in en bij een trein, waarin zich ook andere personen begaven, heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij de voornoemde vechtpartij is verdachte gewond geraakt. Hij liep, als gevolg van een messteek, een klaplong op en medisch ingrijpen was noodzakelijk. De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat mee dat verdachte zelf fors getroffen is door deze zaak.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Die geven als uitgangspunt bij openlijke geweldpleging begaan tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Rekening houdend met de ernst en de aard van het feit en met de gevolgen die verdachte daarvan al te verduren heeft gehad, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om vergoeding van immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De immateriële schade die [slachtoffer 1] heeft geleden bestaat uit psychisch en lichamelijk letsel.
7.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, vanwege het feit dat de vordering in het geheel niet is onderbouwd. De raadsvrouw heeft verder nog opgemerkt dat uit het procesdossier ook niet blijkt dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel zou hebben opgelopen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en zal bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2, het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. C.H. Dijkstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R022091 (onderzoek Maretak) van
6 maart 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2
1. het proces-verbaal van de minderjarige verdachte [medeverdachte] d.d. 14 december 2022 (pagina’s 234 tot en met 239), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

A: (…)We waren in de trein aangekomen.(…) Toen schreeuwden ze kom uit de trein, kom uit de trein.(…)

2. het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 2] d.d. 6 januari 2023 (pagina’s 218 tot en met 221), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A:(…) Zij waren aan het schreeuwen. Ik zei tegen hen kom naar buiten. De jongen met de iets donkere huidskleur zei tegen mij wat wil jij gaan doen broertje.(…) Op de trap hebben wij over en weer getrapt en geslagen.(…)
A: Het was echt gewoon vechten. Niet wat duwen/stoeien.(…)
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 13 december 2022 (pagina’s 58 tot en met 62), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Ik was op dinsdagavond 13 december 2022, aan het werk als hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen op het hoofdstation in Zwolle.(…)
Aan de overzijde, perron 5, zag ik in mijn ooghoeken vier jongens ruzie maken in het balkon van de trein. De trein was opgedeeld in twee treinstellen. Ter hoogte van de ingang van treinstel 4022 was deze vechtpartij gaande. Ik zag deze vier jongens slaan en schopbewegingen maken. (…) Ik hoorde veel geschreeuw en dacht dit is menens. (...) Ik hoorde: “kom dan”. Ik zag bij alle vier een agressieve blik. (...) Ik had het idee dat het twee groepen waren van twee personen.(...) Ik zag dat ze op elkaar aan het slaan en inschoppen waren. (…) Ik kan het meer omschrijven als een kroeggevecht. De vuistslagen gingen over en weer. (…)