ECLI:NL:RBOVE:2023:4176

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
08/064410-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en openlijke geweldpleging op het station van Zwolle

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 2005, werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden en een taakstraf van 80 uren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 december 2022 in Zwolle, waar de verdachte samen met een medeverdachte twee capuchons heeft gestolen van een slachtoffer, [slachtoffer 1], en daarbij geweld heeft gebruikt. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, maar ontkende hij dat hij [slachtoffer 1] had geslagen of geschopt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de geweldpleging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/064410-23 (P)
Datum vonnis: 24 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Holtslag en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.G.M. Lodder, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging op het station van Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [locatie 1] en/of de [locatie 2], twee capuchons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • meermalen, althans eenmaal die voornoemde [slachtoffer 1] (weg) te duwen en/of aan die voornoemde [slachtoffer 1] te trekken, waardoor die voornoemde [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
  • die voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen, althans die voornoemde [slachtoffer 1] ten val te brengen en/of (vervolgens) tegen het hoofd, althans het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen;
feit 2:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle, openlijk, te weten in de trein en/of op het perron van het centraal station, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen en/of het schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het schoppen en slaan tegen het lichaam van [slachtoffer 1].
Wat betreft het ten laste gelegde onder feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake was van openlijk in vereniging geweld plegen tussen enerzijds verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) en anderzijds [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]).
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit. Hij heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] heeft bestolen en dat daarbij sprake was van duwen en trekken. Verdachte heeft voorts verklaard alleen te hebben gehandeld en heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen en geschopt. De raadsman heeft, gelet op de verklaring van verdachte, ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak bepleit wat betreft het medeplegen en het slaan en schoppen tegen het lichaam en het hoofd.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 2 heeft de raadsman zich niet uitgelaten over de bewijsvraag.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Via Marktplaats bood [slachtoffer 1] twee jassen van Canada Goose te koop aan. Verdachte heeft zich via Marktplaats voorgedaan als ‘[alias]’, vader van een zoon, en heeft laten weten geïnteresseerd te zijn in de jassen. [slachtoffer 1] en verdachte maakten daarom een afspraak. Op
13 december 2022 vond die afspraak plaats in Zwolle bij [locatie 3]. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij van plan was om de jassen mee te nemen, zonder te betalen. Toen het [slachtoffer 1] gaandeweg duidelijk werd dat verdachte de jassen wilde stelen, heeft hij zich verzet en ontstond er een duw- en trekpartij tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Uiteindelijk lukte het verdachte de twee capuchons van de jassen te bemachtigen en is hij er vandoor gegaan.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot een veroordeling voor medeplegen te komen. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen handelde. De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van bevindingen uitwerken beelden [locatie 1]/[locatie 4] vast dat [medeverdachte] weliswaar enige bemoeienis heeft gehad met het incident, maar dat die bemoeienis niet voldoende is om te kunnen vaststellen dat sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door verdachte werd gevloerd en dat de andere jongen hem tegen zijn hoofd schopte. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt, naar het oordeel van de rechtbank, geen steun in de bewijsmiddelen in het dossier
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel op de tenlastelegging.
De rechtbank komt wat betreft het overige tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze onderdelen van het ten laste gelegde feit heeft bekend en door of namens hem voor die onderdelen geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Na het incident ter hoogte van de ijssalon zijn verdachte en [medeverdachte] naar het treinstation van Zwolle gegaan. Op perron 5 en in de stilstaande trein op het naastgelegen spoor vond weer een incident plaats. In de trein en op het perron waren op dat moment ook andere personen aanwezig. Verdachte en [medeverdachte] bevonden zich in de stilstaande trein. [medeverdachte] verklaarde bij de politie dat hij op enig moment, door de open deuren van de trein, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zag naderen. Zowel verdachte als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat [slachtoffer 2] tegen verdachte en [medeverdachte] schreeuwde dat zij naar buiten moesten komen. Er ontstond een woordenwisseling over de gestolen capuchons, die uitmondde in een vechtpartij, waarbij de vuistslagen over en weer gingen. Getuige [getuige] (hierna: [getuige]), hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen, heeft verklaard dat de twee groepen slaags raakten met elkaar. Volgens [getuige] schopte en sloeg men elkaar en leek het gevecht op een kroeggevecht.
De rechtbank is van oordeel dat uit het hierboven omschreven feitencomplex kan worden vastgesteld dat verdachte, [medeverdachte], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allen een significante en wezenlijke bijdrage hebben gehad in het uitgeoefende geweld. De rechtbank stelt ook vast dat de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden op een openbare plek, namelijk op het een perron van het treinstation te Zwolle en in een treinstel op het naastgelegen spoor, in het bijzijn van anderen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij opof omstreeks13 december 2022 te Zwolle,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,op de openbare weg, te weten de [locatie 1] en/of de [locatie 2], twee capuchons, in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan [slachtoffer 1],in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededadertoebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werdvoorafgegaan,vergezelden/of gevolgdvan gewelden/of bedreiging met geweldtegen
[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstalvoor te bereiden ofgemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:
  • meermalen, althans eenmaaldie voornoemde [slachtoffer 1] (weg) te duwen en/ofaan die voornoemde [slachtoffer 1] te trekken, waardoor die voornoemde [slachtoffer 1] ten val is gekomenen/of
  • die voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen, althans die voornoemde [slachtoffer 1] ten val te brengen en/of (vervolgens) tegen het hoofd, althans het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen;
feit 2:
hij opof omstreeks13 december 2022 te Zwolle, openlijk, te weten in de trein en/ofop het perron van het centraal station,in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen(een) persoon/personen, te weten[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen en/ofhet schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1
Noodweer
4.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. Verdachte heeft zichzelf en [medeverdachte] verdedigd tegen een agressieve aanval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
4.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
Er moet, met andere woorden, sprake zijn geweest van een noodweersituatie. De verdediging hiertegen moet noodzakelijk en geboden zijn door de omstandigheden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en [verdachte] in de trein zaten, toen zij [slachtoffer 1] en een onbekende vriend, [slachtoffer 2], zagen naderen. [verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schreeuwden dat hij en [medeverdachte] naar buiten moesten komen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stonden op het perron en verdachte en [verdachte] bevonden zich in de trein. Er ontstond vervolgens een woordenwisseling over het al dan niet teruggeven van de gestolen capuchons, waarna een vechtpartij ontstond bij de ingang van de trein.
De rechtbank overweegt dat het enkele gegeven dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] richting de trein liepen en probeerden de trein binnen te komen, waarin [verdachte] en [medeverdachte] zich op dat moment bevonden, mogelijk om de capuchons van de jassen terug te pakken, nog geen onmiddellijke, laat staan wederrechtelijke, aanranding oplevert. Een beroep op noodweer kan alleen al hierom niet slagen.
4.2
De kwalificatie
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden met de bijzondere voorwaarden, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) geformuleerd in haar rapport van 3 oktober 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf passend is en heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf verzocht rekening te houden met het beroep op noodweer.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft, volgens een vooropgezet plan, [slachtoffer 1] met geweld bestolen van twee capuchons en heeft daarmee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden en geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Daarna heeft verdachte zich, samen met [medeverdachte], richting het station begeven om de trein naar huis te nemen. Eenmaal in de (nog stilstaande) trein zagen verdachte en [medeverdachte] dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar hem en [medeverdachte] op zoek waren. Op het balkon van de trein en op het perron daarvoor ontstond vervolgens een heftige vechtpartij tussen enerzijds verdachte en [medeverdachte] en anderzijds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij beide partijen zich niet onbetuigd lieten en waarbij [medeverdachte] uiteindelijk zwaar gewond raakte. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Door geweld te gebruiken in en bij een trein, waarin zich ook andere personen begaven, heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van de RvdK van 3 oktober 2023. Daarin is te lezen dat verdachte vindt dat hij geen hulp nodig heeft. Ook herkent hij zich niet in het beeld dat men van hem schetst. Verdachte ontkent dat hij agressief gedrag heeft laten zien en dat hij kampt met een agressieprobleem. Volgens de RvdK lijkt verdachte gesloten, beïnvloedbaar en impulsief. Daarnaast zijn problemen geconstateerd binnen de domeinen ‘relaties’, ‘houding’, ‘vaardigheden’ en ‘agressie’. Het is onduidelijk wat de onderliggende oorzaak van de problemen is. Er zijn ook beschermende factoren geconstateerd. Verdachte heeft een goede band met zijn zus, die woonachtig is in Rotterdam, vult zijn dagen met school en hobby’s en is in de weekenden vaak thuis bij zijn moeder. De beschermende factoren hebben het plegen van delicten echter niet kunnen voorkomen. De RvdK adviseert, gelet op het beeld dat over verdachte is ontstaan, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich onder behandeling stelt bij De Waag, meewerkt aan persoonlijkheidsonderzoek, zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding zal melden, zo frequent en zo lang als noodzakelijk wordt geacht en dat hij dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten voor jeugdigen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Die geven als uitgangspunt bij openlijke geweldpleging begaan tegen personen een taakstraf voor de duur van 40 uren en bij diefstal met geweld een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Alles overwegend, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de geadviseerde bijzondere voorwaarden en een werkstraf, voor de duur van 80 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om vergoeding van immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De immateriële schade die [slachtoffer 1] heeft geleden bestaat uit psychisch en lichamelijk letsel.
7.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, vanwege het feit dat de vordering niet, althans onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft daarnaast ook bepleit dat het schadevergoedingsverzoek zich lijkt toe te spitsen op het incident op het perron. Wat de verdediging betreft, is hier eigen schuld van toepassing, zodat de benadeelde partij ook op die grond in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en zal bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n,77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2, het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling. Verdachte zal zich houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek;
- zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan zes
maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, zich
daarna gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en
op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo
frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht
en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk;
- draagt de gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig Midden Nederland te Utrecht, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit werkstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S.H. Peper en mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. C.H. Dijkstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R022091 (onderzoek Maretak) van
6 maart 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
10 oktober 2023;
2. het proces-verbaal van bevindingen uitwerken beelden [locatie 1]/[locatie 4] van 30 december 2022 (pagina’s 42 tot en met 45).
Ten aanzien van feit 2
3. het proces-verbaal van de minderjarige verdachte [verdachte] d.d. 14 december 2022 (pagina’s 234 tot en met 239), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

A: (…)We waren in de trein aangekomen.(…) Toen schreeuwden ze kom uit de trein, kom uit de trein.(…)

4. het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 2] d.d. 6 januari 2023 (pagina’s 218 tot en met 221), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A:(…) Zij waren aan het schreeuwen. Ik zei tegen hen kom naar buiten. De jongen met de iets donkere huidskleur zei tegen mij wat wil jij gaan doen broertje.(…) Op de trap hebben wij over en weer getrapt en geslagen.(…)
A: Het was echt gewoon vechten. Niet wat duwen/stoeien.(…)
5. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 13 december 2022 (pagina’s 58 tot en met 62), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Ik was op dinsdagavond 13 december 2022, aan het werk als hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen op het hoofdstation in Zwolle.(…)
Aan de overzijde, perron 5, zag ik in mijn ooghoeken vier jongens ruzie maken in het balkon van de trein. De trein was opgedeeld in twee treinstellen. Ter hoogte van de ingang van treinstel 4022 was deze vechtpartij gaande. Ik zag deze vier jongens slaan en schopbewegingen maken. (…) Ik hoorde veel geschreeuw en dacht dit is menens. (...) Ik hoorde: “kom dan.” Ik zag bij alle vier een agressieve blik. (...) Ik had het idee dat het twee groepen waren van twee personen.(...) Ik zag dat ze op elkaar aan het slaan en inschoppen waren. (…) Ik kan het meer omschrijven als een kroeggevecht. De vuistslagen gingen over en weer.(…).