ECLI:NL:RBOVE:2023:4172

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
08/326787-22 (P) en 08/188132-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen op station Zwolle

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 13 december 2022 op het station Zwolle, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij met twee andere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn gedeeltelijke bekentenis, zich schuldig heeft gemaakt aan het duwen, schoppen, slaan en stompen van de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 dagen geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren ten uitvoer gelegd. De benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en werkstatus.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/326787-22 (P) en 08/188132-20 (TUL)
Datum vonnis: 24 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] (Gambia),
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Holtslag en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) door mr. A.T. van Vulpen is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging op het station Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle, openlijk, te weten in de trein en/of op het perron van het centraal station, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen en/of het schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er was sprake van openlijk in vereniging geweld plegen tussen enerzijds verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) en anderzijds [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1].
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, met uitzondering van het schoppen en het slaan.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit, met uitzondering van het slaan en schoppen, waarover hierna meer, heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Overweging ten aanzien van het slaan/stompen en trappen/schoppen
Getuige [getuige] (hierna: [getuige]), hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen, heeft over het ten laste gelegde incident verklaard dat vier jongens ruzie maakten en dat de twee groepen slaags raakten met elkaar. Volgens [getuige] schopte en sloeg men elkaar en leek het gevecht op een kroeggevecht. [medeverdachte] heeft bij de politie het volgende verklaard:
“op de trap hebben wij over en weer getrapt en geslagen”en
“het was echt gewoon vechten.”
De rechtbank stelt, gelet op de verklaringen van getuige [getuige] en [medeverdachte], vast dat verdachte zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan het slaan en/of stompen en trappen en/of schoppen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
De rechtbank komt ook voor die onderdelen op de tenlastelegging tot een bewezenverklaring.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks13 december 2022 te Zwolle, openlijk, te weten in de trein en/ofop het perron van het centraal station,in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen(een) persoon/personen, te weten[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen en/ofhet schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 dagen met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht over te gaan tot een schuldigverklaring zonder daarbij straf op te leggen ingevolge artikel 9a Sr. Subsidiair heeft hij verzocht om een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. De raadsman heeft verder verzocht om rekening te houden met de inhoud van het reclasseringsrapport van 3 oktober 2023 dat over verdachte werd opgesteld. Daaruit komt een beeld naar voren van een jongeman die nog beter moet leren om op het juiste moment de juiste keuzes te maken, maar met wie het eigenlijk erg goed gaat.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging op het treinstation van Zwolle. Op perron 5 en op het balkon van de stilstaande trein richting Den Haag ontstond een heftige vechtpartij tussen enerzijds verdachte en [medeverdachte] en anderzijds [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], waarbij beide partijen zich niet onbetuigd lieten en waarbij [slachtoffer 1] uiteindelijk gewond raakte. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Door geweld te gebruiken in en bij een trein, waarin zich ook andere personen begaven, heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De rechtbank weegt dat mee in strafverzwarende zin.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 3 oktober 2023 dat is opgesteld door A. Buiten van Reclassering Nederland. Daarin is te lezen dat de reclassering geen noodzaak ziet tot het opstellen van een plan van aanpak gericht op gedragsverandering en recidivevermindering. De reclassering is van mening dat verdachte een positieve ontwikkeling doormaakt en dat het incident dat plaatsvond op 13 december 2022 als een terugval kan worden gezien. Verdachte werkt zes dagen per week en de reclassering ziet dat als een contra-indicatie voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Die geven als uitgangspunt bij openlijke geweldpleging begaan tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, ingevolge artikel 9a Sr, omdat daarmee geen recht wordt gedaan aan de ernst van het feit. De rechtbank is niet blind voor de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt en betrekt daarbij ook het gegeven dat verdachte een lange periode in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 dagen opleggen met aftrek van voorarrest.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij stelt schade te hebben geleden tot een totaalbedrag van € 6.155,00. De gestelde materiële schade bedraagt € 155,00 en bestaat uit ziekenhuisdaggeldvergoeding voor de vijf dagen die verdachte in het ziekenhuis heeft moeten doorbrengen als gevolg van het feit dat hem een messteek werd toegebracht. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,00 gesteld.
Ter terechtzitting heeft mr. Van Vulpen, gelet op de (geringe) rol die verdachte heeft gespeeld bij het veroorzaken van de schade, de rechtbank verzocht om tot matiging van het schadebedrag over te gaan en om daarbij gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Zij heeft ook verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen het handelen van verdachte en de door de benadeelde partij geleden schade.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat de claim ziet op de gevolgen van het steekincident. Voor dat incident wordt verdachte niet vervolgd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in zijn vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De schade van de benadeelde partij houdt geen rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering verzocht. Toewijzing van de vordering dient volgens hem geen enkel doel. Subsidiair heeft hij verzocht om verlenging van de proeftijd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen en begroot deze kosten op nihil;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de Rechtbank Overijssel van
21 mei 2021 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. C.H. Dijkstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R022091 (onderzoek Maretak) van
6 maart 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 10 oktober 2023;
2. het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 6 januari 2023 (pagina’s 218 tot en met 221);
A: (…)Op de trap hebben wij over en weer getrapt en geslagen.(…)
A: Het was echt gewoon vechten.(…);
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 13 december 2022 (pagina’s 58 tot en met 62), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Ik was op dinsdagavond 13 december 2022, aan het werk als hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen op het hoofdstation in Zwolle.(…)
Aan de overzijde, perron 5, zag ik in mijn ooghoeken vier jongens ruzie maken in het balkon van de trein. De trein was opgedeeld in twee treinstellen. Ter hoogte van de ingang van treinstel 4022 was deze vechtpartij gaande. Ik zag deze vier jongens slaan en schopbewegingen maken. (…) Ik hoorde veel geschreeuw en dacht dit is menens. (...) Ik hoorde: “kom dan”. Ik zag bij alle vier een agressieve blik. (...) Ik had het idee dat het twee groepen waren van twee personen.(...) Ik zag dat ze op elkaar aan het slaan en inschoppen waren. (…) Ik kan het meer omschrijven als een kroeggevecht. De vuistslagen gingen over en weer. (…).