ECLI:NL:RBOVE:2023:4146

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
08-001850-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering wegens vrijspraak verdachte

Op 23 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij het Openbaar Ministerie de vordering had ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen. De verdachte, geboren in 1997, was bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.B.A. Kalk. De officier van justitie, mr. G.J. Jansen, had op 8 september 2023 een vordering ingediend voor een bedrag van € 246.148,71, dat later werd verlaagd naar € 82.048,90, gebaseerd op de betrokkenheid van de verdachte in een drugslaboratorium. Tijdens de zitting op 9 oktober 2023 werd de vordering besproken, waarbij de verdediging aanvoerde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens willekeur, aangezien een medeverdachte niet was vervolgd. De rechtbank heeft op basis van de vrijspraak van de verdachte op dezelfde dag geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen en verklaart hen niet-ontvankelijk in de ontnemingsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-001850-22
Datum vonnis: 23 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op 8 september 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e Sr, wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 246.148,71.

2.De procedure

De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2023. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op de terechtzitting van 9 oktober 2023 heeft de officier van justitie, mr. G.J. Jansen, de vordering gewijzigd in die zin, dat het te ontnemen bedrag zal worden verminderd tot een bedrag van € 82.048,90. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de overwegingen van de rechtbank in de uitspraak in de ontnemingszaak van de medeverdachte [medeverdachte 1]. Er zijn dadersporen van drie personen in het drugslaboratorium aangetroffen en verdachte is volgens de officier van justitie als medepleger aan te merken, dus het bedrag aan te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel moet dan ook door drieën gedeeld worden.
In reactie op een verweer van de verdediging over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, heeft de officier van justitie geantwoord dat medeverdachte [medeverdachte 2] nog steeds verdachte is.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de ontnemingsvordering, wegens schending van het verbod op willekeur. [medeverdachte 2], wiens DNA op een trui in het drugslab is aangetroffen, en die samen met de hoofdverdachte [medeverdachte 1] is gespot, is immers niet vervolgd door het Openbaar Ministerie en evenmin aangeslagen voor de vermeende verdiensten. Dit riekt volgens de raadsman naar willekeur in de ontnemingsbeslissing.
Subsidiair is door de raadsman verzocht om de ontnemingsvordering af te wijzen, vanwege de door hem bepleite integrale vrijspraak van verdachte.
Meer subsidiair – mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen voor medeplichtigheid onder feit 2 subsidiair – is verzocht om het te ontnemen bedrag minstens door vieren te delen, te weten door: [medeverdachte 1], de onbekende persoon A, [medeverdachte 2] en verdachte. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de betalingsverplichting op nihil gesteld zou moeten worden, omdat verdachte betwist iets te hebben ontvangen en geen enkel vermogen heeft.

3.De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 23 oktober 2023 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.