ECLI:NL:RBOVE:2023:4144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
08-148342-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling na aanrijding met auto

Op 23 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 55-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De man werd schuldig bevonden aan het opzettelijk aanrijden van een voetganger met zijn auto op 12 juni 2023 in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een verhitte discussie, met gierende banden de stoep opreed en de voetganger aanreed, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Echter, de rechtbank concludeerde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien de omstandigheden van de aanrijding en de uitlatingen van de verdachte voorafgaand aan het incident. De rechtbank legde ook een meldplicht bij de reclassering op en ontzegde de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 12 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-148342-23 (P)
Datum vonnis: 23 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP),
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Harmsen en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
door [slachtoffer] met een personenauto aan te rijden
primair:heeft geprobeerd om die [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair:heeft geprobeerd om die [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een personenauto (Volvo, voorzien van kenteken [kenteken] ), met gierende banden en/of met verhoogde snelheid, over het trottoir, opzettelijk op die [slachtoffer] is ingereden en/of vervolgens die [slachtoffer] heeft aangereden, ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] met een klap op de motorkap terecht is gekomen en/of hard met zijn hoofd tegen de voorruit is geslagen en/of (daarna) over enige afstand op voornoemde motorkap heeft gelegen en/of (vervolgens) op de grond is beland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto (Volvo, voorzien van kenteken [kenteken] ), met gierende banden en/of met verhoogde snelheid, over het trottoir, opzettelijk op die [slachtoffer] is ingereden en/of vervolgens die [slachtoffer] heeft aangereden, ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] met een klap op de motorkap terecht is gekomen en/of hard met zijn hoofd tegen de voorruit is geslagen en/of (daarna) over enige afstand op voornoemde motorkap heeft gelegen en/of (vervolgens) op de grond is beland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat de kans op het overlijden van aangever door het handelen van verdachte niet is onderzocht en dus niet kan worden vastgesteld. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het inrijden op aangever.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat niet kan worden aangenomen dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard, nu deze kans niet aanwezig was. Daarvoor reed verdachte met een te lage snelheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 juni 2023 heeft in Enschede een aanrijding plaatsgevonden tussen enerzijds een personenauto van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) die werd bestuurd door verdachte, en anderzijds aangever [slachtoffer] (hierna: aangever). Aangever heeft als gevolg van deze aanrijding schaafwonden in het gelaat, een hechtwond in de kin, weefselscheuring van de wijsvinger en een kleine hersenkneuzing opgelopen (brief arts-assistent Medisch Spectrum Twente , blz. 42).
Op de betreffende dag was sprake van een verhitte discussie tussen verdachte en aangever. Verdachte is op enig moment in de auto gestapt en heeft daarbij gezegd: “Ik rij hem er gewoon onder”. Daarna heeft verdachte gas gegeven en is met gierende banden de stoep opgereden, waar hij aangever heeft aangereden. Verdachte heeft aangever met de auto geschept, waardoor aangever op de motorkap is geklapt en met zijn hoofd tegen de voorruit is geslagen. Vervolgens is aangever vanaf de motorkap op de grond beland.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte, in het licht van de tenlastelegging, bewezenverklaard kan worden en hoe dit strafrechtelijk gekwalificeerd kan worden.
Het primair ten laste gelegde: poging tot doodslag
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De rechtbank ziet onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte de intentie had om aangever om het leven te brengen. Van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood van het slachtoffer is dus geen sprake.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet op het overlijden van aangever heeft gehad. Van voorwaardelijk opzet is sprake als verdachte door zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever kon overlijden. Of dit het geval is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
In het forensisch onderzoek van 21 juli 2023 is geconcludeerd dat verdachte op het moment van de botsing met een snelheid van tussen de 25 en 40 kilometer per uur heeft gereden. Volgens getuige [getuige 1] was de afstand tussen aangever en de auto waarin verdachte reed ongeveer vijf meter. De rechtbank gaat er van uit dat dit de afstand was op het moment dat verdachte gas gaf en de stoep op reed.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte had kunnen komen te overlijden. Verdachte heeft aangever weliswaar aangereden met de auto, maar niet met een dusdanig hoge snelheid dat hiermee een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat aangever zou komen te overlijden. De rechtbank heeft hierbij mede gelet op de korte afstand die verdachte met de auto moest afleggen om aangever te raken.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde: poging tot zware mishandeling
De rechtbank is echter wel van oordeel dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vlak voor de aanrijding heeft gezegd: “Ik rij hem er gewoon onder”. Dit is vastgelegd op een deurbelcamera van een buurtbewoner (proces-verbaal bevindingen blz. 16). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij te zien is op de beelden van die deurbelcamera en dat hij dat in die bewoordingen heeft gezegd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte aangever bewust heeft aangereden.
Over de aanrijding als zodanig overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens getuige [getuige 2] gaf verdachte een dot gas op het moment dat aangever door verdachte werd aangereden op de stoep. Dit wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 3] die heeft verklaard dat verdachte met hoge snelheid de stoep op reed. [getuige 3] zag dat de benen van aangever hoog in de lucht kwamen en dat hij nog iets werd aangedrukt door de auto, voordat hij op de grond viel. [getuige 2] heeft verklaard dat aangever met de auto werd geschept en dat verdachte gas bleef geven, terwijl aangever nog op de motorkap lag.
Op de afbeeldingen van de auto in het proces-verbaal van het technisch onderzoek van
17 juli 2023 is te zien dat de voorruit gedeukt en gebarsten is. Ook zit er een deuk aan de achterzijde van de motorkap, ter hoogte van de ruitensproeiers.
Gelet op de voorgaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de aanrijding een flinke impact heeft gehad. Aangever moet hard op de auto zijn geklapt om dit soort schade aan de auto te veroorzaken. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat aangever in ieder geval met een meer dan geringe snelheid door verdachte is aangereden, nu in het eerder genoemde forensisch onderzoek is vastgesteld dat verdachte tussen de 25 en 40 kilometer per uur heeft gereden.
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er onder voornoemde omstandigheden een aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De kans dat een voetganger, die onder deze omstandigheden wordt aangereden door een auto, zwaar lichamelijk letsel oploopt, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte, in combinatie met zijn uitspraak dat hij aangever ‘er gewoon onder zou rijden’, kan het niet anders dan dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet bewust op aangever is ingereden en dat aangever opeens op de auto dook ongeloofwaardig, te meer daar deze verklaring niet strookt met en wordt weerlegd door de getuigenverklaringen van [getuige 4] bij zowel de politie als de rechter-commissaris, en de verklaring van getuige [getuige 2] bij de politie.
De rechtbank gebruikt voor het bewijs de verklaring die getuige [getuige 1] bij de politie in haar eerste verhoor op 14 juni 2023 heeft afgelegd omdat deze strookt met de door haar op 12 juni 2023, vlak na en op de plek van de aanrijding, beschreven gang van zaken. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van (onafhankelijke) getuige [getuige 2] en is in lijn met de verklaringen die door de evenmin bij het conflict betrokken getuigen [getuige 5] , [getuige 3] en [getuige 6] tegenover de politie zijn afgelegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, een poging tot zware mishandeling, heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 juni 2023 te Enschede,
in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto (Volvo, voorzien van kenteken [kenteken] ), met gierende banden en
/ofmet verhoogde snelheid, over het trottoir, opzettelijk op die [slachtoffer] is ingereden en
/ofvervolgens die [slachtoffer] heeft aangereden, ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] met een klap op de motorkap terecht is gekomen en
/ofhard met zijn hoofd tegen de voorruit is geslagen en
/of (daarna
)over enige afstand op voornoemde motorkap heeft gelegen en
/of (vervolgens
)op de grond is beland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling
.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft samengevat het volgende gevorderd.
Voor het subsidiair ten laste gelegde moet aan verdachte worden opgelegd een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan die straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering in het aanvullend advies
en in het deeladvies EM van 6 oktober 2023. Dit betekent dat elektronische monitoring moet worden verbonden aan het contact- en locatieverbod en het locatiegebod. De elektronische monitoring moet ingaan op het moment dat verdachte uit detentie komt en moet de gehele proeftijd van twee jaren duren. Daarnaast dient een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden aan verdachte te worden opgelegd, gelet op het feit dat hij een voertuig heeft gebruikt om te proberen aan aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft samengevat het volgende aangevoerd.
In het geval van een bewezenverklaring zal een op te leggen gevangenisstraf in ieder geval niet langer moeten zijn dan de tijd die verdachte tot nu toe in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De voorlopige hechtenis van verdachte dient zo spoedig mogelijk te worden opgeheven, omdat op dit moment een begeleid wonen-plek voor verdachte vrij is bij Stichting T.R.A.I. Verdachte is bereid zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De duur van de elektronische monitoring dient echter te worden beperkt tot drie of maximaal zes maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangever door hem aan te rijden met een auto. Aangever - en met hem verdachte - mag van geluk spreken dat zijn letsel relatief beperkt is gebleven. Dit is echter niet aan verdachte te danken. Het handelen van verdachte had tot veel ernstiger letsel kunnen leiden. Verdachte is bovendien na de aanrijding weggereden en hij heeft zich niet om zijn hulpeloze slachtoffer bekommerd, wiens toestand zodanig was dat hij per ambulance naar het ziekenhuis is gebracht waar hij aansluitend is opgenomen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij naar aanleiding van een woordenwisseling op een dergelijke buitenproportionele wijze heeft gehandeld. Daar komt bij dat de aanrijding heeft plaatsgevonden op de openbare weg in het bijzijn van vele omstanders, die ongewild met dit schokkende schouwspel geconfronteerd zijn.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte recent niet is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 september 2023, opgesteld door [reclasseringswerker 1] . Uit dit advies komt naar voren dat geen delictpatroon bij verdachte is geconstateerd. De laatste veroordeling van verdachte voor een geweldsdelict dateert van lange tijd geleden. Naast het ontbreken van huisvesting, zijn er signalen van een inadequate wijze van het reguleren van emoties en spanningen door verdachte. Ook schetst verdachte een rooskleuriger beeld met betrekking tot middelengebruik, dagbesteding en netwerk dan referenten. Geconfronteerd met die tegenstrijdigheden bleef verdachte van mening dat zijn enige probleem aangever is en dat hij terug wil naar zijn leven zoals hij dat leidde voor detentie, zonder inmenging van anderen. De reclassering heeft geconcludeerd dat ze geen helder beeld heeft gekregen van verdachte, de keuzes die hij maakt en mogelijke beschermende factoren.
Ondanks dat verdachte grotendeels ontkent, heeft de reclassering ingeschat dat een gedwongen kader in de vorm van een reclasseringstoezicht van meerwaarde kan zijn. Verdachte wil echter niet meewerken aan een plan gericht op het stabiliseren van zijn leefgebieden en mogelijk het beter leren hanteren van spanningen en agressieregulatie. Hierdoor heeft de reclassering – in het geval van een veroordeling – een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De reclassering heeft op 6 oktober 2023 een aanvullend advies uitgebracht, opgesteld door [reclasseringswerker 2] , vanwege veranderde omstandigheden van verdachte. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte in eerste instantie verkeerd had begrepen wat de reclassering voor hem kon betekenen. Na overleg met zijn raadsvrouw is hij teruggekomen op zijn eerdere standpunt over het opleggen van eventuele bijzondere voorwaarden. Om die reden heeft de reclassering alsnog geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering heeft verdachte op 2 oktober 2023 gesproken en in dat gesprek heeft verdachte verklaard akkoord te zijn met de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmaat is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor zware mishandeling met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) vermeldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank neemt dit oriëntatiepunt als uitgangspunt van denken bij de strafbepaling.
In het geval van verdachte is het gebleven bij een poging tot zware mishandeling. Gezien de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan kan desondanks niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij neemt de rechtbank, zoals te voren geschetst, mede in aanmerking dat verdachte een auto als wapen heeft ingezet om daarmee een voetganger die zich op het trottoir bevond voor het oog van tal van getuigen onverhoeds aan te vallen .
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan die straf zullen de bijzondere voorwaarden – zoals geadviseerd door de reclassering in het aanvullend rapport van 6 oktober 2023 – worden verbonden. De rechtbank zal echter het contact- en locatieverbod/gebod en de elektronische monitoring niet opleggen. De rechtbank acht in plaats daarvan een langere proeftijd passender om verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten. Dat brengt daarnaast met zich mee dat hij gedurende langere tijd door de reclassering begeleid kan worden.
Als bijkomende straf legt de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op voor de duur van twaalf maanden, nu verdachte met een auto op aangever is ingereden en hij die auto als wapen heeft gebruikt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr en artikel 179a Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gaat wonen in een voorziening van Stichting T.R.A.I., of een soortgelijke organisatie. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de Stichting T.R.A.I. geeft;
- meewerkt aan dagbesteding bij de Stichting T.R.A.I. of door een andere, door de reclassering akkoord bevonden, organisatie;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 23 oktober 2023, de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023263828, gesloten op 28 juni 2023, het (aanvullend) proces-verbaal FO verkeer, forensisch onderzoek plaats delict van 21 juli 2023, gesloten op 21 juli 2023 en het proces-verbaal FO verkeer, voertuig technisch onderzoek gesloten op 17 juli 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 oktober 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik word ook wel [alias] genoemd.
Op 12 juni 2023 in Enschede was ik de bestuurder van de personenauto van het Merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik had een woordenwisseling met [slachtoffer] . Ik reed de auto de stoep op. Daardoor gingen de autobanden gieren. Ik reed ongeveer 20 kilometer per uur.
[slachtoffer] kwam met zijn hoofd op het autoraam terecht.
Het klopt dat ik op de deurbelvideobeelden, voorafgaand aan het incident, heb gezegd dat ik hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) er gewoon onder rijd.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 13 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 23):
Op 12 juni 2023 ben ik in Enschede opzettelijk door [alias] (de rechtbank begrijpt: verdachte) aangereden.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 81-82):
[alias] is mijn vriend. Eigenlijk is zijn naam [verdachte] . [alias] is zijn roepnaam.
Ik zag dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: aangever) in de richting van [alias] (de rechtbank begrijpt: verdachte) liep. [slachtoffer] liep op de stoep.
Ik hoorde dat er gas gegeven werd door [alias] . Ik zag dat [alias] in de richting reed van [slachtoffer] en hem vervolgens aanreed op de stoep. De afstand tussen [alias] en [slachtoffer] was ongeveer 5 meter.
Ik zag dat [slachtoffer] werd geraakt aan de voorzijde en ik zag dat hij voorover klapte tegen de motorkap aan.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 12 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 71):
Op 12 juni 2023 liep ik in Enschede.
Ik hoorde eerst piepende autobanden. Vervolgens zag ik een blauwe Volvo met het kenteken [kenteken] de stoep op schieten. Ik zag dat er op dat moment een man op deze stoep liep. Vervolgens zag ik dat deze man door de auto geschept werd. Ik zag en hoorde dat de bestuurder van de auto gas bleef geven. Ik zag dat het slachtoffer op de motorkap lag.
Ten tijde van de aanrijding hoorde ik dat de bestuurder van het voertuig een dot gas gaf. Hij gaf in ieder geval flink gas.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 13 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 68):
Op 12 juni 2023 ging ik vanuit de [adres] te Enschede richting de Haaksbergerstraat. Ik zag dat er een auto aan de rechterzijde van de [adres] geparkeerd stond.
Ik hoorde en zag dat de bestuurder van deze auto met een hoge snelheid de stoep op reed. Ik hoorde een klap en ik zag dat de auto de man had aangereden. Ik zag dat de benen van de man die werd aangereden hoog in de lucht waren.
6.
Het (aanvullend) proces-verbaal FO verkeer, forensisch onderzoek plaats delict van 21 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

5.Interpretatie bevindingen

Verschillende methoden zijn gebruikt om deze snelheid te schatten, waaronder de analyse van botsproeven en de haalbaarheid van manoeuvres op basis van de voertuigkenmerken. Hieruit volgt dat de snelheid van de Volvo zich vermoedelijk tussen 25 en 40 km/uur heeft bevonden.
7.
Het proces-verbaal FO verkeer, voertuig technisch onderzoek van 17 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
2.1.7 Schade voertuig
Ik zag dat het voertuig de volgende schades had:
- Een deuk aan de voorzijde van de motorkap
- Een gedeukte en gebarsten voorruit
[afbeelding]
[afbeelding]
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 115-116):
Ik ontving een videobestand van mevrouw [naam] . Ik hoorde mevrouw [naam] zeggen dat zij wist dat ze twee van de betrokkenen voorafgaand aan het incident had teruggezien op de opnames van haar deurbelcamera. Ik hoorde mevrouw [naam] zeggen dat zij de personen in de opname kent als ‘ [getuige 1] ’ en ‘ [alias] ’, waarbij [alias] degene is die de auto bestuurt.
Ik zag dat de opname beeld bevatte van de mij bekende [adres] .
Door het geopende zijraam zag ik één persoon in de genoemde donkere auto zitten. Ik zag dat deze persoon achter het stuur van deze auto zat. Terwijl de genoemde donkerkleurige auto achteruit reed, zag ik dat de blonde vrouw met de auto meeliep. Ik hoorde hierbij een mannenstem en een vrouwenstem.
Ik hoorde hierbij het volgende, waarbij ‘Vrouw 1’ de eerder genoemde blonde vrouw is en ‘Man 1’ de eerdergenoemde kale man.
Man 1: “Ik rij hem er gewoon onder.”