4.3Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 juni 2023 heeft in Enschede een aanrijding plaatsgevonden tussen enerzijds een personenauto van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) die werd bestuurd door verdachte, en anderzijds aangever [slachtoffer] (hierna: aangever). Aangever heeft als gevolg van deze aanrijding schaafwonden in het gelaat, een hechtwond in de kin, weefselscheuring van de wijsvinger en een kleine hersenkneuzing opgelopen (brief arts-assistent Medisch Spectrum Twente , blz. 42).
Op de betreffende dag was sprake van een verhitte discussie tussen verdachte en aangever. Verdachte is op enig moment in de auto gestapt en heeft daarbij gezegd: “Ik rij hem er gewoon onder”. Daarna heeft verdachte gas gegeven en is met gierende banden de stoep opgereden, waar hij aangever heeft aangereden. Verdachte heeft aangever met de auto geschept, waardoor aangever op de motorkap is geklapt en met zijn hoofd tegen de voorruit is geslagen. Vervolgens is aangever vanaf de motorkap op de grond beland.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte, in het licht van de tenlastelegging, bewezenverklaard kan worden en hoe dit strafrechtelijk gekwalificeerd kan worden.
Het primair ten laste gelegde: poging tot doodslag
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De rechtbank ziet onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte de intentie had om aangever om het leven te brengen. Van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood van het slachtoffer is dus geen sprake.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet op het overlijden van aangever heeft gehad. Van voorwaardelijk opzet is sprake als verdachte door zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever kon overlijden. Of dit het geval is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
In het forensisch onderzoek van 21 juli 2023 is geconcludeerd dat verdachte op het moment van de botsing met een snelheid van tussen de 25 en 40 kilometer per uur heeft gereden. Volgens getuige [getuige 1] was de afstand tussen aangever en de auto waarin verdachte reed ongeveer vijf meter. De rechtbank gaat er van uit dat dit de afstand was op het moment dat verdachte gas gaf en de stoep op reed.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte had kunnen komen te overlijden. Verdachte heeft aangever weliswaar aangereden met de auto, maar niet met een dusdanig hoge snelheid dat hiermee een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat aangever zou komen te overlijden. De rechtbank heeft hierbij mede gelet op de korte afstand die verdachte met de auto moest afleggen om aangever te raken.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde: poging tot zware mishandeling
De rechtbank is echter wel van oordeel dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vlak voor de aanrijding heeft gezegd: “Ik rij hem er gewoon onder”. Dit is vastgelegd op een deurbelcamera van een buurtbewoner (proces-verbaal bevindingen blz. 16). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij te zien is op de beelden van die deurbelcamera en dat hij dat in die bewoordingen heeft gezegd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte aangever bewust heeft aangereden.
Over de aanrijding als zodanig overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens getuige [getuige 2] gaf verdachte een dot gas op het moment dat aangever door verdachte werd aangereden op de stoep. Dit wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 3] die heeft verklaard dat verdachte met hoge snelheid de stoep op reed. [getuige 3] zag dat de benen van aangever hoog in de lucht kwamen en dat hij nog iets werd aangedrukt door de auto, voordat hij op de grond viel. [getuige 2] heeft verklaard dat aangever met de auto werd geschept en dat verdachte gas bleef geven, terwijl aangever nog op de motorkap lag.
Op de afbeeldingen van de auto in het proces-verbaal van het technisch onderzoek van
17 juli 2023 is te zien dat de voorruit gedeukt en gebarsten is. Ook zit er een deuk aan de achterzijde van de motorkap, ter hoogte van de ruitensproeiers.
Gelet op de voorgaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de aanrijding een flinke impact heeft gehad. Aangever moet hard op de auto zijn geklapt om dit soort schade aan de auto te veroorzaken. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat aangever in ieder geval met een meer dan geringe snelheid door verdachte is aangereden, nu in het eerder genoemde forensisch onderzoek is vastgesteld dat verdachte tussen de 25 en 40 kilometer per uur heeft gereden.
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er onder voornoemde omstandigheden een aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De kans dat een voetganger, die onder deze omstandigheden wordt aangereden door een auto, zwaar lichamelijk letsel oploopt, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte, in combinatie met zijn uitspraak dat hij aangever ‘er gewoon onder zou rijden’, kan het niet anders dan dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet bewust op aangever is ingereden en dat aangever opeens op de auto dook ongeloofwaardig, te meer daar deze verklaring niet strookt met en wordt weerlegd door de getuigenverklaringen van [getuige 4] bij zowel de politie als de rechter-commissaris, en de verklaring van getuige [getuige 2] bij de politie.
De rechtbank gebruikt voor het bewijs de verklaring die getuige [getuige 1] bij de politie in haar eerste verhoor op 14 juni 2023 heeft afgelegd omdat deze strookt met de door haar op 12 juni 2023, vlak na en op de plek van de aanrijding, beschreven gang van zaken. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van (onafhankelijke) getuige [getuige 2] en is in lijn met de verklaringen die door de evenmin bij het conflict betrokken getuigen [getuige 5] , [getuige 3] en [getuige 6] tegenover de politie zijn afgelegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, een poging tot zware mishandeling, heeft begaan.