ECLI:NL:RBOVE:2023:4085

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
84.001871.23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor te late registratie van honden en schapen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de te late registratie van de gegevens van 31 honden en de te late registratie van de afvoer van 7 schapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan de administratieve verplichtingen die voortvloeien uit de Wet dieren. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van 5.000 euro, waarvan 2.000 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld op basis van de tenlastelegging en de verklaringen van de vertegenwoordiger van de verdachte, die heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt bij de registratie van de dieren, maar heeft betoogd dat dit niet opzettelijk was.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de overtredingen had begaan. Dit betreft met name de feiten die betrekking hebben op de geschiktheid van de nestruimte voor zogende honden en de registratie van schapen na 9 februari 2022. De rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele stelling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet voldoende was om de verdachte te veroordelen voor deze feiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geen voorwaardelijke stillegging van de onderneming opgelegd, omdat er zicht is op een goede voortzetting van de onderneming door de dochter van de verdachte. De rechtbank heeft de geldboete als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van de feiten en het belang van een adequaat systeem van identificatie en registratie van dieren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-001871-23 (P)
Datum vonnis: 19 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
gevestigd aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.R. Jepkema en van wat namens verdachte, vertegenwoordigd door haar bevoegde vennoot [naam 1] , en haar raadsman mr. N. Bouwman, advocaat in Staphorst, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (telkens) tezamen en in vereniging, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
feit 1:er niet voor heeft gezorgd dat 24 honden zijn geregistreerd binnen een week nadat ze waren gechipt en/of waren overgedragen;
feit 2:er niet voor heeft gezorgd dat van zeven honden de datum van overdracht, het chipnummer en/of het registratienummer van de houder werd geregistreerd binnen twee weken na overdracht;
feit 3:bedrijfsmatig honden heeft gefokt en gehouden, terwijl één of meer zogende honden geen geschikte nestruimte hadden;
feit 4:44 schapen heeft gehouden, waarvan hij niet binnen zeven dagen melding heeft gedaan van de sterfte, slacht, verplaatsing of het verlies van die schapen;
feit 5:25 schapen heeft gehouden, waarvan hij niet binnen zeven dagen melding heeft gedaan van de afvoer van die schapen
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 29 januari 2022 tot en met 13 maart 2022 te
Stroobos (Strobos), in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, al dan niet opzettelijk,
als houder van 24 honden, te weten de honden met de chipnummers
[chipnummer 1] , [chipnummer 2] , [chipnummer 3] , [chipnummer 4] ,
[chipnummer 5] , [chipnummer 6] , [chipnummer 7] , [chipnummer 8] ,
[chipnummer 9] , [chipnummer 10] , [chipnummer 11] , [chipnummer 12] ,
[chipnummer 13] , [chipnummer 14] , [chipnummer 15] , [chipnummer 16] ,
[chipnummer 17] , [chipnummer 18] , [chipnummer 19] , [chipnummer 20] ,
[chipnummer 21] , [chipnummer 22] , [chipnummer 23] , [chipnummer 24] (zie p. 10
procesdossier), althans één of meer hond(en), er geen zorg voor heeft gedragen dat de registratie als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, van deze hond(en) plaatsvond binnen een week nadat bij de hond(en) een injecteerbare transponder is aangebracht en/of voordat de hond(en) aan een andere houder werd(en) overgedragen;
2
zij in of omstreeks de periode van 13 november 2021 tot en met 30 mei 2022 te
Stroobos (Strobos), in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, al dan niet opzettelijk,
als overdragende houder van 7 honden, te weten de honden met de chipnummers
[chipnummer 25] , [chipnummer 26] , [chipnummer 27] , [chipnummer 28] ,
[chipnummer 29] , [chipnummer 30] , [chipnummer 31] (zie p. 11 procesdossier),
althans één of meer hond(en),
er geen zorg voor heeft gedragen dat de datum van overdracht en/of de identificatiecode(s) van de hond(en) en/of het/de registratienummer(s) van de houder binnen twee weken na overdracht werd geregistreerd bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren aangewezen elektronisch portaal;
3
zij op of omstreeks 30 mei 2022 te Stroobos (Strobos), in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, al dan niet opzettelijk,
bedrijfsmatig gezelschapsdieren, te weten honden, heeft verkocht en/of ten verkoop in voorraad heeft gehouden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gehouden ten behoeve van opvang en/of heeft gefokt ten behoeve van verkoop en/of aflevering van nakomelingen, terwijl daarbij niet werd voldaan aan paragraaf 2 van Hoofdstuk 3 van het Besluit houders van dieren,
immers heeft verdachte/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s), in strijd met artikel 3.12 eerste lid onder d van het Besluit houders van dieren, gezelschapsdieren gehouden in een daarvoor niet geschikte ruimte, aangezien bij de huisvesting van zeven, althans één of meer, zogende hond(en) met haar jongen, zij niet de beschikking hadden over voldoende en geschikte nestruimte(n), immers kon(den) de zogende hond(en) zich niet (tijdelijk) onttrekken aan haar jongen;
4
zij in of omstreeks de periode van 30 mei 2022 tot en met 16 juni 2022 te Stroobos
(Strobos), in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, al dan niet opzettelijk,
heeft gehandeld in strijd met voorschrift 3 lid 1 van de Verordening EG 2021/520,
zijnde een aangewezen voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet
dieren, door de informatie over verplaatsingen, geboorten en sterfgevallen, als bedoeld in
artikel 113 onder c Verordening EU 2016/429 en/of artikel 23 lid 1 Verordening EU
2019/2035, ter registratie aan de voor die soorten opgezette geautomatiseerde
gegevensbestanden niet voor het verstrijken van de maximumtermijn door te
geven,
immers heeft verdachte/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s), voor 44
schapen (zie p. 15-16 procesdossier), althans één of meer schapen,
de bevoegde autoriteit niet binnen de termijn van zeven werkdagen in kennis
gesteld van de sterfte en/of slacht en/of verlies en/of verplaatsing van die schapen;
5
zij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2021 tot en met 20 mei 2022 te
Stroobos (Strobos), in de gemeente Achtkarspelen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, al dan niet opzettelijk,
heeft gehandeld in strijd met voorschrift 3 lid 1 van de Verordening EG 2021/520, zijnde een aangewezen voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, door de informatie over verplaatsingen, geboorten en sterfgevallen, als bedoeld in art. 112 onder d Verordening EUR 2016/429 en/of artikel 113 onder c Verordening EU 2016/429, ter registratie aan de voor die soorten opgezette geautomatiseerde gegevensbestanden niet voor het verstrijken van de maximumtermijn door te geven,
immers heeft verdachte/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s), voor 25 schapen (zie p. 14-15 procesdossier), althans één of meer schapen, de bevoegde autoriteit niet binnen de termijn van zeven werkdagen in kennis gesteld van de afvoer van die schapen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, omdat de Wet dieren niet vereist dat een moederhond zich moet kunnen onttrekken aan haar pups. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft onvoldoende onderbouwd waarom de nestruimte niet geschikt is. Wat betreft het onder 4 ten laste gelegde feit en, voor zover het gaat om de periode na 9 februari 2022, van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich ook op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte na 9 februari 2022 geen eigenaar of houder meer was van de schapen.
De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er fouten zijn gemaakt bij de registratie van de dieren, maar dat niet opzettelijk is gehandeld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de zogende honden niet de beschikking hadden over een geschikte nestruimte als bedoeld in artikel 3.12 onder d van het Besluit houders van dieren. De enkele en niet nader onderbouwde stelling van de NVWA dat de zogende honden zich niet konden onttrekken aan hun pups is ontoereikend. De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte na 9 februari 2022 eigenaar of houder van de schapen was waarvan de sterfte, het verlies of de afvoer niet (tijdig) is gemeld. De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. Wat betreft feit 5 acht de rechtbank de gedragingen in de ten laste gelegde periode van 9 februari 2022 tot en met 20 mei 2022 niet bewezen, zodat zij haar van dat deel van de ten laste gelegde periode zal vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en onder 5 voor zover het betreft de periode voor 9 februari 2022 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu de vertegenwoordiger van verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het procesverbaal van de terechtzitting van 5 oktober 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de vertegenwoordiger van de maatschap, genaamd [naam 1] ;
  • het procesverbaal van de NVWA van 15 september 2022, met nummer 173058/136367/6026096/2, pagina’s 9 tot en met 11, 14 en 15.
Opzet
Nu de vertegenwoordiger van verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend moet, gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, worden beoordeeld op de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, nu verdachte reeds meerdere jaren bedrijfsmatig dieren houdt. Uit de aard van de bewezen verklaarde feiten kan niet anders volgen dan dat verdachte die willens en wetens heeft verricht dan wel nagelaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde feiten steeds opzettelijk door verdachte zijn begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij in de periode van 29 januari 2022 tot en met 13 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, als houder van 24 honden, te weten de honden met de chipnummers [chipnummer 1] , [chipnummer 2] , [chipnummer 3] , [chipnummer 4] ,
[chipnummer 5] , [chipnummer 6] , [chipnummer 7] , [chipnummer 8] , [chipnummer 9] , [chipnummer 10] , [chipnummer 11] , [chipnummer 12] , [chipnummer 13] , [chipnummer 14] , [chipnummer 15] , [chipnummer 16] , [chipnummer 17] , [chipnummer 18] , [chipnummer 19] , [chipnummer 20] , [chipnummer 21] , [chipnummer 22] , [chipnummer 23] , [chipnummer 24] , er geen zorg voor heeft gedragen dat de registratie als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, van deze honden plaatsvond binnen een week nadat bij de honden een injecteerbare transponder is aangebracht;
2
zij in de periode van 13 november 2021 tot en met 30 mei 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, als overdragende houder van 7 honden, te weten de honden met de chipnummers [chipnummer 25] , [chipnummer 26] , [chipnummer 27] , [chipnummer 28] , [chipnummer 29] , [chipnummer 30] , [chipnummer 31] , er geen zorg voor heeft gedragen dat de datum van overdracht en de identificatiecodes van de honden en de registratienummers van de houder binnen twee weken na overdracht werd geregistreerd bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren aangewezen elektronisch portaal;
5
hij in de periode van 29 augustus 2021 tot en met 8 februari 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met voorschrift 3 lid 1 van de Verordening EG 2021/520, zijnde een aangewezen voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, door de informatie over verplaatsingen, geboorten en sterfgevallen, als bedoeld in art. 112 onder d Verordening EUR 2016/429 en/of artikel 113 onder c Verordening EU 2016/429, ter registratie aan de voor die soorten opgezette geautomatiseerde gegevensbestanden niet voor het verstrijken van de maximumtermijn door te geven, immers hebben zij, verdachte en zijn mededader, voor 7 schapen, de bevoegde autoriteit niet binnen de termijn van zeven werkdagen in kennis gesteld van de afvoer van die schapen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:
-
feit 1, feit 2:de artikelen 1, 2 en 6 van de WED juncto artikel 2.2, tiende lid, onder l van de Wet dieren juncto artikel 3.30 van het Besluit houders van dieren, 5b.68a van de Regeling houders van dieren.
-
feit 5:de artikelen 1, 2 en 6 van de WED juncto artikelen 2.2, tiende lid, onder i, en 6.2 van de Wet dieren juncto artikel 3 EUVerordening 2021/520 juncto artikel 5b.54, eerste lid van de Regeling houders van dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2
telkens het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onder L, van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
feit 5
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel i, in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van 5.000,-- euro en tot een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van een jaar, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen, omdat de bewezenverklaarde feiten overtredingen zijn van administratieve regelgeving en deze niet het dierenwelzijn raken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke stillegging van de onderneming een te zware maatregel is, nu [naam 1] uit de maatschap wil stappen en zijn dochter [naam 2] de onderneming wil voortzetten. Zij werkt inmiddels voltijds in het bedrijf en de naleving van de administratieve verplichtingen zal daarom in de toekomst beter gaan.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de bedrijfszakelijke omstandigheden van de maatschap en de persoonlijke omstandigheden van de maten, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de te late registratie van de gegevens van in totaal 31 honden en de te late registratie van de afvoer van 7 schapen. Verdachte heeft daarmee niet voldaan aan administratieve verplichtingen die zij had als houder van dieren. Om de volksgezondheid en de gezondheid en het welzijn van dieren in zijn algemeenheid te kunnen waarborgen, is een adequaat functionerend systeem van identificatie en registratie noodzakelijk. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij door haar handelen inbreuk heeft gemaakt op het stelsel waarmee dieren kunnen worden getraceerd, mede in het kader van de bestrijding van besmettelijke ziekten onder dieren.
Er zijn geen aanwijzingen dat het welzijn van de dieren in gevaar was. De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de insteek is dat het bedrijf wordt voortgezet door [naam 2] , waarna [naam 1] uit de maatschap zal stappen. Nu er zicht op is dat het bedrijf zal worden overgenomen door [naam 2] en er geen aanwijzingen zijn dat zij de administratieve verplichtingen niet in acht zal nemen, zal de rechtbank geen voorwaardelijke stillegging van de onderneming opleggen. De rechtbank zal wel een voorwaardelijke geldboete opleggen met een proeftijd van twee jaren, als stok achter de deur voor verdachte om in de toekomst geen soortgelijke feiten te begaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 25 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een geldboete van
5.000,-- euro, waarvan 2.000,-- euro voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2
(telkens) het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onder L, van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
feit 5:
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel i, in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 5.000,-- (zegge: vijfduizend euro);
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte groot
€ 2.000,-- (tweeduizend euro)niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. Werkhoven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de NVWA, referentienummer 173058/136367/6026096/2. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.