ECLI:NL:RBOVE:2023:4080

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
08.054119.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

De Rechtbank Overijssel heeft op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, geboren in 1994, was betrokken bij een hennepkwekerij en werd eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou schatten en de veroordeelde zou verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Tijdens de openbare zitting op 5 oktober 2023 werd de vordering gewijzigd, waarbij het geschatte voordeel werd vastgesteld op € 64.226,39. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het telen van hennep en de elektriciteitsdiefstal, en kwam tot de conclusie dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit zijn criminele activiteiten. De rechtbank baseerde haar beslissing op het rapport van het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie en de bewijsstukken uit het strafdossier. Uiteindelijk werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 64.223,39, en werd de veroordeelde verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 1080 dagen, indien de betaling niet wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.054119.21
Datum vonnis: 19 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 216.941,58.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2023. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.W. Nillesen, advocaat in 's-Hertogenbosch, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie mr. A.J.R. Buisman de vordering gewijzigd in die zin, dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 64.226,39.
De raadsman heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier geconcludeerd kan worden dat er medeverdachten zijn. Het is niet duidelijk wie welk bedrag met de hennepkwekerij heeft verdiend. Gelet op artikel 36e Sr moet het voordeel evenredig verdeeld worden tussen veroordeelde en de medeverdachten. Hier moet dus nog rekening mee gehouden worden bij de berekening die het Openbaar Ministerie geeft.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 19 oktober 2023 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1, primair
het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, primair
het misdrijf:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, te weten het met deze vordering samenhangende strafdossier, met onder meer het in de onderhavige zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk voordeel van 18 augustus 2021, en het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 5 oktober 2023.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde met het telen van hennep voordeel heeft verkregen. De rechtbank komt tot deze beslissing op grond van de feiten en omstandigheden voortvloeiende uit de bewijsmiddelen, zoals die in het vonnis van 19 oktober 2023 in de onderliggende strafzaak zijn opgenomen. Uit de bewezenverklaring volgt dat sprake is van het telen van hennep gepleegd in de periode van 1 december 2020 tot en met 23 december 2020. In deze periode waren de hennepplanten ongeveer vier weken oud en dus nog niet oogstrijp. In het derde lid van artikel 36e Sr is opgenomen dat, naast het bewezen verklaarde feit, ook andere feiten als grondslag kunnen dienen voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat deze op enige wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank komt tot het oordeel dat van die situatie sprake is en acht het op grond van het dossier aannemelijk dat de veroordeelde gedurende een langere periode dan in de strafzaak bewezen is verklaard hennep heeft geteeld en dat veroordeelde één keer heeft geoogst. De rechtbank gaat bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel conform het Rapport berekening wederrechtelijk voordeel uit van één eerdere oogst. Aanwijzingen voor die eerdere oogst zijn de volgende. Bij het kweken van de hennepplanten is gebruik gemaakt van CO2 toevoeging (wat de kweekcyclus verkort van tien naar acht weken), er zijn restanten van hennepplanten, gebruikte koolstoffilters en lege jerrycans van groeimiddelen aangetroffen. In de kweekruimte is een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten aangetroffen, er zijn hennepresten gevonden op de knipmachine, er zijn vuilniszakken met potgrond aangetroffen met gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten en in de kweekruimtes zijn materialen aangetroffen met een productiedatum waardoor het aannemelijk is dat er een eerdere oogst is geweest. [1] Daarnaast heeft de rechtbank een langere periode van elektriciteitsdiefstal bewezen verklaard, waaruit kan worden afgeleid dat het aannemelijk is dat er ten minste één eerdere oogst is geweest in beide kweekruimtes.
Bij de schatting van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank voorts als uitgangspunt de standaardberekening en normen, zoals vastgelegd in het door het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM) uitgebrachte “Rapport met betrekking tot berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht”.
De rechtbank hanteert de volgende berekening:
Kweekruimte 1
Totale bruto opbrengst
447 planten x 25,7 gram per plant = 11.487,9 kilogram
11.487,9 kilogram x € 4.070,00 opbrengst per kilogram € 46.755,75
Kosten
afschrijvingskosten ` € 300,00
hennepstekken € 1.703,07
variabele kosten € 1.734,36
kosten knipper € 96,87
2 maanden huur € 1.694,00
Totale kosten € 5528,30
Kweekruimte 2
Totale bruto opbrengst
247 planten x 26,7 gram per plant = 6.594,90 kilogram
6.594,90 kilogram x € 4.070,00 opbrengst per kilogram € 26.841,24
Kosten
afschrijvingskosten ` € 200,00
hennepstekken € 941,07
variabele kosten € 958,36
kosten knipper € 51,87
2 maanden huur € 1.694,00
Totale kosten € 3.845,30
Totaal geschat netto wederrechtelijk verkregen voordeel
bruto opbrengst (€ 46.755,75 + € 26.841,24) € 73.596,99
minus totale kosten (€ 5.528,30 + € 3.845,30) € 9.373,60
---------------
Totale netto opbrengst € 64.223,39
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 64.223,39
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
Blijkens artikel 36e, negende lid, Sr kan de rechtbank de aan benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen van benadeelde partijen in mindering brengen voor zover deze zijn voldaan. Omdat dit ontnemingsvonnis gelijktijdig met het vonnis in de onderliggende strafzaak is gewezen, is nog geen sprake van (in rechte onherroepelijk toegekende) vorderingen die zijn voldaan. De rechtbank zal bij het bepalen van de omvang van het te ontnemen bedrag met deze vorderingen daarom geen rekening houden.
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 64.226,39.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde
wederrechtelijk verkregen voordeelwordt geschat vast
op € 64.223,39(vierenzestigduizend tweehonderddrieëntwintig euro en negenendertig eurocent);
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr van 18 augustus 2020 (pagina’s 144 tot en met 150).