ECLI:NL:RBOVE:2023:4074

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10525990 \ EJ VERZ 23-87
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitdelingslijst in nalatenschap met hypothecaire geldlening en schadevergoeding

In deze zaak heeft ABN Amro verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst die door de vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater] was opgesteld. ABN Amro had drie hypothecaire geldleningen afgesloten met de erflater en eiste dat de schadevergoeding van € 22.500,00, die door de verzekeraar was uitgekeerd na brand in de woning van de erflater, aan haar werd overgemaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat ABN Amro recht had op deze schadevergoeding en dat de vereffenaar verplicht was om dit bedrag aan ABN Amro uit te betalen. De rechter oordeelde dat ABN Amro een pandrecht had op de schadevergoeding, ondanks dat het hypotheekrecht op de woning was vervallen na de eigendomsoverdracht. De vereffenaar had nagelaten ABN Amro tijdig te informeren over de uitkering van de schadevergoeding, wat de bank de kans ontnam om haar pandrecht te doen gelden. De kantonrechter heeft de rekening en verantwoording van de vereffenaar afgekeurd en gelast deze opnieuw op te stellen conform de wettelijke vereisten. Tevens is de vereffenaar veroordeeld in de proceskosten van ABN Amro.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10525990 \ EJ VERZ 23-87
Beschikking van de kantonrechter van 9 oktober 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
verzoekende partij, hierna ook wel te noemen: ABN Amro,
gemachtigde: mr. M. van der Meulen, advocaat te Rosmalen,
tegen
mr. [verweerder], in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij, hierna ook wel te noemen: [verweerder] ,
zelfstandig procederende.

1.De procedure

1.1.
ABN Amro heeft een bezwaarschrift ingediend, ontvangen op 16 mei 2023, ingevolge artikel 4:218 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarmee zij in verzet is gekomen tegen de uitdelingslijst.
1.2.
Het verzet is behandeld op 28 september 2023 waar ABN Amro, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en [verweerder] zijn verschenen.

2.De feiten

2.1.
ABN Amro heeft drie overeenkomsten van hypothecaire geldlening gesloten met [erflater] . Bij notariële akten van 18 september 2003, 21 september 2004 en 10 februari 2005 is door [erflater] aan de bank het recht van eerste, tweede en derde hypotheek verleend op het woonhuis met berging, ondergrond, erf en tuin aan de [adres] (thans bekend onder huisnummer [adres] ) te [adres] ,
kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie H, nummer 1033.
2.2.
Op [datum] is te [plaats] [erflater] overleden.
2.3.
Bij beschikking van 16 december 2020 van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, zaaknummer C/08/258494, is mr. [verweerder] tot vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] benoemd.
2.4.
ABN Amro heeft op 1 september 2022 van de vereffenaar een e-mailbericht ontvangen waarin onder meer staat vermeld:
“Graag wil ik u informeren inzake de woning van wijlen de heer [erflater] .
Er is brand geweest in de woning. De buitenmuren staan nog maar er is substantiële schade.
De verzekeraar is hierover ingelicht en de expert zal binnenkort de woning bekijken.”
2.5.
De schade-expert E.J.L. van den Beld, werkzaam bij KakesWaal bv te Zaandam, heeft de omvang van de schade vastgesteld en heeft hierover in het e-mailbericht van 10 januari 2023 aan de vereffenaar bericht:
“Desondanks en zoals in mijn voorstel weergegeven schat ik in dat de verminderde
verkoopwaarde tussen de € 20.000,00 en € 25.000,00 zal gaan bedragen. Verhoudingsgewijs
bedraagt dit factor 0,8 (2 0/25). De verhouding tussen de getaxeerde marktwaarde, € 62.000,00 en € 75.000,00 is nagenoeg identiek namelijk (‘62/75) =factor 0,82.
Gezien voornoemde acht ik het door mij gedane voorstel reëel.
Graag ontvang ik per email een akkoord op het voorstel inhoudende een verminderende
verkoopwaarde, geschat tussen € 20.000,00 en € 25.000, 00 inclusief btw.
Nadat ik van u het akkoord mag ontvangen zal ik verzekeraars definitief gaan rapporteren.”
2.6.
De woning is door de vereffenaar verkocht. Op 24 januari 2023 vond de
eigendomsoverdracht plaats.
2.7.
Op 10 februari 2023 vraagt ABN Amro per e-mailbericht aan de vereffenaar of er schade door de verzekeraar zal worden uitgekeerd.
2.8.
ABN Amro stuurt op 21 februari 2023 een rappel naar de vereffenaar.
2.9.
In het e-mailbericht van 21 februari 2023 van de vereffenaar aan ABN Amro staat onder meer vermeld:
“De verzekeraar heeft het eerder aangegeven bedrag van € 22.500,00 uitgekeerd op onze
kwaliteitsrekening. We zijn bezig met het opstellen van de uitdelingslijst en met bepalen aan
wie de schade-uitkering toekomt.”
2.10.
Op de rekening en verantwoording - uitdelingslijst inzake nalatenschap [erflater] lijst erkende en betwiste vorderingen staat bij bezittingen (overig) vermeld:
“Uitkering schadeverzekering 16-02-2023 € 22.500,00”
Bij Resteert voor uitkering en Concurrent staat vermeld:
“ABN Amro 18-02-2021 24-03-2021 € 22.783,52 58,46% € 3.658,89”
2.11.
Bij e-mailbericht van 1 mei 2023 heeft de vereffenaar ABN Amro bericht dat de advertentie op 20 april 2023 aan de digitale Staatscourant is aangeboden en ABN Amro tot 25 mei 2023 in verzet kan komen. Het verzetschrift is op 16 mei 2023 door de rechtbank ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
Het verzet
3.1.1.
ABN Amro verzoekt dat de kantonrechter voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Het verzet gegrond verklaart.
2. De rekening en verantwoording en uitdelingslijst afkeurt dan wel vernietigt en de vereffenaar gelast deze opnieuw op te stellen en in te dienen conform de vereisten van artikel 4:218 lid 5 BW en de geldende richtlijnen.
3. Bepaalt dat:
primair
A) de vordering van ABN Amro voor een bedrag van € 283,52 op de lijst van
erkende vorderingen c.q. de uitdelingslijst als concurrente schuld wordt geplaatst;
B) de vereffenaar verplicht c.q. veroordeelt om de som ad € 22.500,00 rechtstreeks aan de ABN Amro uit te betalen.
Subsidiair
A) de vordering van ABN Amro voor een bedrag van € 283,52 op de lijst van erkende vorderingen c.q. de uitdelingslijst als concurrente schuld wordt geplaatst;
B) de vordering van ABN Amro voor een bedrag van € 22.500,00 op de lijst van
erkende vorderingen c.q. de uitdelingslijst als preferente schuld wordt geplaats, en als
hoogst in rang zijnde vordering op de nalatenschap geheel (100%) aan ABN Amro moet worden uitbetaald.
Meer subsidiair
ingeval de kantonrechter van mening is dat ABN Amro geen aanspraak kan maken op € 22.500,00 omdat zij het pandrecht niet zou hebben ingeroepen te verklaren voor recht dat de vereffenaar zowel in zijn hoedanigheid van vereffenaar alsmede pro se door het incasseren van het verzekerd bedrag onrechtmatig heeft gehandeld jegens ABN Amro.
ABN Amro verzoekt [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.1.2.
ABN Amro heeft aan haar verzet, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat de vereffenaar ten onrechte de vordering van ABN Amro op de uitdelingslijst als concurrente schuld heeft vermeld. Dit is onjuist omdat ABN Amro ingevolge artikel 3:229 lid 1 BW een recht van pand heeft op de schade-uitkering die de verzekeraar heeft gedaan.
3.1.3.
ABN Amro heeft in haar hoedanigheid van separatist, pandhouder, recht op € 22.500,00 zijnde het bedrag dat de verzekeraar heeft uitgekeerd. Het pandrecht is gevestigd op de uitkering van de verzekering.
3.1.4.
ABN Amro erkent dat het hypotheekrecht, de zekerheid op de woning, op 24 januari 2023 ten tijde van de eigensdomsoverdracht is vervallen. Echter het pandrecht is ontstaan op het moment dat er een vorderingsrecht ontstond op de verzekeraar, te weten op het moment dat de brand zich voordeed. Dit moment lag voor de eigendomsoverdracht van de woning.
3.1.5.
[verweerder] heeft nagelaten ABN Amro ervan op de hoogte te stellen dat de verzekeraar zou gaan uitkeren. ABN Amro heeft hier op 10 februari 2023 wel naar geïnformeerd bij de vereffenaar maar vervolgens reageerde de vereffenaar niet. Pas na een rappel van ABN Amro vernam ABN Amro dat het bedrag reeds was uitgekeerd door de verzekeraar en wel op de derden-rekening van de vereffenaar.
3.1.6.
ABN Amro heeft een vordering van € 22.783,52. Een bedrag van € 22.500,00 komt ABN Amro in haar geheel toe als zijnde separatist. Een bedrag van € 283,52 dient als concurrente schuld op de uitdelingslijst te worden vermeld.
3.2.
Het verweer
3.2.1.
[verweerder] stelt zich op het standpunt dat het pandrecht is vervallen na overdracht van de woning. Ook is de uitgekeerde schade-uitkering lager dan € 25.000,00. Dan mag de verzekeraar uitkeren aan de verzekerde. Dit lijdt uitzondering als de bank zich meldt bij de verzekeraar. ABN Amro heeft zich echter niet gemeld bij de verzekeraar, zodat de verzekeraar bevoegd was om het bedrag aan de verzekerde uit te keren.
[verweerder] wijst erop dat is uitgekeerd op de derden-rekening van de vereffenaar. [verweerder] betwist de stelling van ABN Amro dat hij ABN Amro erover had moeten informeren dat de verzekeraar zou gaan uitkeren en dat, omdat [verweerder] ABN Amro hiervan niet op de hoogte heeft gebracht, [verweerder] ABN Amro de kans heeft onthouden om mededeling van haar pandrecht te doen aan de verzekeraar.
3.2.2.
[verweerder] wijst in dit verband op de Overeenkomst Brandverzekeraars met Hypothecair financiers van 1 juni 2009. ABN Amro is bij deze overeenkomst partij. In artikel 2 “Betalingsbevoegdheid brandverzekeraar” van deze overeenkomst staat vermeld:
“In geval van Schadevergoeding tot en met een bedrag van € 25.000,-- (vijfentwintigduizend
euro) ter zake van (een) Gebouw(en) is de Brandverzekeraar bevoegd de Schadevergoeding
rechtstreeks uit te keren aan de Verzekerde, zonder dat de Hypothecair financier recht heeft
op dat bedrag, onverminderd het in artikel 3 en 4 van deze Overeenkomst bepaalde. Het
wettelijk pandrecht van de Hypothecair financier op die Schadevergoeding ex artikel 3:229
van het Burgerlijk Wetboek vervalt voor zover en op het moment dat die uitkering plaatsvindt.”
In artikel 4 van deze overeenkomst “Mededelingen op grond van artikel 3:246 BW” staat onder meer vermeld:
“Een Hypothecair financier zal geen mededelingen doen in de zin van artikel 3:246 lid 1 van
het Burgerlijk Wetboek aan de Brandverzekeraar. Een Hypothecair financier is daartoe
niettemin bevoegd, indien:
• aan een Gebouw schade is ontstaan, maar de Schadevergoeding nog niet is uitgekeerd.”
3.2.3.
Wanneer toch geconcludeerd wordt dat het pandrecht, ondanks de doorhaling van de hypotheek, op de verzekeringsuitkering is blijven bestaan, betreft het een stil pandrecht. Dit verandert op het moment dat mededeling van dit pandrecht wordt gedaan.
De verzekeraar heeft aan de vereffenaar bericht dat aan hen vóór de uitkering van de schadevergoeding geen mededeling van het pandrecht is gedaan. De verzekeraar kon op basis hiervan bevrijdend aan de nalatenschap de verzekering uitkeren (artikel 3:246 BW).
3.2.4.
[verweerder] treft geen verwijt dat hij ABN Amro niet heeft ingelicht over het moment van uitkeren door de verzekeraar. [verweerder] heeft ABN Amro gedurende drie jaren meegenomen in de communicatie. Zij wist wat er speelde. ABN Amro is een professionele partij en was ervan op de hoogte dat een schade-uitkering zou volgen. Dat kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het e-mailbericht van de schade-expert van 10 januari 2023. In deze mail wordt een bedrag vermeld van tussen de € 20.000,00 en € 25.000,00. De bank kon weten dat de schade-uitkering lager zou zijn dan € 25.000,00. ABN Amro had dus voldoende wetenschap om tot handelen over te kunnen gaan en mededeling te doen aan de verzekeraar. [verweerder] was niet gehouden de bank daarop te wijzen.
3.2.5.
Het pandrecht vervalt op het moment dat de schadevergoeding is uitgekeerd (artikel 3:258 BW), dit zou anders zijn als het pandrecht is gevestigd, hetgeen niet het geval is. Het pandrecht en de hieruit voortvloeiende voorrang zijn vervallen.
3.2.6.
[verweerder] stelt dat het wettelijk pandrecht hoe dan ook is vervallen. ABN Amro is daarom geen separatist en heeft geen voorrang op de uitgekeerde schadevergoeding. De opstelling op de uitdelingslijst is daarom correct.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of ABN Amro een reële mogelijkheid heeft gehad om het stil pandrecht in te roepen.
4.2.
Ingevolge artikel 3:229 lid 1 BW brengt het recht van pand of hypotheek van rechtswege mee een recht van pand op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed treden, waaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van het goed.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat ABN Amro geen reële mogelijkheid heeft gehad om het stil pandrecht in te roepen. Het e-mailbericht van 10 januari 2023 geeft onvoldoende informatie voor de conclusie dat ABN Amro op basis van die informatie had kunnen en moeten handelen. Dit e-mailbericht betreft een voorstel van de schade-expert aan de vereffenaar terzake een verminderde verkoopwaarde. Deze mail vermeldt niet een concrete mededeling dat een schadebedrag van € 22.500,00 zal worden uitgekeerd. Ook wordt de vereffenaar gevraagd om een akkoord op het voorstel waarna de schade-expert de verzekeraars definitief zal rapporteren.
Ook anderszins is, terwijl er toch geregeld contact was tussen de bank en de vereffenaar, niet gebleken van informatie die voor ABN Amro aanleiding had moeten zijn om bedoelde mededeling te doen. .
4.4.
Het verzet van ABN Amro zal daarom gegrond worden verklaard en het primair verzochte zal worden toegewezen.
4.5.
[verweerder] , in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater] , zal als de in het ongelijk gestelde veroordeeld worden in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
Verklaart het verzet gegrond.
5.2.
Keurt af de rekening en verantwoording en uitdelingslijst en gelast de vereffenaar deze opnieuw op te stellen en in te dienen conform de vereisten van artikel 4:218 lid 5 BW en de geldende richtlijnen.
5.3.
Bepaalt dat:
A) de vordering van ABN Amro voor een bedrag van € 283,52 op de lijst van
erkende vorderingen c.q. de uitdelingslijst als concurrente schuld wordt geplaatst;
B) verplicht de vereffenaar om de som ad € 22.500,00 rechtstreeks aan ABN Amro uit te betalen.
5.4.
Veroordeelt [verweerder] , in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater] , in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van ABN Amro begroot op € 1.186,00, waaronder een bedrag van € 1.058,00 als salaris voor de gemachtigde (salaris per punt € 529,00, twee punten).
5.5.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023.
(JHd(O)
Ingevolge artikel 4:218 lid 5 BW in verbinding met artikel 187 lid 1 Faillissementswet (Fw) kan tegen deze beschikking binnen een termijn van acht dagen na de datum van deze beschikking beroep in cassatie worden ingesteld.