ECLI:NL:RBOVE:2023:4072

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10709605 \ CV EXPL 23-2103
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loondoorbetaling in kort geding

In deze zaak heeft eiser, werkzaam als algemeen medewerker bij de Stichting, op 21 september 2023 een dagvaarding ingediend na ontslag op staande voet door de Stichting. Eiser is het niet eens met het ontslag en vordert loondoorbetaling. De kantonrechter heeft op 18 oktober 2023 geoordeeld dat de vereisten voor ontslag op staande voet niet zijn voldaan, waardoor de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is. Eiser heeft sinds juni 2023 geen loon ontvangen en vordert achterstallig salaris, wettelijke verhoging en loonspecificaties. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Stichting het achterstallige salaris van € 4.319,73 moet betalen, evenals een wettelijke verhoging van € 2.159,87. Daarnaast moet de Stichting het salaris doorbetalen tot het moment waarop het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd. De Stichting is ook veroordeeld tot het verstrekken van loonspecificaties en het betalen van wettelijke rente. De proceskosten zijn begroot op € 747,00, die door de Stichting moeten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10709605 \ CV EXPL 23-2103
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.N. Sahebdien,
tegen
STICHTING [de Stichting],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Stichting,
gemachtigde: J.E. Eshuis van JEE Juridisch Administratief Recht.

1.De procedure

[eiser] heeft op 21 september 2023 de dagvaarding met producties aan de Stichting laten betekenen. Bij brief van 25 september 2023 heeft de Stichting producties in het geding gebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2023. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Sahebdien. Namens de Stichting is de heer [naam] verschenen, bijgestaan door de heer Eshuis. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.2. De inleiding: waar de zaak over gaat

[eiser] werkt sinds 29 oktober 2018 als algemeen medewerker bij de Stichting. De Stichting heeft [eiser] op staande voet ontslagen. [eiser] is het daarmee oneens en stelt dat hij nog in dienst is. [eiser] vordert onder meer loondoorbetaling. De kantonrechter is van oordeel dat van een rechtsgeldig ontslag op staande voet geen sprake is en daarom wijst hij de vorderingen van [eiser] toe. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is op 29 oktober 2018 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij de Stichting in de functie van algemeen medewerker.
Sinds 1 mei 2020 is de arbeidsovereenkomst omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser] heeft een dienstverband van 24 uren per week tegen een bruto maandsalaris van € 1.439,91 exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
3.2.
Op 29 december 2022 heeft er tussen de Stichting en [eiser] een gesprek plaatsgevonden over het functioneren van [eiser] .
3.3.
Bij brief van 2 januari 2023 heeft de Stichting [eiser] ontslag aangezegd. Voor zover van belang staat in deze brief:
‘(…)
Op 29 december 2022 heeft het bestuur van de Stichting met u een gesprek gehad betreffende uw functioneren in de onderneming (…)Werkgever heeft in het verleden reeds meerdere keren met u gesproken omtrent uw functioneren, hetgeen geresulteerd is in een drietal schriftelijke waarschuwingen
(28 augustus 2021 en 11 september 2021 en 4 juli 2022, aanzegging voornemen ontslag).(…)
Buiten onze eigen ervaringen heeft de beveiligingsadviseur een aantal punten geconstateerd die niet worden getolereerd, te weten:- Ondermijning van het gezag van het bestuur- Intimiderend optreden, collega’s durven niet vrijuit te spreken- Vernielen en verwijderen van eigendommen van de werkgever- Regelmatig te laat komen op de werkvloer- (…)Het bovenstaande heeft de werkgever doen besluiten de arbeidsovereenkomst met de werknemer te doen beëindigen. De arbeidsomstandigheden zijn zodanig verstoord dat van de werkgever niet verlangd kan worden de overeenkomst voort te zetten.
Wij stellen u het volgende voor:1. Vanaf heden wordt u tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst vrijgesteld van het verrichten arbeid.2. U ontvangt een vaststellingsovereenkomst waarin de voorwaarden van de beëindiging van de overeenkomst wordt toegelicht.(…)5. Voor zover u geen gebruik maakt van deze overeenkomst zullen wij de arbeidsovereenkomst ontbinden via het gebruik van een dringende reden. Vanzelfsprekend zullen dan de faciliteiten genoemd in de vaststellingsovereenkomst niet meer van toepassing zijn.(…)’.
3.4.
[eiser] is niet ingegaan op de vaststellingsovereenkomst, waarna (de gemachtigde van) de Stichting bij brief van 25 januari 2023 aan [eiser] heeft laten weten:
‘(…)
Uw werkgever(…)
heeft u bij aangetekende brief van 2 januari 2023 ontslag op staande voet aangezegd(…)
Op dat moment werd het ontslag op staande voet aangekondigd en u werd ontslagen van het verrichten van werkzaamheden.
Uit coulance is u tijdens het gesprek op 2022 een voorstel gedaan voor een vaststellingsovereenkomst. U heeft op dat voorstel niet binnen de termijn gereageerd zodat het ontslag op staande voet in werking is getreden.De aangetekende brief van de voorzitter van de Stichting de heer [naam] van 2 januari 2023 is meer dan duidelijk. Het ontslag op staande voet vloeit voort uit het onderzoek van het beveiligingsbureau [bedrijf] waaruit blijkt dat er van uw zijde sprake is van intimidatie naar de overige werknemers van cliënte. Voor het overige verwijs ik naar de brief van 2 januari 2023 die meer dan duidelijk is. Deze brief is hierbij gevoegd en wordt hierbij als herhaald en ingelast beschouwd.(…)
Vorenstaande brengt met zich mee dat cliënte geen enkele verplichting meer tot u heeft.(…)’.
3.5.
Bij brieven van 6 en 14 februari 2023 en 31 maart 2023 aan de Stichting heeft (de gemachtigde van) [eiser] zich kort samengevat op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een ontslag op staande voet en dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd. Verder heeft [eiser] loondoorbetaling gevorderd en zich beschikbaar gesteld voor werk.
3.6.
Bij brief van 6 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan de Stichting laten weten:
‘(…)In de bovengenoemde aangelegenheid heb ik u reeds per schrijven d.d. 6 juni 2023 op de hoogte gesteld van het feit dat client zich per die datum beschikbaar en bereid heeft verklaard om de bedongen arbeid te verrichten.(…)Per 6 juni 2023 dient uw organisatie aldus over te gaan tot betaling van het gebruikelijke salaris.(…)’.
3.7.
[eiser] heeft over de maanden juli, juli en augustus 2023 geen loon ontvangen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. bepaalt dat de Stichting aan [eiser] het achterstallig salaris voor de maanden juni, juli en augustus 2023 betaalt (€ 4.319,73 bruto exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten);
b. bepaalt dat de Stichting het salaris dient door te betalen aan [eiser] tot het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd;
c. bepaalt dat de Stichting de wettelijke verhoging van € 2.159,87 aan [eiser] moet betalen;
d. bepaalt dat de Stichting wordt veroordeeld tot verstrekking van de salarisspecificaties vanaf 1 januari 2023, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00;
e. bepaalt dat de Stichting wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten vanaf de onder a genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van volledige betaling;
f. bepaalt dat de Stichting wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.2.
De Stichting voert verweer.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang5.1. Het spoedeisend belang is in deze zaak gegeven omdat er onder meer sprake is van een loonvordering. Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen hierna inhoudelijk zal behandelen.
Ontslag op staande voet / loonvordering5.2. [eiser] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een ontslag op staande voet. De brieven waarnaar de Stichting verwijst (2 januari en 25 januari 2023) zijn ook niet op te vatten als een ontslag op staande voet. Dit betekent dat [eiser] nog altijd in dienst is bij de Stichting en recht heeft op doorbetaling van loon, zo stelt [eiser] . Hij heeft zich beschikbaar gesteld voor werk.
5.3.
De Stichting stelt daarentegen dat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Op 29 december 2022 is er een gesprek geweest met [eiser] , waar de Stichting hem heeft verteld wat haar bevindingen zijn en wat de bevindingen zijn van beveiligingsbureau [bedrijf] . De inhoud van het gesprek is per brief van 2 januari 2023 aan [eiser] bevestigd. Er is geprobeerd een vaststellingsovereenkomst tot stand te laten komen. Daar heeft [eiser] geen gebruik van gemaakt en daarom is het ontslag op staande voet in de brief van 25 januari 2023 gegeven/bevestigd. [eiser] heeft geen recht op loondoorbetaling, zo stelt de Stichting.
5.4.
In deze zaak dient de kantonrechter eerst te beoordelen of het aannemelijk is dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand houdt. Daarvoor geldt als uitgangspunt artikel 7:677 lid 1 BW, dat bepaalt dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
5.5.
De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand houdt. Een werknemer kan immers pas op staande voet worden ontslagen als daarvoor een dringende reden is, die onverwijld is medegedeeld, met vermelding van de ontslagreden. Zowel uit de overgelegde stukken (meer specifiek de brieven van 2 en 25 januari 2023), als uit de daarop gegeven toelichting tijdens de mondelinge behandeling, kan niet worden afgeleid dat [eiser] op staande voet is ontslagen. In de brief van 2 januari 2023 worden een aantal punten opgesomd die de Stichting hebben doen besluiten de arbeidsovereenkomst met [eiser] te beëindigen, waarbij het voorstel wordt gedaan een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Los van het feit dat de opgesomde punten door [eiser] zijn betwist en door de Stichting niet nader zijn onderbouwd, wordt over een ontslag op staande voet niet gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Stichting desgevraagd bevestigd dat in de brief van 2 januari 2023 geen ontslag op staande voet is gegeven, maar dat deze brief moet worden gezien als een aankondiging van het ontslag voor het geval [eiser] niet in zou stemmen met de vaststellingsovereenkomst. Maar ook in de brief van 25 januari 2023 staat niet duidelijk dat [eiser] op staande voet wordt ontslagen. In deze brief staat enkel dat het ontslag op staande voet ‘in werking is getreden’ omdat [eiser] niet in is gegaan op de vaststellingsovereenkomst. Daarmee is onvoldoende duidelijk gemaakt dat [eiser] op staande voet werd ontslagen. Daarnaast heeft de Stichting de redenen die zij aan het ontslag op staande voet ten grondslag wilde leggen onvoldoende aannemelijk gemaakt tegenover de ontkenning van [eiser] .
De conclusie is dat aan de vereisten voor ontslag op staande voet niet is voldaan. Daarom houdt het ontslag op staande voet in een bodemprocedure vermoedelijk geen stand.
De kantonrechter gaat er dus van uit dat er tussen [eiser] en de Stichting nog altijd een arbeidsovereenkomst bestaat. Dat brengt met zich dat [eiser] nog in dienst is van de Stichting en recht heeft op loon.
5.6.
Nu [eiser] over de laatste maanden geen loon heeft ontvangen, is er gelet op wat hierboven is overwogen voldoende grond om de Stichting te veroordelen om het achterstallige loon van de maanden juni, juli en augustus 2023 te betalen. De Stichting zal daarnaast worden veroordeeld om het loon door te betalen tot het moment waarop het dienstverband rechtsgeldig is/wordt beëindigd.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente5.7. De Stichting is gestopt met het betalen van loon, terwijl zij wel had moeten betalen. Het correct voldoen van loon vormt een van de elementaire verplichtingen van een werkgever. Werknemers zijn met betrekking tot hun levensonderhoud veelal afhankelijk van dat loon. De wet stelt als sanctie op het niet tijdig betalen van loon betaling van de wettelijke verhoging. De gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal daarom worden toegewezen. Voor matiging ziet de kantonrechter geen aanleiding.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar. Dat is het wettelijke gevolg van het feit dat later betaald is dan had gemoeten.
Loonspecificaties5.9. De door [eiser] gevorderde loonspecificaties wijst de kantonrechter toe, nu een werkgever op basis van artikel 7:626 BW verplicht is salarisspecificaties te verstrekken. De kantonrechter zal de Stichting hiervoor een termijn van veertien dagen geven, ingaande de dag na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom wordt daarbij beperkt en gemaximeerd: € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
Proceskosten
5.10.
De Stichting moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt. Aangezien aan [eiser] een toevoeging is verleend, zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [eiser] in aanmerking. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 0,00
- griffierecht 86,00
- salaris gemachtigde 529,00
- nakosten
132,00
Totaal € 747,00

6.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
6.1.
veroordeelt de Stichting om aan [eiser] te betalen het achterstallig salaris voor de maanden juni, juli en augustus 2023 (€ 4.319,73 bruto exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten);
6.2.
veroordeelt de Stichting om aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van
€ 2.159,87;
6.3.
veroordeelt de Stichting om aan [eiser] het salaris door te betalen tot het moment waarop het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd, op basis van € 1.439,91 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
6.4.
veroordeelt de Stichting tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt de Stichting om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de (gecorrigeerde) salarisspecificaties aan [eiser] te verstrekken vanaf 1 januari 2023, waarin ook de betalingen onder 6.1. en 6.3. en overige zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00;
6.6.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, tot op heden begroot op € 747,00;
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
18 oktober 2023.