Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.2. De inleiding: waar de zaak over gaat
3.De feiten
‘(…)
Op 29 december 2022 heeft het bestuur van de Stichting met u een gesprek gehad betreffende uw functioneren in de onderneming (…)Werkgever heeft in het verleden reeds meerdere keren met u gesproken omtrent uw functioneren, hetgeen geresulteerd is in een drietal schriftelijke waarschuwingen
Buiten onze eigen ervaringen heeft de beveiligingsadviseur een aantal punten geconstateerd die niet worden getolereerd, te weten:- Ondermijning van het gezag van het bestuur- Intimiderend optreden, collega’s durven niet vrijuit te spreken- Vernielen en verwijderen van eigendommen van de werkgever- Regelmatig te laat komen op de werkvloer- (…)Het bovenstaande heeft de werkgever doen besluiten de arbeidsovereenkomst met de werknemer te doen beëindigen. De arbeidsomstandigheden zijn zodanig verstoord dat van de werkgever niet verlangd kan worden de overeenkomst voort te zetten.
‘(…)
Uw werkgever(…)
heeft u bij aangetekende brief van 2 januari 2023 ontslag op staande voet aangezegd(…)
Op dat moment werd het ontslag op staande voet aangekondigd en u werd ontslagen van het verrichten van werkzaamheden.
Vorenstaande brengt met zich mee dat cliënte geen enkele verplichting meer tot u heeft.(…)’.
‘(…)In de bovengenoemde aangelegenheid heb ik u reeds per schrijven d.d. 6 juni 2023 op de hoogte gesteld van het feit dat client zich per die datum beschikbaar en bereid heeft verklaard om de bedongen arbeid te verrichten.(…)Per 6 juni 2023 dient uw organisatie aldus over te gaan tot betaling van het gebruikelijke salaris.(…)’.
4.Het geschil
a. bepaalt dat de Stichting aan [eiser] het achterstallig salaris voor de maanden juni, juli en augustus 2023 betaalt (€ 4.319,73 bruto exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten);
b. bepaalt dat de Stichting het salaris dient door te betalen aan [eiser] tot het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd;
c. bepaalt dat de Stichting de wettelijke verhoging van € 2.159,87 aan [eiser] moet betalen;
d. bepaalt dat de Stichting wordt veroordeeld tot verstrekking van de salarisspecificaties vanaf 1 januari 2023, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00;
e. bepaalt dat de Stichting wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten vanaf de onder a genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van volledige betaling;
f. bepaalt dat de Stichting wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.De beoordeling
- nakosten
132,00