ECLI:NL:RBOVE:2023:4069

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10548106 \ CV EXPL 23-1257
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gefactureerde bedragen en toekomstige maandelijkse bijdragen in het kader van een overeenkomst voor websitebouw

In deze zaak vordert Proximedia Nederland B.V., handelende onder de namen BeUp en MKB ClickService, betaling van gefactureerde bedragen en toekomstige maandelijkse bijdragen van de gedaagde, die een overeenkomst had gesloten voor de bouw van een website. De overeenkomst was aangegaan voor een periode van 24 maanden, waarbij de gedaagde maandelijks € 277,09 en eenmalige dossierkosten van € 90,00 verschuldigd was. Proximedia stelt dat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen, terwijl de gedaagde aanvoert dat Proximedia haar toezeggingen niet is nagekomen en dat hij de overeenkomst wilde beëindigen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de gefactureerde bedragen moet betalen, maar wijst de vordering tot betaling van toekomstige maandelijkse bijdragen af, omdat Proximedia nog geen diensten heeft geleverd en de gedaagde een aanzienlijk bedrag zou moeten betalen zonder dat daar een prestatie tegenover staat. De kantonrechter wijst ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toe aan Proximedia, aangezien de gedaagde in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10548106 \ CV EXPL 23-1257
Vonnis van 17 oktober 2023
in de zaak van
PROXIMEDIA NEDERLAND B.V.,
handelende onder de namen BeUp en MKB ClickService,
te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Proximedia,
gemachtigde: mr. R. Erkelens, werkzaam bij PUURNouta,
tegen
[gedaagde],
handelende onder de naam [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
Partijen zijn overeengekomen dat Proximedia (onder meer) een website zou bouwen voor het bedrijf van [gedaagde]. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 24 maanden. Op grond van de overeenkomst is [gedaagde] een totaalbedrag van
€ 277,09 per maand en eenmalige dossierkosten van € 90,00 aan Proximedia verschuldigd.
1.2.
Proximedia stelt dat [gedaagde] de door haar gefactureerde bedragen niet heeft betaald en dat er daarom sprake is van contractbreuk. Op grond van de overeenkomst zijn in dat geval volgens haar ook de toekomstige maandelijkse bijdragen opeisbaar. Zij vordert betaling van de al gefactureerde bedragen en de toekomstige maandelijkse bijdragen.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat de vertegenwoordiger van Proximedia hem heeft toegezegd dat Proximedia zijn bestaande website kon overnemen en dat pas gefactureerd zou worden wanneer de website online zou staan. Volgens hem is Proximedia deze beloftes niet nagekomen en heeft hij daarom destijds aan Proximedia medegedeeld dat hij de overeenkomst wilde beëindigen. Proximedia eist geld, maar heeft nog helemaal geen diensten geleverd, aldus [gedaagde].
1.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de overeenkomst dat deze niet tussentijds opgezegd kan worden en heeft [gedaagde] – gezien de betwisting daarvan door Proximedia – onvoldoende onderbouwd gesteld dat Proximedia de door hem genoemde toezeggingen heeft gedaan. [gedaagde] moet de op grond van de overeenkomst gefactureerde bedragen dan ook betalen. De vordering tot betaling van de toekomstige maandelijkse bijdragen wordt echter afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter zou toewijzing daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Dit zou namelijk betekenen dat [gedaagde] een aanzienlijk bedrag moet betalen, terwijl Proximedia nog niets heeft gepresteerd en onvoldoende heeft onderbouwd dat de gefactureerde bedragen de gemaakte (personeels)kosten en de verwachte winst niet dekken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 juni 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de door Proximedia in het geding gebrachte producties 14 en 15;
- de mondelinge behandeling van 19 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagde] is op die mondelinge behandeling niet verschenen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 19 maart 2021 hebben partijen een schriftelijke overeenkomst gesloten, waarin zij (onder andere) hebben afgesproken dat Proximedia een website voor [gedaagde] zou bouwen met vijf landingspagina’s. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 24 maanden en [gedaagde] zou voor de door te leveren diensten een totaalbedrag van
€ 277,09 per maand (inclusief SEA maandbudget en btw) en eenmalige dossierkosten van
€ 90,00 (inclusief btw) betalen. In de overeenkomst staat dat de facturatie van het abonnement één maand na de datum van ondertekening van de overeenkomst start.
3.2.
Op 29 maart 2021 heeft [gedaagde] (althans zijn partner) telefonisch aan Proximedia medegedeeld dat hij al een website had laten bouwen door een ander bedrijf en dat hij deze wilde behouden. Hij heeft Proximedia gevraagd het beheer van de website over te nemen en daarbij aangevoerd dat de vertegenwoordiger van Proximedia hem had beloofd dat dit kon.
3.3.
Partijen hebben vervolgens meerdere malen contact gehad over de mogelijkheden tot het overnemen van de bestaande website. Daarnaast hebben partijen contact gehad over de maandelijkse facturatie.
3.4.
Op 9 juni 2021 heeft Proximedia per e-mail aan [gedaagde] laten weten dat zij normaliter geen websites overneemt, maar dat zij wel bereid was om te kijken naar de mogelijkheden hiervoor. Proximedia heeft aan [gedaagde] gevraagd om welke bestaande website het gaat.
Verder heeft Proximedia in die mail voorgesteld om de reeds aan [gedaagde] verstuurde facturen te crediteren en [gedaagde] verzocht haar te laten weten of hij met dat voorstel akkoord kon gaan.
3.5.
Op 25 juni 2021 heeft [gedaagde] per e-mail aan Proximedia meegedeeld dat hij het contract wilde verbreken. Proximedia heeft daarop gereageerd, in die zin dat de overeenkomst niet tussentijds kon worden beëindigd.
3.6.
Proximedia heeft [gedaagde] facturen gestuurd voor de 8 maandelijkse bijdragen (inclusief SEA maandbudget en btw) voor de periode van 19 maart tot en met 18 november 2021 en voor de dossierkosten. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 2.306,72 inclusief btw.
3.7.
Op 11 november 2021 heeft Proximedia [gedaagde] gesommeerd om tot betaling van het openstaande saldo over te gaan en aan [gedaagde] meegedeeld dat zij haar dienstverlening zou opschorten totdat het openstaande saldo zou zijn betaald.
3.8.
Op 8 december 2021 heeft Proximedia aan [gedaagde] te kennen gegeven dat zij de vordering ter incasso uit handen zou geven.
3.9.
Op 26 april 2022 heeft de incassogemachtigde van Proximedia [gedaagde] gesommeerd om een bedrag van € 5.490,72 te betalen, bestaande uit de gefactureerde bedragen en de 16 toekomstige maandelijkse bijdragen (exclusief SEA maandbudget en btw).

4.Het geschil

4.1.
Proximedia vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van
€ 6.747,75 (bestaande uit een bedrag van € 5.490,72 aan hoofdsom, € 433,42 aan rente tot
9 mei 2023 en € 823,61 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.490,72 vanaf 9 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert Proximedia dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
Proximedia stelt dat zij op 19 maart 2021 met [gedaagde] is overeengekomen dat zij (onder meer) een website voor hem zou bouwen. Zij voert aan dat zij bestaande websites normaal niet overneemt. Zij ontkent dat haar vertegenwoordiger dit aan [gedaagde] heeft beloofd, maar stelt dat zij zich in dit geval wel bereid heeft verklaard om te kijken naar de mogelijkheden daartoe. Daarvoor had zij informatie van [gedaagde] nodig. [gedaagde] heeft toen echter te kennen gegeven dat hij het contract wilde verbreken. Volgens Proximedia is de overeenkomst aangegaan voor de duur van 24 maanden en kan deze niet tussentijds worden beëindigd. Proximedia stelt dat [gedaagde] in verzuim is met betaling van de door haar aan hem verstuurde facturen. In de overeenkomst is opgenomen dat de facturatie van het abonnement één maand na de datum van ondertekening van de overeenkomst start. Proximedia vordert betaling van de gefactureerde bedragen, bestaande uit een bedrag van (8 maanden x € 277,09 + € 90,00 =) € 2.306,72.
Aangezien [gedaagde] de facturen niet heeft betaald, is er volgens Proximedia sprake van contractbreuk en zijn op grond van artikel 8.3 van de overeenkomst ook de toekomstige maandelijkse bijdragen opeisbaar.
Dit betreft volgens haar een bedrag van (16 maanden x € 199,00 =) € 3.184,00. Proximedia vordert in totaal dan ook betaling van een bedrag van (€ 2.306,72 + € 3.184,00 =) € 5.490,72 aan hoofdsom.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij al een website had en dat hij iemand zocht om deze te beheren. Volgens [gedaagde] heeft hij destijds met een vertegenwoordiger van Proximedia om tafel gezeten en heeft deze gezegd dat Proximedia de website kon overnemen en daar teksten en plaatjes aan kon toevoegen. Verder heeft de vertegenwoordiger volgens [gedaagde] meegedeeld dat de facturatie pas zou beginnen op het moment dat de website online zou staan.
Nadat de overeenkomst was gesloten, gaf een andere medewerker van Proximedia echter aan dat de website niet overgenomen kon worden en werd er al automatisch geld afgeschreven, terwijl er nog niets was gebeurd. [gedaagde] heeft Proximedia daarom geblokkeerd op de rekening, zodat ze niets meer kon afschrijven en haar per e-mail meegedeeld dat hij niet met haar verder wilde. Proximedia wilde dit echter niet accepteren en kwam volgens [gedaagde] ook niet met een oplossing. Volgens hem eist zij geld, terwijl zij haar beloftes niet nakomt en geen enkele dienst heeft geleverd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Hoofdsom
Gefactureerde bedragen
5.1.
Proximedia vordert betaling van de door haar gefactureerde bedragen en legt daaraan ten grondslag dat partijen een overeenkomst hebben gesloten.
[gedaagde] erkent dat hij een overeenkomst met Proximedia heeft gesloten, maar voert aan dat hij aan Proximedia te kennen heeft gegeven dat hij deze wilde beëindigen, omdat Proximedia haar toezeggingen niet nakwam. Volgens hem is hij daarom niet gehouden tot betaling aan Proximedia.
5.2.
In artikel 8.2 van de overeenkomst staat:
“De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor een niet reduceerbare en onherroepelijke termijn van
24 MAANDEN.
De overeenkomst is dus aangegaan voor de duur van 24 maanden en kan niet tussentijds worden opgezegd.
5.3.
[gedaagde] voert aan dat de vertegenwoordiger van Proximedia bij het sluiten van de overeenkomst twee toezeggingen heeft gedaan, namelijk:
dat Proximedia zijn (al bestaande) website kon overnemen, en;
dat er pas zou worden gefactureerd vanaf het moment dat de website online zou staan.
Volgens [gedaagde] heeft Proximedia zich niet aan deze toezeggingen gehouden en heeft hij Proximedia laten weten niet meer met haar verder te willen. Naar de kantonrechter begrijpt, bedoelt [gedaagde] hiermee te zeggen dat hij de overeenkomst heeft ontbonden, omdat Proximedia is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Proximedia betwist echter dat haar vertegenwoordiger deze toezeggingen heeft gedaan.
5.4.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rusten de stelplicht en bewijslast van het verweer dat toezeggingen zijn gedaan, op [gedaagde]. Dat betekent dat hij voldoende onderbouwd moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat de genoemde toezeggingen zijn gedaan.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] – gelet op de betwisting door Proximedia – onvoldoende onderbouwd dat de toezeggingen zijn gedaan. In de schriftelijke overeenkomst is namelijk niets opgenomen over het overnemen van een bestaande website en in artikel 3 van de overeenkomst staat dat de facturatie van het abonnement één maand na de datum van ondertekening van de overeenkomst zal aanvangen. Nergens blijkt uit dat de vertegenwoordiger van Proximedia toezeggingen heeft gedaan die hiervan afwijken. [gedaagde] heeft daar onvoldoende over gesteld en is bovendien niet op de mondelinge behandeling verschenen om zijn verweer nader toe te lichten.
5.6.
Daarnaast overweegt de kantonrechter dat, als al vast was komen te staan dat de genoemde toezeggingen zijn gedaan, Proximedia eerst in gebreke had moeten worden gesteld, voordat [gedaagde] de overeenkomst had kunnen ontbinden. Dit houdt in dat [gedaagde] Proximedia schriftelijk had moeten aanschrijven en haar daarbij een redelijke termijn had moeten geven om de toezeggingen alsnog na te komen. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd. Uit de overgelegde emails tussen partijen blijkt bovendien dat Proximedia bereid was om te kijken of zij de bestaande website kon hosten en om de facturen voor de periode van 19 maart tot 18 mei 2021 te crediteren. Zij heeft [gedaagde] per e-mail meerdere keren naar de link van de website en om informatie voor de landingspagina’s gevraagd, maar heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde] niets heeft aangeleverd. Het is dan ook aan [gedaagde] te wijten dat Proximedia niet met de bouw van de website heeft kunnen starten.
5.7.
Aangezien niet is vast komen te staan dat de vertegenwoordiger van Proximedia toezeggingen heeft gedaan die niet door haar zijn nagekomen, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] de op grond van de overeenkomst gefactureerde bedragen moet betalen. Dit betreft een bedrag van € 2.306,72, bestaande uit de dossierkosten en acht maandelijkse bijdragen (inclusief SEA maandbudget en btw). Proximedia heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat de automatische incasso’s zijn gestorneerd en dat [gedaagde] dus nog niets heeft betaald. Nu [gedaagde] ook niet heeft aangevoerd dat hij al een bedrag heeft betaald, zal hij worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.306,72.
Toekomstige maandelijkse bijdragen
5.8.
In artikel 8.3 van de overeenkomst staat:
“In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van MKB ClickService in de nakoming van haar verbintenis, zijn alle vorderingen uit hoofde van de overeenkomst, zowel de op dat moment als in de toekomst opeisbare maandelijkse bijdragen, onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar.”
5.9.
Volgens Proximedia is [gedaagde] op grond van dit artikel de bijdragen voor de resterende 16 maanden van de overeenkomst verschuldigd, bestaande uit een bedrag van € 3.184,00 (exclusief SEA maandbudget en btw).
[gedaagde] voert daartegen aan dat Proximedia geld eist, terwijl zij helemaal niets heeft gedaan. De kantonrechter begrijpt dit verweer van [gedaagde] zo, dat hij een beroep doet op de redelijkheid en billijkheid.
5.10.
Op grond van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een tussen partijen geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Getoetst moet dus worden of het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ertoe leidt dat hij het gevorderde bedrag van € 3.184,00 niet hoeft te betalen.
5.11.
Hoewel de nodige terughoudendheid op zijn plaats is, ziet de kantonrechter in de gegeven omstandigheden aanleiding om deze rechtsregel toe te passen. Hierbij is van belang dat [gedaagde] een aanzienlijk bedrag moet betalen, terwijl Proximedia nog niets heeft gepresteerd. Proximedia heeft op de mondelinge behandeling weliswaar gesteld dat de hoogte van de maandelijkse bijdragen gebaseerd is op een looptijd van 24 maanden en dat de meeste kosten in de eerste periode worden gemaakt, maar zij heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Zij heeft aangevoerd dat met name de opzet van de website veel geld kost, maar deze heeft niet plaatsgevonden. Daarnaast heeft Proximedia aangevoerd dat zij werknemers beschikbaar heeft gehouden voor de opdracht van [gedaagde]. Proximedia heeft op de mondelinge behandeling echter ook verklaard dat zij deze medewerkers op een gegeven moment op andere werkzaamheden heeft ingezet. Nergens is uit gebleken dat de vergoeding van € 2.306,72 welke wordt toegewezen, de gemaakte (personeels)kosten en de verwachte winst niet dekt. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden om daarnaast ook nog een bedrag van € 3.184,00 aan toekomstige maandelijkse bijdragen toe te wijzen. De vordering zal op dit punt dan ook worden afgewezen.
Wettelijke handelsrente
5.12.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een handelsovereenkomst.
De wettelijke handelsrente is op de wet gegrond (artikel 6:119a BW) en niet weersproken, en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.13.
Proximedia vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij baseert (de hoogte van) dit onderdeel van haar vordering primair op de overeenkomst en subsidiair op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
De kantonrechter stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Voor de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden aangesloten bij het wettelijke tarief, nu niet is gesteld of gebleken dat Proximedia meer kosten heeft gemaakt dan het wettelijke tarief. Over de toegewezen hoofdsom van € 2.306,72 zal een bedrag van € 346,01 aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, conform het Besluit.
Proceskosten
5.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
De informatiekosten worden (gedeeltelijk) afgewezen, nu de vordering op dit punt niet in overeenstemming is met de landelijk gehanteerde kosten op basis van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Proximedia als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
660,00
132,00
(2,00 punten × € 330,00)
totaal
1.416,55
6. De beslissing
De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 2.306,72 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, vanaf de respectievelijke vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 346,01 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.416,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.