ECLI:NL:RBOVE:2023:4068

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
9904257 \ CV EXPL 22-1228
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter bij consumentenkoop van een paard

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Overijssel, betreft het een geschil tussen [partij A] en [partij B] over de koop van een paard. [partij A] heeft de koopovereenkomst met [partij B] willen vernietigen of ontbinden, waarbij [partij A] stelt dat de kantonrechter bevoegd is op grond van artikel 101 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [partij B] heeft echter een incident opgeworpen en betoogd dat de kantonrechter niet bevoegd is, omdat het hier niet om een consumentenkoop zou gaan, maar om een zakelijke transactie. [partij B] stelt dat het paard niet aan [partij A] is verkocht, maar aan een paardenhandelaar, mevrouw [naam 1], via een bemiddelaar, de heer [naam 2].

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [partij A] een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl [partij B] zich bezighoudt met de in- en verkoop van paarden. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van een consumentenkoop, omdat [partij A] als koper niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De argumenten van [partij B] dat er sprake zou zijn van een zakelijke transactie zijn niet voldoende onderbouwd, aangezien de betrokkenen [naam 1] en [naam 2] geen partij zijn in deze procedure.

De kantonrechter heeft het incident van [partij B] afgewezen en zich bevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. Tevens is [partij B] veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens aangehouden voor beraad op 1 november 2022, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat verdere beslissingen worden aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.M. van Diggele op 18 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9904257 \ CV EXPL 22-1228
Vonnis in incident van 18 oktober 2022
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen [partij A],
gemachtigde: mr. F.Y. de Reus,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident,
hierna te noemen [partij B],
gemachtigde: mr. S.A. Wensing.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 mei 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot verwijzing van
23 augustus 2022;
- de conclusie van antwoord in het incident van 20 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
Waar gaat het over?
2.1.
In de hoofdzaak gaat het om de koop van een paard van [partij B]. [partij A] stelt dat paard te hebben gekocht van [partij B] en wenst die koop te vernietigen dan wel ontbinden. Volgens [partij A] is de kantonrechter van deze rechtbank op grond van artikel 101 Burgerlijk Wetboek van Rechtsvordering (Rv) bevoegd is om van deze procedure kennis te nemen.
In het incident
2.2.
[partij B] heeft een incident opgeworpen. [partij B] stelt dat de kantonrechter van deze rechtbank niet bevoegd is om van de vorderingen van [partij A] kennis te nemen, omdat het geen consumentenkoop betreft en artikel 101 Rv daarom niet van toepassing is. Volgens [partij B] gaat het hier om een zakelijke transactie en stelt daartoe, kort samengevat, het volgende. [partij B] heeft het paard niet verkocht aan [partij A], maar aan paardenhandelaar mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1]). [naam 1] had hiervoor een bemiddelaar, de heer [naam 2] (hierna: [naam 2]) ingeschakeld, die ook voor zijn diensten door [naam 1] is betaald, aldus [partij B].
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna -voor zover van belang voor de beoordeling- nader ingegaan.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Op grond van de hoofdregel in artikel 99 Rv is de rechter van de woonplaats van de gedaagde in beginsel (relatief) bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Er zijn echter uitzonderingen op grond waarvan van die hoofdregel afgeweken kan worden. Eén van die uitzonderingen is artikel 101 Rv, dat bepaalt dat in zaken betreffende consumentenkoop de rechter van de woonplaats van de betrokken natuurlijk persoon mede bevoegd is.
3.2.
De vraag die in dit incident centraal staat is of de kantonrechter in Almelo op grond van artikel 101 Rv bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet eerst worden beoordeeld of er al dan niet sprake is van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens dit artikel is consumentenkoop de koop met betrekking tot een roerende zaak, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De kantonrechter is van oordeel dat in deze procedure sprake is van een consumentenkoop en legt hierna uit waarom.
3.3.
In deze procedure wordt gesteld dat er een koopovereenkomst is gesloten tussen [partij B] en [partij A]. Niet is geschil is, dat [partij A] een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [partij B] heeft in zijn conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot verwijzing gesteld dat hij zich bezig houdt met de in- en verkoop van paarden en kan dus worden gezien als een verkoper, die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De door [partij B] aangevoerde redenen dat er sprake zou zijn van een zakelijke transactie, zijn gelegen in de (zakelijke) positie van [naam 1] en [naam 2]. Maar door [partij A] is niet gesteld dat [naam 1] en of [naam 2] partij zijn bij de koopovereenkomst en zij zijn ook geen procespartij in deze procedure. Hun positie is daarom vooralsnog irrelevant voor de beoordeling van de door [partij A] in deze procedure opgeworpen stelling dat sprake is van een consumentenkoop tussen [partij B] en [partij A]. [partij B] heeft daarom onvoldoende gemotiveerd gesteld dat geen sprake is van een consumentenkoop en daarmee dat artikel 101 Rv niet van toepassing is. Dat betekent dat het door hem opgeworpen incident wordt afgewezen en de kantonrechter zich bevoegd oordeelt van het geschil kennis te nemen. Tussen wie de koopovereenkomst met betrekking tot het paard is gesloten, zal zo nodig worden beoordeeld in de verdere procedure.
3.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [partij B] in de proces en nakosten van het incident worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
3.5.
De kantonrechter zal bepalen dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 november 2022 voor beraad rolrechter.

4.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [partij B] in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van [partij A] begroot op € 373,00 aan salaris gemachtigde en begroot de nakosten op € 124,00,
4.3.
verklaart de beslissing ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 november 2022voor beraad rolrechter.
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022. (ak)