ECLI:NL:RBOVE:2023:4056

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
84.334268-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De officier van justitie had op 5 juli 2023 een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vast te stellen op een bedrag van € 59.550,--, op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde, geboren in 1949, was bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Bosman, en heeft op de zitting van 2 oktober 2023 zijn standpunt toegelicht. De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de ontnemingsvordering werd afgewezen, terwijl de raadsman betoogde dat de officier niet-ontvankelijk moest worden verklaard of dat de vordering afgewezen moest worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door in vier aangiften inkomstenbelasting specifieke zorgkosten als aftrekposten op te geven zonder deze te onderbouwen met bewijsmiddelen. Ondanks dat de veroordeelde als belastingadviseur doorgaans vergoedingen in rekening bracht voor het opmaken van aangiften, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat hij met de valsheid in de aangiften inkomsten heeft willen genereren. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat de veroordeelde beperkte en geen vaste bedragen in rekening heeft gebracht en dat er geen bewijs was van andere strafbare feiten die tot financieel gewin hebben geleid.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het vonnis is uitgesproken door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. H. Stam en mr. B.S. Kats, in aanwezigheid van griffier mr. N. Klunder, en is openbaar gemaakt op 16 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.334268-22
Datum vonnis: 16 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.De procedure

De officier van justitie heeft op 5 juli 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 59.550,--.

2.De procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van het met deze schriftelijke ontnemingsvordering samenhangende strafdossier. De vordering is vervolgens gelijktijdig met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de veroordeelde, op 2 oktober 2023, aan de orde gesteld. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat in Deventer, is op deze terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
De officier van justitie mr. R.P. van der Pijl heeft ter terechtzitting gevorderd dat de rechtbank de ontnemingsvordering afwijst.
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de ontnemingsvordering, dan wel dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft bij vonnis van 16 oktober 2023, gewezen onder voormeld parketnummer, geoordeeld dat de veroordeelde zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft als belastingadviseur in vier aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: aangiften IB) specifieke zorgkosten als aftrekposten ingevuld, terwijl deze kosten niet met bewijsmiddelen konden worden onderbouwd. De veroordeelde heeft daarmee de betreffende aangiften IB valselijk, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, opgemaakt. Hoewel de veroordeelde als belastingadviseur doorgaans voor het opmaken van de aangiften IB een vergoeding in rekening bracht, is het de rechtbank op grond van bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden dat hij de intentie had om met het valselijk opmaken van aangiften IB inkomsten te genereren. De rechtbank betrekt hierbij het feit dat de veroordeelde beperkte en geen vaste bedragen in rekening heeft gebracht, de valsheid van andere door hem ingediende aangiften IB niet is komen vast te staan en hij bovendien ook als vrijwilliger voor een vakbond aangiften IB heeft opgemaakt. Het is de rechtbank evenmin gebleken dat de veroordeelde met het plegen van andere strafbare feiten geld heeft verdiend. De rechtbank zal daarom de ontnemingsvordering afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijstde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. H. Stam en mr. B.S. Kats, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
Buiten staat
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.