ECLI:NL:RBOVE:2023:4045

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
10694030 \ CV EXPL 23-3235
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand en boetes

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de kantonrechter gedaagden, [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2], hoofdelijk veroordeelt tot ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand, boetes en incassokosten. Gedaagden hebben een huurachterstand laten ontstaan van € 4.537,50, en zijn niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen gedaagden. De huurovereenkomst, die inging op 1 mei 2023, bevat bepalingen over boetes bij niet tijdige betaling. Eisers vorderen een totaalbedrag van € 6.220,22, inclusief huurachterstand en boetes, en een maandelijkse betaling van € 1.512,50 vanaf oktober 2023 tot aan de ontruiming. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand van drie maanden een tekortkoming van zodanige aard is dat dit in een bodemprocedure kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van één maand na betekening van het vonnis. Gedaagden worden ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 906,14. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10694030 \ CV EXPL 23-3235
Vonnis in kort geding van 12 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: M. Steghuis,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde 1] en
[gedaagde 2],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 september 2023,
- de mondelinge behandeling op 28 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting is [eisers] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
[gedaagden] is niet verschenen, noch vertegenwoordigd.
1.2.
Tegen de niet verschenen [gedaagden] is verstek verleend.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] huurt met ingang van 1 mei 2023 van [eisers] de bedrijfsruimte aan de [adres], tegen een huurprijs van € 1.512,50 per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (verder: de algemene bepalingen) van toepassing verklaard.
2.3.
In de algemene bepalingen is in artikel 23 lid 2, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. (…)”
2.4.
[gedaagden] heeft vanaf juli 2023 een huurachterstand laten ontstaan, die ten tijde van dagvaarding € 4.537,50 bedroeg (juli 2023 tot en met september 2023).

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eisers] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
I. de bedrijfsruimte aan de [adres], met alle daarin aanwezige personen en haar eigendommen te ontruimen en ontruimd te houden binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis met afgifte van de sleutels aan
[eisers];
II. tot betaling van een bedrag van € 7.842,21 aan huurachterstand, boetes en incassokosten;
III. tot betaling van een bedrag van € 1.512,50 per maand vanaf oktober 2023 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde;
IV. tot betaling van de contractuele boete ex artikel 23.2 van de algemene bepalingen voor iedere maand dat [gedaagden] te laat is met het betalen van de huur vanaf 1 oktober 2023 tot aan de datum van ontruiming;
V. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eisers] ten grondslag dat [gedaagden] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst door niet tijdige betaling van de huurpenningen, waardoor een ruime huurachterstand is ontstaan. Deze tekortkoming rechtvaardigt de in deze kort geding procedure gevorderde ontruiming, nu te verwachten valt dat in een eventuele bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen. Verder vordert [eisers] een bedrag van € 6.637,50 aan hoofdsom (€ 4.537,50 aan (drie maanden) huurachterstand en contractuele boete van € 2.100,00 (7 maanden keer € 300,00) en een bedrag van € 1.204,71 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
De vorderingen komen de kantonrechter, behoudens het navolgende, niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen worden toegewezen. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.4. Het gaat in dit geval om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Verder geldt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan reden is, als op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn. De vordering tot ontruiming zal in een bodemprocedure enkel in combinatie met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kunnen worden toegewezen. Daarom zal de kantonrechter in het hierna volgende beoordelen of een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing van de ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
3.5.
Het spoedeisend belang volgt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende uit de aard van de vorderingen. Dit geldt te meer nu als onweersproken vast staat dat [gedaagden] de huur vanaf juli 2023 niet langer betaalt en [eisers] een belang heeft om de bedrijfsruimte zo spoedig mogelijk te kunnen verhuren aan een betalende huurder.
3.6.
De eerste vraag die vervolgens voorligt is of [gedaagden] moet worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] niet ter zitting is verschenen. Daarmee is als onweersproken komen vast te staan dat de huurachterstand ten tijde van dagvaarding gelijkstond aan drie maanden huur. Een huurachterstand van drie maanden betreft een tekortkoming van zodanige aard dat dit in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Daarmee is in deze procedure voldoende aannemelijk geworden dat dit in een bodemprocedure aanleiding zal zijn de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden, zodat vooruitlopen daarop door toewijzing van de gevorderde ontruiming gerechtvaardigd is.
3.7.
De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal daarom worden toegewezen, waarbij de termijn voor de ontruiming op één maand na betekening van dit vonnis zal worden gesteld. [gedaagden] zullen tevens worden veroordeeld tot betaling van de (vaststaande) huurachterstand van juli 2023 tot en met september 2023 ten bedrage van € 4.537,50.
3.8.
[eisers] vordert verder een bedrag van € 2.100,00 aan contractuele boetes over de maanden juli 2023 tot en met september 2023 op grond van artikel 23 lid 2 van de algemene bepalingen. [eisers] interpreteert dit artikel kennelijk zo dat de huurder voor elke maand huurachterstand over iedere maand dat deze niet is betaald, opnieuw een boete van € 300,00 is verschuldigd (het zogenoemde stapelen). De kantonrechter gaat daar in dit voorlopig oordeel niet in mee. De bepaling van dit artikel moet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zo worden gelezen dat er per kalendermaand dat er een huurachterstand is, € 300,00 aan contractuele boete toewijsbaar is. Het voorgaande betekent dat een bedrag van € 900,00 aan contractuele boetes toewijsbaar is over de maanden juli 2023 tot en met september 2023.
3.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 5.437,50 zal worden toegewezen (€ 4.537,50 aan huurachterstand over juli 2023 tot en met september 2023 +
€ 900,00 aan contractuele boetes over de drie voormelde maanden). De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 782,72 (behorende bij een hoofdsom van € 5.437,50). Dit leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 6.220,22, bestaande uit huurachterstand, boetes en incassokosten zal worden toegewezen.
3.10.
[gedaagden] zullen voorts worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 1.512,50 per maand vanaf oktober 2023 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde.
3.11.
De vorderingen tot betaling van de contractuele boete van € 300,00 voor iedere maand dat [gedaagden] te laat is met betalen van de huur vanaf 1 oktober 2023 zal worden afgewezen. In onderhavige procedure is onvoldoende aannemelijk geworden dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, nu het een toekomstige omstandigheid betreft, zodat daarop vooruitlopen bij wijze van voorlopige voorziening niet gerechtvaardigd is.
3.12.
[gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eisers] begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,14
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
906,14
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.14.
Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente omvat een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. De nakosten en de wettelijke rente daarover zullen daarom niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling worden opgenomen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk de bedrijfsruimte aan de [adres], met alle daarin aanwezige personen en haar eigendommen, te ontruimen en ontruimd te houden binnen één maand na betekening van dit vonnis met afgifte van de sleutels aan [eisers];
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 6.220,22 aan huurachterstand, boetes en incassokosten;
4.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 1.512,50 per maand vanaf oktober 2023 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde;
4.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 906,14;
4.5.
veroordeelt [gedaagden] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023. (TD)