ECLI:NL:RBOVE:2023:4027

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
08.276172.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en wapenbezit bij cafetaria in Enschede

De rechtbank Overijssel heeft op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 39-jarige man, die werd verdacht van poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een veerdrukwapen. De verdachte heeft op 8 oktober 2022 geprobeerd een gewapende overval te plegen op een cafetaria in Enschede. Hij droeg een integraalhelm en bedreigde de eigenaresse, [slachtoffer 1], met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, terwijl hij eiste dat zij geld uit de kassa gaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij hij niet alleen de eigenaresse, maar ook de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich melden bij de reclassering en deelnemen aan gedragsinterventies. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €4.439,61 te betalen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële en immateriële schade is vergoed. De rechtbank heeft ook de gevangenneming van de verdachte bevolen, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.276172.22 (P)
Datum vonnis: 16 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.A.A.M. Rupert, advocaat in Haaksbergen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. [slachtoffer 2] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen op cafetaria “ [cafetaria] ” in [plaats] ;
feit 2:een balletjespistool bij zich heeft gedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 8 oktober 2022,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een
persoon, genaamd [slachtoffer 1] (eigenaresse),
te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan cafetaria
“ [cafetaria] ” (gelegen aan de [adres 2] ) en/of die [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- zich voorzien van een geheel of gedeeltelijk over zijn hoofd/gezicht
getrokken helm, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk
bedekt gezicht – zich naar/in voornoemde cafetaria heeft begeven,
-(vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld – zakelijk weergegeven
– dat hij, verdachte, geld wilde hebben en/of dat die [slachtoffer 1] de kassa moest open
maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-(daarbij) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp
aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] heeft
gedreigd, door (met) dat (vuur)wapen op die [slachtoffer 1] te richten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 en/of 27 oktober 2022,
in de gemeente Enschede
een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten een lucht-,gas-en/ofveerdrukwapen (gelijkend op een Colt Double Eagle
pistool) heeft gedragen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 oktober 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 8 oktober 2022, pagina 14 e.v.;
het proces-verbaal van bevindingen betreffende een balletjespistool van 12 november 2022, pagina 90 e.v..
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 8 oktober 2022 in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (eigenaresse), te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan cafetaria “ [cafetaria] ” (gelegen aan de [adres 2] ) en/of die [slachtoffer 1] ,
- zich – voorzien van een over zijn hoofd/gezicht getrokken helm – naar/in voornoemde cafetaria heeft begeven,
- (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, geld wilde hebben en dat die [slachtoffer 1] de kassa moest open maken en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gedreigd, door dat wapen op die [slachtoffer 1] te richten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 8 oktober 2022 in de gemeente Enschede een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een veerdrukwapen (gelijkend op een Colt Double Eagle pistool) heeft gedragen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 54 van de Wet wapens en munitie (Wwm). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 2
de overtreding:
handelen in strijd met artikel 27, lid 1 van de Wwm.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte een lange werkstraf opgelegd moeten worden, naast een forse geheel voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Verdachte moet immers zijn verslaving overwinnen. Hij is op de goede weg en het zou heel jammer zijn als dat zou stagneren doordat verdachte gedetineerd raakt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen op een snackbar. Verdachte is voorzien van een integraalhelm en heeft het slachtoffer onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gesommeerd geld af te geven. Het slachtoffer wist niet dat het wapen ‘slechts’ een veerdrukwapen was. Verdachte heeft het slachtoffer daarmee de stuipen op het lijf gejaagd, puur voor eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de gevoelens en eigendommen van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zich door het handelen van verdachte ernstig bedreigd gevoeld. Uit de toelichting op haar vordering als benadeelde partij komt naar voren dat het incident voor haar een traumatische ervaring is geweest, die in grote mate invloed heeft (gehad) op haar dagelijks leven. Daarnaast draagt het handelen van verdachte bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan, hetgeen de rechtbank hem zeer kwalijk neemt. Dat de overval slechts bij een poging is gebleven, is enkel te danken aan het feit dat het slachtoffer er, na eerdere overvallen, immer voor zorgt dat ze weinig geld in de kassa heeft liggen.
Verder heeft verdachte een balletjespistool gedragen. Ongeoorloofd wapenbezit is volstrekt onaanvaardbaar vanwege de dreiging die daarvan uitgaat voor anderen, hetgeen in deze zaak ook is gebleken.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging mede acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met licht geweld en bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Ten opzichte van het oriëntatiepunt gaat het in onderhavige zaak weliswaar om een poging, maar daar staat als strafverzwarende omstandigheid het gebruik van een (nep)vuurwapen tegenover.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 29 augustus 2023. Hieruit komt naar voren dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het over verdachte op 4 januari 2023 door
[reclasseringswerker] opgemaakte reclasseringsrapport van Tactus Verslavingszorg. Uit dat rapport komt onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van verslavingsproblematiek (onder andere alcohol en gokken). Het gokken is nog altijd een onderdeel van verdachtes leven, maar hij lijkt hiervan de risico’s niet in te zien. Verdachte heeft geen dagbesteding. Zijn netwerk is zeer beperkt en hij lijkt voornamelijk tijd te spenderen met zijn vriendin, die volledig op hem bouwt. Zij ervaren allebei veel stress, omdat hun gezamenlijke zoontje en haar andere drie kinderen uit huis zijn geplaatst. Er is nauwelijks sprake van beschermende factoren, maar wel van responsiviteit. Het risico op recidive en het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Ondanks het feit dat verdachte geen pro-criminele houding laat zien, zijn de laatste drie meldingen bij de politie geweldgerelateerd en er is nog steeds sprake van risicofactoren op het gebied van middelengebruik en financiën. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als laag. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen waar als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie middelengebruik, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en een verbod op kansspelen aan worden gekoppeld.
Op grond van het voorgaande en met name gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk doen zijn om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich andermaal aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank koppelt aan dat voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het meewerken aan de schuldhulpverlening.
Gelet het vorenoverwogene – en de hierna op te leggen gevangenisstraf van aanmerkelijke duur - acht de rechtbank het niet opportuun om voor de overtreding een aparte straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Verdachte wordt bij dit vonnis veroordeeld voor een poging tot gewapende overval; hij is derhalve schuldig bevonden aan een ernstig strafbaar feit. Gelet op deze omstandigheid zal de rechtbank de gevangenneming van verdachte bevelen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.3609,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ziektekosten € 65,29;
- veiligheidsmaatregelen € 3.736,48;
- reiskosten € 4,32.
Ter vergoeding van de proceskosten wordt een bedrag van € 2,52 gevorderd. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de kosten voor de vervangende camerasystemen af te wijzen. Daarnaast is verdachte niet in de woning geweest, dus de kosten die samenvallen met de beveiliging van de woning moeten ook worden afgewezen. De overige materiële schade kan worden toegewezen. Wat betreft de hoogte van het smartengeld heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De rechtbank zal de omvang van de schade onder de post ‘veiligheidsmaatregelen’ begroten op € 1.870,--. Die veiligheidsmaatregelen dienen ertoe om het gevoel van onveiligheid te verminderen en om soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen. Die kosten zijn aldus gemaakt om de ontstane gevoelens van onveiligheid te verminderen en vormen dus rechtstreekse schade. De rechtbank zal die schadepost voor dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De opgevoerde schadeposten (ziektekosten en reiskosten) zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten (totaal € 69,61) toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor de overige materiële schade
(€ 1.866,48) niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
De opgevoerde kosten van het geding (reiskosten) door [slachtoffer 1] gemaakt (€ 2,52) zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, naar billijkheid vaststellen op
€ 2.500,00 en de vordering toewijzen. Daarbij is in het bijzonder gelet op genoemde aard en de ernst van de normschending.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 54 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 62 Sr en op artikel 54 Wwm.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 2
de overtreding:
handelen in strijd met artikel 27, lid 1 van de Wwm;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de veroordeelde gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 of een andere
  • zich laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te
  • niet deelneemt aan kansspelen. De veroordeelde schrijft zich in bij CRUKS;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 4.439,61 (bestaande uit € 1.939,61 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1): van een bedrag van € 4.439,61 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2,52, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.439,61, (zegge: vierduizend vierhonderdnegenendertig euro en eenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 54 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 1.866,48 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bevel gevangenneming
- beveelt de gevangenneming van verdachte. Van dit bevel is een aparte beslissing opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022466280 (onderzoek REGULUS22/ON2R022060). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.