ECLI:NL:RBOVE:2023:4015

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
10393444 \ CV EXPL 23-1078
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen ERES NL XXIX COÖPERATIEF U.A. en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. ERES vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een huurachterstand van € 2.076,93, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden waren in persoon verschenen, maar gedaagde 2 was niet verschenen op de zitting. ERES stelde dat er een huurovereenkomst had bestaan van 27 januari 2022 tot 31 oktober 2022, waaruit een huurachterstand was ontstaan die ondanks aanmaningen onbetaald bleef.

Gedaagde 1 voerde aan dat er gebreken aan de badkamer waren, waardoor hij en gedaagde 2 niet het volledige bedrag aan huur verschuldigd waren. De kantonrechter oordeelde echter dat ERES voldoende had aangetoond dat zij de gebreken had willen verhelpen, maar dat gedaagde 1 geen gelegenheid had gegeven om dit te doen. Hierdoor was het verweer van gedaagde 1 niet succesvol. De kantonrechter wees de vordering van ERES toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, die aan de wettelijke eisen voldeden.

De totale vordering van ERES, inclusief proceskosten, werd vastgesteld op € 3.117,39. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F. Koster.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10393444 \ CV EXPL 23-1078
Vonnis van 10 oktober 2023
in de zaak van
de coöperatie
ERES NL XXIX COÖPERATIEF U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eres,
gemachtigde: L. Kapitein
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
procederend in persoon
en

2.2. [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van Eres,
- de mondelinge behandeling van 11 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Eres vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van een bedrag van € 2.076,93, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten..
2.2.
Eres heeft het volgende aangevoerd. Tussen partijen heeft een huurovereenkomst bestaan, vanaf 27 januari 2022 tot 31 oktober 2022. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand is ondanks aanmaning daartoe onbetaald gebleven.
2.3.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij en [gedaagde 2] weliswaar nog een bedrag aan huur aan Eres verschuldigd zijn, maar niet het gehele door Eres gevorderde bedrag, omdat volgens [gedaagde 1] de badkamer in de huurwoning gebreken vertoonde.
2.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tijdens de zitting is door Eres aangevoerd dat [gedaagde 1] inderdaad contact heeft opgenomen over gebreken aan de badkamer, en dat Eres heeft aangeboden om dit te herstellen. Het is Eres echter niet gelukt om daarvoor een afspraak te maken met [gedaagde 1] . Op deze toelichting heeft [gedaagde 1] niet gereageerd, want hij is niet op de mondelinge behandeling verschenen. De kantonrechter moet de toelichting van Eres daarom als vaststaand aannemen. Daaruit concludeert de kantonrechter dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan Eres geen gelegenheid hebben gegeven om eventuele gebreken aan de badkamer te herstellen. Onder die omstandigheden zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet gerechtigd tot huurprijsvermindering. Dat betekent dat het verweer van [gedaagde 1] niet slaagt. De vordering van Eres zal daarom worden toegewezen.
2.5.
Eres vordert de wettelijke rente over de onbetaald gebleven huurpenningen. Voor toekenning van wettelijke rente is op grond van artikel 6:119 BW vereist dat sprake is van vertraging in de betaling van een geldsom en dat er sprake is van verzuim. Aan deze eisen is voldaan, zodat de wettelijke rente zal worden toegewezen.
2.6.
Eres vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Eres heeft aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 210,09 toegewezen.
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
1.824,30
- rente
42,54
- buitengerechtelijke incassokosten
210,09
+
Totaal
2.076,93
2.8.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Eres als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
277,46
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
1.040,46
2.9.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan Eres te betalen een bedrag van € 2.076,93, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.824,30, met ingang van 25 januari 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Eres tot dit vonnis vastgesteld op € 1.040,46,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023. (wv)