6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van medewerkers van GGNet De Boog. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van medewerkers van de RIBW. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en aan hen pijn toegebracht. Dat deze slachtoffers tijdens de uitoefening van hun functie worden mishandeld en/of bedreigd is onacceptabel.
- Strafblad
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 8 augustus 2023 komt naar voren dat verdachte eerder voor soortgelijke (gewelds)feiten is veroordeeld.
- Rapportages
Pro Justitia
Psychiater C. van Gestel en arts in opleiding tot psychiater L. Brakema, beiden verbonden aan het NIFP, hebben op 5 oktober 2022 over verdachte gerapporteerd in het kader van de strafzaak onder parketnummer 08.142805.22.
Uit dat rapport komt naar voren dat verdachte lijdt aan (vooralsnog therapieresistente) schizofrenie. Mogelijk was er eerder in zijn leven sprake van een autismespectrumstoornis. De laatste jaren is het onmogelijk gebleken om dit nog vast te stellen door de chronisch floride psychotische toestand waarin verdachte verkeerde. Verdachte was ook ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten in een floride psychotische toestand, waardoor ook zijn gedragskeuzes werden bepaald. Op grond van de schizofrenie heeft verdachte een zeer beperkte draagkracht. De last van het gewone leven is hem snel teveel en voedt impulsdoorbraken. Er lijkt geen sprake te zijn geweest van de directe invloed van wanen en hallucinaties in de totstandkoming van de hem tenlastegelegde feiten.
Geadviseerd wordt om verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen, hoewel verdachte maar in zeer beperkte mate over zijn vrije wil beschikt zou kunnen hebben.
Er is sprake van een matig-hoge kans op geweldsrecidive, waarbij het risico op enig geweld als hoog wordt ingeschat en het risico op ernstig lichamelijk letsel bij derden als matig. De stoornis van verdachte is aan te merken als de meest relevante risicofactor, omdat verdachte daardoor over weinig draagkracht beschikt, maar ook omdat behandeling vooralsnog beperkt effectief is geweest. Verdachte is aangewezen op continue zorg en zijn maatschappelijke inbedding is beperkt en zal dit naar verwachting ook blijven. De psychiater en psychiater i.o. achten het van belang dat verdachte weer in een klinische setting (FPA) behandeld wordt. Deze behandeling ziet op een nieuwe inzet van clozapine, die mogelijk nog kan leiden tot vermindering van symptomen en verbetering in functioneren. Vooralsnog is niet duidelijk of en in welke mate er vervolgens ruimte is voor resocialisatie in de vorm van terugkeer naar een beschermde woonvorm en ambulante zorg. Voorzien wordt door de onderzoekers dat het wijzer is hem langdurig te hospitaliseren als zijn draagkracht en functioneren op het huidige niveau blijven. Geadviseerd wordt om dit traject te realiseren binnen de gecombineerde kaders van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel en een zorgmachtiging conform schakelartikel 2:3 Wfz. De onderzoekers adviseren de opname op een FPA als bijzondere voorwaarde op te leggen, waarmee plaatsing in een dergelijke setting te garanderen is en er reclasseringstoezicht is dat sowieso de ‘forensische scherpte’ in de bejegening van verdachte borgt. Daarnaast kan als voorwaarde opgelegd worden dat verdachte ook ambulante behandeling en een beschermende woonplek accepteert, ook al is het nu nog onduidelijk of op die manier voldoende zorg aan verdachte geboden kan worden.
Verdachte is vooralsnog gemotiveerd voor een opname op een FPA, maar minder voor
mogelijk noodzakelijke medicatiewijzigingen, of voor andere interventies die de veiligheid
binnen de aangewezen kliniek/afdeling moeten garanderen. Gezien de therapieresistente
schizofrenie en het niveau van functioneren van verdachte, is duurzame overeenstemming over alle aspecten van behandeling ook niet te verwachten. Een zorgmachtiging biedt de behandelaar de mogelijkheid om bepaalde interventies (medicatie, insluiting, beperking bewegingsvrijheid etc.) in te zetten ondanks verzet van verdachte, zonder dat daarmee zijn opname in het geding komt. De onderzoekers zijn zich bewust van de ingewikkeldheid van de geadviseerde constructie, maar voorzien dat het opleggen van bijzondere voorwaarden alleen onvoldoende zal zijn om te komen tot een doelmatig behandeltraject. Omdat de feiten relatief beperkt van ernst zijn, het risico op herhaling (en met name op escalatie) niet hoog is en de noodzakelijke interventies realiseerbaar zijn in de voornoemde kaders, zien de onderzoekers geen noodzaak om een zwaardere maatregel, in de vorm van een terbeschikkingstelling, te adviseren.
Op 16 juni 2023 is door C. van Gestel, psychiater en C. Hilbink, arts in opleiding tot psychiater aanvullend over verdachte gerapporteerd naar aanleiding van het plegen van nieuwe strafbare feiten tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Verdachte was ten tijde van dit onderzoek dermate ontregeld dat hij niet aan het onderzoek heeft kunnen meewerken. Doordat het onderzoek te beperkt is geweest, kunnen de onderzoekers niet adviseren verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten, maar niet valt uit te sluiten dat de psychotische belevingen zo prominent waren dat er van vrije wil niet of nauwelijks sprake is geweest. De kans op geweldsrecidive wordt ingeschat als hoog, waarbij het risico op enig geweld als hoog wordt ingeschat en het risico op ernstig lichamelijk letsel bij derden als matig. Overigens zien de onderzoekers in de huidige
aan verdachte ten laste gelegde feiten nog immer geen escalerende geweldsspiraal. Deze taxatie betreft een situatie waarin verdachte zonder verdere zorg op vrije voeten komt.
De onderzoekers adviseren evenwel opnieuw om het in de vorige rapportage geschetste noodzakelijke traject te realiseren binnen de gecombineerde kaders van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel en een zorgmachtiging conform schakelartikel 2:3 Wfz. Ondanks dat verdachte twee nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd tijdens zijn opname in een klinische setting, blijven de onderzoekers bij het advies dat verdachte wordt opgenomen in een klinische setting. Dit omdat er geen alternatief is. Verdachte is dermate ontregeld dat ambulante behandeling niet veilig haalbaar is. Plaatsing in een kliniek met een voldoende hoog beveiligingsniveau alleen is evenwel niet voldoende. Verdachte zal in het begin van zijn behandeling ook de noodzakelijke behandeling en zorg opgedrongen, dan wel opgelegd moeten krijgen. Dit zou in de eerste plaats een betere instelling op medicatie (clozapine) moeten behelzen. De onderzoekers adviseren de opname als bijzondere voorwaarde op te leggen, waarmee plaatsing in een dergelijke setting langduriger te garanderen is. Daarnaast kan als voorwaarde opgelegd worden dat verdachte ook ambulante behandeling en een beschermende woonplek accepteert, ook al is het nu nog onduidelijk of op die manier veilig voldoende zorg aan verdachte geboden kan worden. De zorgmachtiging zou dan tenminste medicatie, insluiting en toezicht moeten borgen, zodat verdachte ook veilig kan verblijven in een kliniek als hij daaraan (tijdelijk) niet wil meewerken. In principe zal verdachte zijn leven lang op zorg en behandeling zijn aangewezen.
Aan het onderzoek met de psycholoog, drs. T.E.G.A. Oosterhof, heeft verdachte niet mee willen werken, zo blijkt uit de rapportage van 10 juli 2023.
Tussenconclusie
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiaters (i.o.) over en is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Reclassering
Over verdachte is ook door de reclassering gerapporteerd. Onder andere is op 17 juli 2023 door [reclasseringswerker], als reclasseringswerker werkzaam bij Tactus verslavingszorg, een rapport uitgebracht. Uit die rapportage komt naar voren dat verdachte in contacten onvoorspelbaar en onberekenbaar is. Gedurende verschillende reclasseringstoezichten heeft verdachte zich agressief uitgelaten en/of agressief gedrag laten zien naar verschillende hulpverleners en de reclassering. Het risico op recidive, letsel en onttrekken aan de voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Het ontbreekt verdachte aan beschermende factoren; hij heeft geen vaste verblijfplaats, geen steunend sociaal netwerk en geen dagbesteding. Naast de problemen op de praktische leefgebieden ontbreekt het verdachte aan ziektebesef en -inzicht (passend bij schizofrenie). Geadviseerd wordt om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of verdachtes gedrag te veranderen.
Zorgmachtiging
De geneesheer-directeur van GGNet regio Zutphen-Warnsveld heeft bij brief van 26 juni 2023 laten weten dat verdachte in het kader van een zorgmachtiging niet (weer) bij GGNet op de FPA kan worden opgenomen, omdat opname bij GGNet niet doelmatig is, een zorgplan niet uit te voeren, een hoger beveiligingsniveau nodig is en een zorgplan ook door logistieke problemen niet opgesteld kan worden.
De geneesheer-directeur van Mediant heeft bij brief van 14 augustus 2023 zijn bevindingen kenbaar gemaakt. Het zorgplan voldoet niet aan de uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz. De geneesheer-directeur is van mening dat het niet noodzakelijk is om een zorgmachtiging te verlenen. Een verplichte behandeling in de reguliere GGZ zoals Mediant in het kader van een zorgmachtiging is niet doelmatig en veilig. Delictpreventie en risicotaxatie zijn geen vast onderdeel van een behandeling in de reguliere GGZ, omdat de medewerkers hierin niet geschoold/bekwaam zijn. Wel wordt in overweging gegeven om een instelling met forensische expertise en behandelkaders (zoals Dimence) aan te wijzen om de doelmatigheid, veiligheid en proportionaliteit van een zorgmachtiging te onderzoeken.
Op 18 september 2023 heeft de geneesheer-directeur van Dimence zijn (negatieve) bevindingen geuit. In het zorgplan en de medische verklaring wordt beschreven dat er weliswaar psychiatrische problematiek is waaruit ernstig nadeel voortvloeit en dat het van belang is dat verdachte zijn medicatie blijft gebruiken om het risico te verminderen echter, er wordt ook uitgelegd dat de zorgmachtiging niet doelmatig is om het gevaar af te wenden en dat de veiligheid van zorgverleners onvoldoende gewaarborgd kan worden.
- Afdoening
TBS-maatregel
Met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde TBS-maatregel overweegt de rechtbank dat de door verdachte gepleegde bedreiging een feit is dat expliciet in artikel 37a Sr benoemd wordt en waarvoor deze maatregel opgelegd zou kunnen worden. Voor de door verdachte gepleegde mishandelingen geldt dat niet. Ook voor het overige is aan de wettelijk gestelde vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel voldaan.
De rechtbank deelt de zorg die uit de gedragsdeskundige rapportages spreekt en onderkent het belang en de noodzaak van behandeling van de bij verdachte vastgestelde problematiek. De rechtbank stelt wel voorop dat de TBS-maatregel een zeer ingrijpende maatregel en niet zelden een langdurige vrijheidsbenemende maatregel betreft, die dan ook niet lichtvaardig dient te worden opgelegd. Bij de beoordeling hiervan dienen mede de aard en de ernst van het indexdelict en de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij te worden betrokken. Door de deskundigen wordt het risico op fysiek letsel ingeschat als hoog, waarbij wordt opgemerkt dat in de onderhavige door verdachte gepleegde feiten nog geen escalerende geweldsspiraal wordt gezien. Naar het oordeel van de rechtbank kan een dergelijke escalerende spiraal ook niet worden opgemaakt uit verdachtes strafblad. Daar staan twee eerdere veroordelingen uit 2018 en 2021 op wegens geweldsfeiten, gepleegd op 5 maart 2018 en 27 november 2019. Daarna heeft verdachte zich in het kader van onderhavige strafzaak ‘pas’ op 5 en 8 juni 2022 weer schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. In het kader van de schorsing van verdachtes voorlopige hechtenis in die strafzaak is verdachte geplaatst bij Mediant. Daar is, voor zover bekend, geen sprake geweest van (fysiek) geweld richting hulpverleners. Het opleggen van de TBS-maatregel acht de rechtbank, in het licht van de gegeven onderbouwing, in dit geval te verstrekkend. Geen van de deskundigen heeft een dergelijke maatregel geadviseerd. Dat een zorgmachtiging niet kan worden afgegeven omdat (onder meer) niet is voldaan aan het doelmatigheidsvereiste, kan niet zonder meer leiden tot de conclusie dat de TBS-maatregel proportioneel en aangewezen is. Bovendien strookt dit niet met het advies van de deskundigen dat een TBS-kader niet is aangewezen.
Ambtshalve zorgmachtiging
Zoals gesteld deelt de rechtbank de zorg die uit de gedragsdeskundige rapportages spreekt en onderkent het belang en de noodzaak van behandeling van de bij verdachte vastgestelde problematiek. In dat verband heeft de rechtbank de mogelijkheden van het ambtshalve afgeven van een zorgmachtiging onderzocht, maar dat is niet uitvoerbaar gebleken.
Gevangenisstraf
Nu een TBS-maatregel te verstrekkend is, een ambtshalve zorgmachtiging niet uitvoerbaar is gebleken en voor een straf met bijzondere voorwaarden geen ruimte is, zijn er geen andere mogelijkheden voor de strafrechter dan af te straffen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op hetgeen hiervoor is uiteengezet over de persoon van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Alles afwegend zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 387 dagen met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Dat betekent dat op de vonnisdatum nog een gevangenisstraf van twee weken resteert.