ECLI:NL:RBOVE:2023:3997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
10498219 \ CV EXPL 23-1038
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huur, servicekosten en herstelkosten na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vordert de eiser, die een woning verhuurde aan de gedaagden, betaling van nog verschuldigde huur, servicekosten en herstelkosten. De gedaagden hebben de huurovereenkomst opgezegd en de sleutels ingeleverd, maar hebben niet betwist dat zij nog een bedrag van € 193,33 aan huur en € 43,65 aan servicekosten verschuldigd zijn. De eiser stelt daarnaast dat de woning niet in goede staat is opgeleverd, wat heeft geleid tot herstelkosten van € 815,53. De gedaagden hebben hun verweer tegen deze herstelkosten onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank hen heeft veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen.

De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling waarbij de gedaagden niet aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 16 april 2015 is ondertekend en dat de gedaagden de woning niet in de oorspronkelijke staat hebben opgeleverd. De eiser heeft bewijs geleverd van de gemaakte herstelkosten en de rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor deze kosten. De rechtbank heeft de gedaagden ook veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij ongelijk hebben gekregen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de gedaagden een totaalbedrag van € 1.266,67 moeten betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter A.A. Smit op 10 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10498219 \ CV EXPL 23-1038
Vonnis van 10 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] verhuurde een woning aan [gedaagden]. Op een gegeven moment hebben [gedaagden] de huurovereenkomst opgezegd en de sleutels ingeleverd. Volgens [eiser] zijn [gedaagden] nog een bedrag van € 193,33 aan huur en een bedrag van € 43,65 aan servicekosten verschuldigd. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagden] de woning niet behoorlijk hebben opgeleverd en dat zij daarom een bedrag van € 815,53 aan herstelkosten heeft moeten maken. Zij vordert betaling van deze bedragen. [gedaagden] voeren verweer.
1.2.
[gedaagden] hebben niet betwist dat zij de genoemde huur en servicekosten verschuldigd zijn, zodat de kantonrechter deze toewijst. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat [gedaagden] hun verweer tegen de herstelkosten onvoldoende hebben onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan en ook de gevorderde herstelkosten worden toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juli 2023,
- de mondelinge behandeling van 3 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagden] zijn op die mondelinge behandeling niet verschenen,
- de akte na mondelinge behandeling met producties van [eiser].
[gedaagden] zijn in de gelegenheid gesteld om op de (inhoud van de) akte van
[eiser] te reageren, maar hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 16 april 2015 hebben partijen een huurovereenkomst ondertekend voor de verhuur van de woning aan de [adres] door [eiser] aan [gedaagden], voor een huurprijs van € 725,25 per maand. Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van [eiser] van toepassing verklaard.
3.2.
Bij vonnis van 15 december 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagden] veroordeeld tot ontruiming van de woning. De ontruiming heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden en de huurovereenkomst is voortgezet.
3.3.
Begin 2022 hebben [gedaagden] de huurovereenkomst opgezegd en de sleutels ingeleverd.
3.4.
Op 2 maart 2022 heeft een eindopname plaatsgevonden en heeft [eiser] per brief aan [gedaagden] medegedeeld dat de woning niet in correcte staat was achtergelaten. [gedaagden] hebben vervolgens de gelegenheid gekregen om zelf herstelwerkzaamheden te verrichten en zij hebben daar gebruik van gemaakt. Op 8 maart 2022 hebben zij de sleutels van de woning weer bij [eiser] ingeleverd.
3.5.
Op 9 maart 2022 heeft een tweede eindopname plaatsgevonden en heeft [eiser] per brief aan [gedaagden] medegedeeld dat de woning (nog steeds) niet in correcte staat was achtergelaten en dat zij herstelwerkzaamheden zou (laten) uitvoeren voor een bedrag van € 815,53.
3.6.
Op 31 maart 2022 heeft [eiser] een eindafrekening naar [gedaagde 1] gestuurd van € 1.052,51, bestaande uit een bedrag van € 43,65 aan servicekosten, € 193,33 aan huur en € 815,53 aan herstelkosten.
3.7.
Op 18 juli 2022 heeft [eiser] [gedaagden] gesommeerd tot betaling van het bedrag van € 1.052,51.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat [gedaagden] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.266,67 (bestaande uit een bedrag van € 1.052,51 aan hoofdsom, € 23,13 aan rente tot en met 8 mei 2023 en € 109,03 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.052,51 vanaf 8 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagden] worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[eiser] stelt dat [gedaagden] de huurovereenkomst per 8 maart 2022 hebben opgezegd en dat zij nog een bedrag van € 193,33 aan huur voor de maand maart 2022 en een bedrag van € 43,65 aan servicekosten voor het jaar 2021 verschuldigd zijn. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagden] de woning niet behoorlijk hebben opgeleverd. Zij hebben gelegenheid gekregen om herstelwerkzaamheden te verrichten, maar hebben volgens [eiser] niet alle punten opgelost. [eiser] heeft de overige herstelwerkzaamheden daarom zelf laten verrichten. Volgens [eiser] komen de kosten hiervan neer op een bedrag van € 815,53 en komen deze kosten voor rekening van [gedaagden].
4.3.
[gedaagden] voeren verweer.
Volgens hen wil [eiser] wraak nemen voor een voorval dat twee jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. [gedaagde 1] werd toen volgens hem vals beschuldigd door de buurvrouw. Vanwege dit voorval zijn [gedaagden] ook bij [eiser] weggegaan. [gedaagde 1] voert aan dat [eiser] niet wilde langskomen voor de oplevering van de woning, omdat hij corona had. Hij zou nog worden gebeld voor een nieuwe afspraak, maar dat is nooit gebeurd. Volgens [gedaagde 1] heeft hij de woning helemaal alleen leeggehaald en netjes achtergelaten en heeft hij zijn best gedaan in de zware omstandigheden waarin hij toen zat. [gedaagde 2] had toen namelijk twee miskramen en een beroerte gehad. Daarnaast voeren [gedaagden] aan dat de woning (ook) niet schoon was bij het begin van de huur, dat zij dachten dat iedereen in de appartementen dezelfde douchecabines had en dat zij niet weten hoe de wasbak kapot is gegaan. In de wasbak zat volgens hen wel een lijntje, maar niet echt een scheur.
Ten slotte voert [gedaagde 1] aan dat hij ook nog een vordering op [eiser] heeft en dit gaat uitzoeken.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Huur en servicekosten
5.1.
[gedaagden] hebben niet betwist dat zij nog een bedrag van € 193,33 aan huur voor de maand maart 2022 en een bedrag van € 43,65 aan servicekosten voor het jaar 2021 verschuldigd zijn. Deze bedragen zullen dan ook worden toegewezen.
Herstelkosten
5.2.
Op grond van artikel 7:224 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geldt dat, als er een beschrijving van de huurwoning is opgemaakt, de huurder de huurwoning bij het einde van de huur weer in dezelfde staat moet opleveren als waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard. De woning moet dus in de oorspronkelijke staat worden opgeleverd.
5.3.
[eiser] heeft de huurovereenkomst met bijbehorende opleveringslijst overgelegd, waaruit blijkt dat de woning bij aanvang van de huur geen gebreken had, behalve dat het bouwbehang in één van de slaapkamers beschadigd was. [gedaagden] moesten de woning dan ook weer in diezelfde staat opleveren.
5.4.
Tussen partijen staat vast dat zij geen gezamenlijke vooropname van de woning hebben gehouden vóórdat [gedaagden] de woning hebben verlaten. Partijen hadden hier wel een afspraak voor gemaakt, maar op het moment dat de afspraak zou plaatsvinden, had [gedaagde 1] corona. Partijen hebben daarna geen nieuwe afspraak gemaakt. Nadat [gedaagden] de woning hebben verlaten, heeft [eiser] wel een eindopname van de woning uitgevoerd. Zij heeft haar bevindingen per brief met [gedaagden] gedeeld en hen in de gelegenheid gesteld om zelf herstelwerkzaamheden te verrichten. Daar hebben [gedaagden] gebruik van gemaakt.
5.5.
Nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de sleutels weer hadden ingeleverd, heeft [eiser] een tweede eindopname gemaakt. Uit de brief van de tweede eindopname blijkt dat een aantal punten waren verholpen, maar dat er volgens [eiser] nog steeds een aantal herstelwerkzaamheden moesten plaatsvinden, namelijk: het schoonmaken van de woning, het gronden van de binnendeur inclusief kozijn, het verwijderen van de douchewand en losse kasten, het schoonmaken van tegelwerk in de badkamer, het vervangen van de wastafel en het reinigen van de keuken. [eiser] heeft deze werkzaamheden daarom zelf laten uitvoeren. Dat deze werkzaamheden nodig waren, heeft zij onderbouwd met foto’s van de woning na oplevering door [gedaagden].
5.6.
[gedaagden] hebben als verweer slechts aangevoerd dat zij de woning netjes hebben achtergelaten, dat de woning (ook) niet schoon was bij het begin van de huur, dat zij dachten dat iedereen in de appartementen dezelfde douchecabines had, dat zij niet weten hoe de wasbak kapot is gegaan en dat [gedaagde 1] nog een tegenvordering op [eiser] heeft. Zij hebben hun verweer echter op geen enkele wijze onderbouwd en zijn ook niet op de mondelinge behandeling verschenen om hun verweer nader toe te lichten. Aan het verweer van [gedaagden] zal dan ook als onvoldoende onderbouwd voorbij worden gegaan.
5.7.
Nu het verweer van [gedaagden] niet wordt gevolgd, moet ervan uit worden gegaan dat zij de woning niet in de juiste staat hebben opgeleverd. Zij zijn dan ook aansprakelijk voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden.
5.8.
Bij akte na mondelinge behandeling heeft [eiser] twee facturen overgelegd om te onderbouwen dat zij de gestelde herstelkosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Het betreft een factuur van een schoonmaakbedrijf van € 573,38 inclusief btw en een factuur van een bouwbedrijf van € 242,17 inclusief btw. Dit komt in totaal neer op een bedrag van € 815,55. Aangezien [eiser] echter betaling van een bedrag van € 815,53 aan herstelkosten vordert, zal dit bedrag worden toegewezen.
Wettelijke rente
5.9.
De gevorderde rente is op de wet (artikel 6:119 BW) gegrond en niet weersproken en zal dan ook worden toegewezen, met uitzondering van het volgende.
5.10.
[eiser] vordert een bedrag van € 23,13 aan wettelijke rente tot en met 8 mei 2023 en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 8 mei 2023. Nu de rente tot en met 8 mei 2023 echter al in het gevorderde bedrag aan rente is inbegrepen, zal de rente worden toegewezen vanaf 9 mei 2023.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
[eiser] vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft op 18 juli 2022 een aanmaning naar [gedaagden] gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding van € 191,03 inclusief btw komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
5.12.
[gedaagden] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
totaal
850,49
5.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.14.
De veroordeling in de proceskosten en de nakosten wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.266,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.052,51, met ingang van 9 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 850,49,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023.