ECLI:NL:RBOVE:2023:3993

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
71.057057.22 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het handelen in harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en MDMA, alsook aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en verblijf in een instelling voor begeleid wonen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn beperkte strafblad en de noodzaak voor begeleiding om recidive te voorkomen. De uitspraak volgt op een openbare terechtzitting op 27 september 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op grote schaal heeft gehandeld in verdovende middelen, waarbij gebruik werd gemaakt van moderne communicatiemiddelen zoals Telegram. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich bewust was van de illegale aard van zijn activiteiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving benadrukt, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.057057.22 (P) (LP)
Datum vonnis: 11 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Lelystad te Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Ploegmakers, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 10 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met (een) ander(en), opzettelijk, harddrugs heeft uitgevoerd;
feit 2:samen met (een) ander(en), opzettelijk harddrugs, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3:samen met (een) ander(en), 39 XTC pillen en 72,4 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4:een pistool voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 6 juni 2022 te [locatie], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of inetamfetamine en/of XTC (bevattende MDMA en/of amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of PMMA)
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine en/of XTC (bevattende MDMA en/of
amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy
MDA en/of PMMA) (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 6 juni 2022 te
[locatie], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelíjk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of metamfetamine, en/of XTC (bevattende MDMA
en/of amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-
hydroxy MDA en/of PMMA), zijnde coca~ine en/of MDMA (3,4
methyleendioxymethamfetamine) en/of metamfetamine, en/of XTC (bevattende MDMA
en/of amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-
hydroxy MDA en/of PMMA) (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
3.
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te [locatie], althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of ineer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
39, althans een of ineer- XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of ongeveer 72,4 gram cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (een) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 maart
2022 tot en met 29 april 2022 te [locatie], in elk geval in Nederland, een wapen van
categorie III, te weten een pistool (Glock/17 Gen 5), voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op 2 augustus 2021 is een verzoek tot overname strafvervolging uit België ontvangen met betrekking tot een onbekende, vermoedelijk in Nederland verblijvende, verdachte die twaalf soorten drugs aanbood via het telegramaccount met de naam “[accountnaam 1]” en claimde drugs wereldwijd per post te versturen. Naar aanleiding van dit verzoek [1] werd onderzoek 26Hailsham opgestart.
In het proces-verbaal van het onderzoek 26Hailsham [2] en waarin de verdenking tegen verdachte wordt omschreven, worden feiten en omstandigheden genoemd waaruit naar voren komt dat de verdachte [medeverdachte 1], in samenwerking met [medeverdachte 2] en [verdachte], op grote schaal heeft gehandeld in verdovende middelen (en medicijnen). Verder komt naar voren dat de verdachten deze verdovende middelen hebben uitgevoerd naar het buitenland. Bij deze handel is gebruik gemaakt van de applicatie Telegram om te adverteren, maar ook over de apps Signal en Wickr zijn chatgesprekken gevoerd die wijzen op de handel in verdovende middelen en medicijnen. Er zijn postpakketten naar het buitenland gestuurd. Er zijn diverse verzendbewijzen van deze postpakketten tijdens de doorzoeking in de woningen van de verdachten aangetroffen. Ook werden afbeeldingen van deze verzendbewijzen op de in beslag genomen telefoons gevonden. Uit verschillende observaties is gebleken dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] drugs leveren of ophalen op verschillende plaatsen in Nederland. Tijdens doorzoekingen in de woningen van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn verdovende middelen en geneesmiddelen aangetroffen. In de woning van verdachte [medeverdachte 1] zijn daarnaast een vuurwapen en munitie aangetroffen. Tijdens het onderzoek werden op de in beslag genomen mobiele telefoons foto’s aangetroffen waarop [verdachte] afgebeeld staat met één of meerdere (vuur)wapens.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie vindt dat de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten wel kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte deze feiten binnen de gehele ten laste gelegde periode “tezamen en in vereniging met een ander of anderen” heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4 acht de officier van justitie met name redengevend de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting op 27 september 2023, dat het wapen dat in zijn woning is aangetroffen zijn wapen was en dat dat het enige wapen was dat hij in zijn bezit heeft gehad. Het wapen is onderzocht en uit het onderzoek komt naar voren dat het een vuurwapen van categorie III betreft. Verdachte is gefotografeerd met een wapen in handen. Hij heeft verklaard dat dat wapen in het huis van [medeverdachte 1] (de roepnaam van [medeverdachte 1]) lag. Verdachte heeft beschikkingsmacht gehad over dat wapen, aldus de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de rol van verdachte bij dit feit beperkt is. Hoewel sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1], wat verdachte ook bekent, kan die samenwerking slechts vastgesteld worden voor een beperkte hoeveelheid verzendingen van drugs naar het buitenland.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte, voor wat betreft de handel in verdovende middelen, heeft verklaard dat hij op verschillende momenten bezorgingen voor zijn broer [medeverdachte 2] heeft gedaan. Er is een nauwe en bewuste samenwerking te constateren, waarbij verdachte op aansturen van [medeverdachte 2] bezorgwerkzaamheden heeft verricht. Voor het medeplegen van de handel in verdovende middelen met [medeverdachte 1] ontbreekt volgens de raadsvrouw het wettige en overtuigende bewijs.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadvrouw vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de in beslag genomen drugs zijn aangetroffen in een gesloten kast in de slaapkamer van [medeverdachte 2], de broer van verdachte. Uit het dossier volgt niet dat verdachte wetenschap had van die verdovende middelen of dat hij daar toegang toe had.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet door een deskundige is vastgesteld dat het wapen dat op de foto’s te zien is het wapen is dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1]. Daarmee kan in beginsel niet worden vastgesteld dat verdachte heeft beschikt over een vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie (hierna WWM). Subsidiair, voor zover de rechtbank tot de conclusie komt dat het wapen dat op de foto’s te zien is hetzelfde wapen is, is sprake van beschikkingsmacht voor zeer korte duur, hetgeen een sterk matigend effect op de strafmaat moet hebben.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Ten aanzien van feit 1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 februari 2022 werd tijdens een observatie gezien dat door [verdachte] (hierna ook [verdachte] te noemen) een doos en een tas van Albert Heijn gevuld met pakketten werd opgehaald bij [medeverdachte 1]. Beide verdachten droegen (latex) handschoentjes. [verdachte] heeft de doos en de tas naar het PostNL-punt in de winkel van [bedrijf] gebracht waar hij de pakketten ter verzending heeft aangeboden. Bij het uitkijken van de camerabeelden van [bedrijf] van 10 februari 2022 is te zien dat [verdachte] de winkel binnenkomt met een witte doos onder zijn rechterarm en een grote blauwe bigshopper van de Albert Heijn in zijn linkerhand. Hij zet de witte doos en de enveloppen op de balie, die vervolgens door de medewerker worden gewogen. [verdachte] ontvangt na elke weging een reçu. Na de afgifte van alle postpakketten doet [verdachte] één van zijn handschoenen uit en telt het geld dat hij eerder uit zijn broekzak heeft gepakt. Hij overhandigt enkele biljetten aan de man achter de balie. Nadien is gezien dat [verdachte] terugreed naar [medeverdachte 1].
De doos en de pakketten zijn door de politie in beslag genomen. Vier pakketten bleken bestemd voor Duitsland, één pakket was bestemd voor [naam], één pakket was bestemd voor Roemenië en één pakket was bestemd voor Canada. Door de Forensische dienst werd onderzoek verricht aan de enveloppen, de pakketten en de doos. In de pakketten werden wit poeder en tabletten aangetroffen. In de doos twee beige brokken. Het poeder, de tabletten en de brokken zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI). Uit dit onderzoek bleek dat de tabletten MDMA bevatten en het witte poeder cocaïne. De brokken (500 gram per stuk) uit de doos (AUS01.01.008) die was gericht aan een persoon in Canada zijn positief getest op MDMA.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 10 februari 2022 pakketten heeft weggebracht. Hij deed dit omdat hij hiermee makkelijk en snel geld kon verdienen. Hij heeft bovendien verklaard dat hij wist dat het “foute handel” was. Het dragen van (latex) handschoenen door verdachte, met het kennelijke doel te voorkomen dat zijn biologische sporen en vingerafdrukken op de pakketten zouden worden aangetroffen, en de verklaring van verdachte ter terechtzitting brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt om opzettelijk postpakketten met daarin verdovende middelen naar het buitenland te verzenden, waarbij hij de taak vervulde om de postpakketten daadwerkelijk af te leveren bij PostNL. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] opzettelijk cocaïne en MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met [medeverdachte 2] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 2]) heeft samengewerkt om pakketten met verdovende middelen naar het buitenland te verzenden, zodat medeplegen van uitvoer van verdovende middelen met [medeverdachte 2] niet kan worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van vorenstaande bewijsoverwegingen en op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), verder zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [3]
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2023, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van de verdachte.
- Het proces-verbaal van observatie d.d. 10-02-2022, blz. 1016-1024;
- Het proces-verbaal van bevindingen videobeelden [bedrijf], blz. 1032 t/m 1040;
- Het proces-verbaal van uitkijken camerabeelden, blz. 1044 t/m 1051;
- Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [medeverdachte 1].01, blz. 418 t/m 459;
- Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen postpakketten, blz. 1025 t/m 1028;
- Het proces-verbaal van openen poststuk, blz.1029 t/m 1031;
- Het proces-verbaal bevindingen openen poststuk AUS.01.01.001, blz. 1041 t/m 1043;
- Het proces-verbaal forensisch onderzoek verdovende middelen blz. 1194 t/m 1196;
- Een deskundigenverslag van het Nederlands forensisch Instituut (hierna NFI) aanvraag 001, blz. 197;
- Het proces-verbaal forensisch onderzoek verdovende middelen, blz. 1198 t/m 1206;
- Het proces-verbaal forensisch onderzoek verdovende middelen, blz. 1230 t/m 1238;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 012, blz. 1248;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 013, blz. 1249;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 014, blz. 1239;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 017, blz. 1247;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 019, blz. 1242;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 020, blz. 1243;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 021, blz. 1244;
- Het proces-verbaal forensisch onderzoek verdovende middelen, blz. 1265 t/m 1267;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 009, blz. 1268;
- Een deskundigenverslag van het NFI, aanvraag 008, blz. 1269;
- Het proces-verbaal forensisch onderzoek verdovende middelen, blz. 1270.
3.4.2.
Ten aanzien van feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit onderzoek in de Iphone 11 van [medeverdachte 2] en de Iphone 11 van [verdachte] bleek dat [medeverdachte 2] en [verdachte] vrijwel dagelijks chatgesprekken met elkaar voerden over de handel in verdovende middelen. Op de telefoon van [medeverdachte 2] werd ook een advertentie aangetroffen van een persoon onder de naam "[accountnaam 2]". Onder deze naam werden grote hoeveelheden en verschillende types verdovende middelen aangeboden. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het account "[accountnaam 2]". [medeverdachte 2] verwerkte de bestellingen en [verdachte] leverde de bestellingen – bestaande uit pakketjes met pillen en cocaïne – af. Uit de chatgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] de locaties doorgaf aan [verdachte], waarna [verdachte] vervolgens liet weten of de levering gelukt was.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte tezamen en in vereniging met zijn broer [medeverdachte 2] de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen in [locatie] heeft verhandeld.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit ook tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [4]
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2023, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van de verdachte;
- Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [medeverdachte 2].01, blz. 821 t/m 898;
- Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] LI045.10.01.001, blz. 471 t/m 556;
- Het proces-verbaal verhoor van de verdachte [medeverdachte 2], [code 1], blz. 104;
3.4.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Er is geen bewijsmiddel waaruit kan blijken dat [verdachte] wetenschap had van de drugs op de slaapkamer van zijn broer.
3.4.4
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [5]
Tijdens de doorzoeking op 7 juni 2023 in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres] te [locatie] is een wapen aangetroffen. [6] Dit wapen is onderzocht en uit het onderzoek kwam naar voren dat dit wapen een vuurwapen is van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (Glock/ 17 Gen 5). [7] [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting op 27 september 2023 [8] verklaard dat het pistool dat op 7 juni 2022 in zijn woning is aangetroffen van hem is en dat dit het enige wapen is dat hij in zijn bezit heeft gehad.
Op de Iphone 11 van [medeverdachte 2] werden meerdere foto's van personen aangetroffen die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthielden. Één van deze personen op de afbeeldingen is geïdentificeerd als [verdachte]. Uit de afbeeldingen blijkt dat [verdachte] op meerdere momenten een vuurwapen voorhanden heeft gehad. [9]
De verbalisant relateert dat het wapen dat verdachte op die foto’s in zijn hand vasthoudt, uiterlijk overeenkomt met het vuurwapen Glock 17. [10] Onder [medeverdachte 1] is in zijn woning op 7 juni 2022 een Glock 17 in beslag genomen (Glock/17 Gen 5, ibn code [code 2]). [11] Op basis van haar eigen waarneming van die foto’s onderschrijft de rechtbank de conclusie van de verbalisant.
Dit zijn vier foto’s, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen en die ter terechtzitting zijn besproken:
1. Op de afbeelding zijn vermoedelijk [medeverdachte 2] (rechts) en [verdachte] (links) te zien waarbij [verdachte] het vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand vasthoudt. [medeverdachte 2] heeft een groot bedrag cash geld in zijn linkerhand. 29-4-2022 12:41 :02(UTC+2)
2. Afbeelding van [verdachte] met in zijn linker hand een vuurwapen gelijkend voorwerp. 17-3-2022 17:50:58(UTC+1)
3. Afbeelding van [verdachte] met in zijn linker hand een vuurwapen gelijkend voorwerp. 17-3-2022 17:.51 11(UTC+1)
4. Afbeelding [verdachte] met in zijn rechterhand een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Vastgesteld is dat afbeelding 3 met [verdachte] in de woning van [medeverdachte 1] , aan de [adres] te [locatie] is genomen. [12]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor tegenover de politie op 2 augustus 2022 verklaard dat hij degene is die op de foto’s staat afgebeeld. De foto’s zijn gemaakt in de woning van [medeverdachte 1]. Het vuurwapen lag in de woning van [medeverdachte 1]. [13]
De rechtbank stelt vast dat, gelet op het vorenstaande, in het bijzonder de verklaring van verdachte bij de politie en de gegevens uit de telefoon van [medeverdachte 2] in samenhang bezien met de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting afgelegd in zijn zaak bij de gelijktijdige behandeling van de zaken, inhoudende dat het wapen dat verdachte vasthoudt op de foto het vuurwapen is dat in de woning van [medeverdachte 1] is aangetroffen.
Vaststaat verder dat verdachte dit vuurwapen in handen heeft gehad en daarmee op de foto wilde.
Hiermee heeft verdachte feitelijke macht en aldus beschikkingsmacht over het wapen gehad. Dat er sprake was stoer doen en dat verdachte het pistool slechts relatief kort in handen heeft gehad zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Er is geen sprake geweest van een uitzonderingssituatie waarbij verdachte het wapen zodanig onverhoeds of ongewild in handen kreeg dat niet van ”voorhanden hebben” in de zin van de WWM kan worden gesproken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 10 februari 2022 te [locatie], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 6 juni 2022 te [locatie], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelíjk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, cocaïne en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of metamfetamine, en/of XTC (bevattende MDMA en/of amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of PMMA), telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 17 maart 2022 tot en met 29 april 2022 te [locatie], een wapen van categorie III, te weten een pistool (Glock/17 Gen 5), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de door haar bewezen geachte feiten gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen met een fors voorwaardelijk deel met eventuele bijzondere voorwaarden. Daartoe is aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de zeer jonge leeftijd van verdachte, zijn beperkte strafblad voor soortgelijke feiten en zijn toekomstperspectief dat door een langdurige detentie, zoals door de officier van justitie wordt gevorderd, volledig wordt weggenomen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van en aan de handel in harddrugs. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De handel in verdovende middelen gaat bovendien gepaard met overlast in de samenleving en houdt vaak verband met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft door zo te handelen bijgedragen aan de instandhouding van de (internationale) handel in harddrugs en onderdeel uitgemaakt van een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III (een pistool). Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens kan leiden tot het gebruik ervan en dan dood en letsel veroorzaken. Ook brengt het onder burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg en vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Gelet op het hoge gevaarzettende karakter van vuurwapenbezit, dient daartegen streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 augustus 2023. Hieruit blijkt dat aan verdachte op 31 mei 2022 wegens cocaïnehandel door het Openbaar Ministerie bij strafbeschikking een geldboete is opgelegd. De rechtbank constateert dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van een over verdachte opgemaakt rapport van 14 juli 2023 van Reclassering Nederland. Uit dit rapport volgt dat verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis begeleid gewoond heeft. Dit kan positief worden gewaardeerd, omdat hij daardoor weg is uit [locatie], waar de bewezen verklaarde feiten hebben plaats gevonden. De invloed van negatieve sociale contacten in [locatie] wordt hierdoor verminderd. Positief is dat verdachte zijn diploma aan het mbo heeft behaald en dat hij met niveau vier kan gaan beginnen. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het volgen van een opleiding.
Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd meegedeeld dat hij bereid is om zich te houden aan eventuele bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In die oriëntatiepunten wordt voor wat betreft de (internationale) handel in harddrugs betreffende alle daders (zowel in- als uitvoer) waarbij geen sprake is van organisatie, uitgegaan van het gewicht van de verhandelde drugs. Voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat, geldt als aanknopingspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in een woning wordt een gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt een drie ernstige strafbare feiten en de rechtbank rekent dit verdachte aan. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte met zijn jeugdige leeftijd al op professionele wijze in familieverband harddrugs heeft uitgevoerd en zich bijna dagelijks heeft beziggehouden met de handel in harddrugs
Er zijn bovendien aanwijzingen dat verdachte hiermee zelfs tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van 7 september 2022 tot 14 juli 2023 is doorgegaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur een passende strafrechtelijke reactie is.
De rechtbank kiest uit opportuniteitsoverwegingen evenwel niet voor een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De reden hiervoor is gelegen in de hiervoor vermelde persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn jeugdige leeftijd. Daarnaast is niet vastgesteld welke hoeveelheden harddrugs er in totaal zijn verhandeld. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een, relatief gezien, kleinere rol had dan zijn medeverdachten.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat de consequenties van oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn dat verdachte mogelijk zijn plek binnen het begeleid woontraject verliest. Daarnaast bestaat het risico dat hierdoor het ingezette leerproces wordt verstoord, omdat hij zich (in de gevangenis) negatief laat beïnvloeden. Het gevolg hiervan is een vergrote kans op recidive. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met oplegging van een proeftijd van drie jaren. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte gedurende langere tijd wordt begeleid, zodat hij zijn leven een andere wending kan geven en dat kan bestendigen.
Alles afwegende en rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 Sr, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest passend en geboden.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
In het dossier bevindt zich een beslaglijst die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de voorwerpen die op de beslaglijst zijn genoemd omdat met behulp daarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bankpas aan verdachte kan worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen voorwerpen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen moet worden verbeurd verklaard, omdat het voorwerpen betreft waarmee de feiten zijn begaan dan wel met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.
De door de officier van justitie genoemde bankpas wordt niet op de beslaglijst vermeld, zodat de rechtbank in deze zaak hierover geen beslissing kan nemen. De verdachte dient zich te wenden tot de officier van justitie.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
7 (zeven) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
- verblijft in de instelling voor begeleid wonen te [woonplaats], te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- een opleiding volgt bij het MBO of bij een soortgelijke instelling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen
[code 3]
[code 4]
[code 5]
[code 6]
[code 7]
[code 8]
[code 9]
[code 10]
Iphone met doorzichtig hoesje
LG G6 grijs/blauw kleurig
Nandan shippinq verzendbewijs
Verzendbewijs Postnl 6x
Iphone wit met zwarte hoes met barst
Iphone wit met doorzichtig hoesje
geld 65 euro
geld 1470 euro

Voetnoten

1.LURIS-nummer OSV-1-2021017399, blz. 77 t/m 248.
2.ZD RLS IHZ 26Hailsham, onderzoeksnummer LERAG21009.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Politie eenheid ZD RLS IHZ 26Hailsham, onderzoeksnummer LERAG21009. Tenzij hierna anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Politie eenheid ZD RLS IHZ 26Hailsham, onderzoeksnummer LERAG21009. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Politie eenheid met nummer LERAG21009-759, documentcode [code 11]. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van doorzoeking, blz. 13 tm 16.
7.Proces-verbaal van onderzoek wapen en foto, blz. 17 en 20
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van verhoor [medeverdachte 1]: Ik word [medeverdachte 1] genoemd. Het wapen dat op 7 juni 2022 in mijn woning aan de [adres] in [locatie] is aangetroffen is van mij. Dit was het enige wapen dat ik in mijn bezit heb gehad.
9.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [medeverdachte 2].01, blz. 56, 57, 58 en 60.
10.Het relaasproces-verbaal van 6 december 2022, [code 11], blz. 4
11.Proces-verbaal van 1 augustus 2022, [code 12], blz. 14
12.Bladzijde 4 van het relaas proces-verbaal
13.Het proces-verbaal van verhoor blz. 102 en 103