ECLI:NL:RBOVE:2023:3992

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
71.045004.23 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en medeplichtigheid aan drugshandel

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en medeplichtigheid aan drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en gelast de teruggave van een in beslag genomen Apple/iPhone. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar drugshandel waarbij de verdachte in verband werd gebracht met medeverdachten die betrokken waren bij de uitvoer van harddrugs. Tijdens de zitting op 27 september 2023 heeft de officier van justitie de vordering ingediend, terwijl de verdachte en haar raadsvrouw hun verweer voerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op twee momenten in de periode van 27 december 2021 tot en met 5 juni 2022 een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (Glock/17 Gen 5), voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan drugshandel, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en het feit dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens ernstige gevolgen kan hebben en dat er streng moet worden opgetreden tegen dergelijk gedrag. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.045004.23 (P) (LP)
Datum vonnis: 11 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan:
[woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. S. Mabrouk, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk behulpzaam is geweest bij de uitvoer van harddrugs door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ;
feit 2:een pistool voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 6 juni 2022 te [locatie], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiuinwet), (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine en/of XTC (bevattende MDMA en/of amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA enlof PMMA), zijnde cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine en/of XTC (bevattende MDMA en/of amfetamine en/of MDEA en/of MMDA en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of PMMA), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door haar personalia en/of identiteitsbewijs en/of verblijfsdocument ten behoeve van de betaling(en) en/of overdracht(en) van geld voor de geleverde en/of te leveren bovenstaande verdovende middelen ter beschikking te stellen;
2
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 december 2021 tot en met 5 juni 2022 te [locatie], een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (Glock/ 17 Gen 5) voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

Inleiding
Op 2 augustus 2021 is een verzoek tot overname strafvervolging uit België ontvangen met betrekking tot een onbekende, vermoedelijk in Nederland verblijvende, verdachte die twaalf soorten drugs aanbood via het telegramaccount met de naam “[accountnaam]” en claimde drugs wereldwijd per post te versturen. Naar aanleiding van dit verzoek [1] werd onderzoek 26Hailsham opgestart.
In het proces-verbaal dat betrekking heeft op het onderzoek 26Hailsham [2] waarin de verdenking tegen verdachte wordt omschreven, worden feiten en omstandigheden genoemd waaruit naar voren komt dat [medeverdachte 3] , in samenwerking met [medeverdachte 1] en zijn broer [medeverdachte 2] , verdovende middelen heeft uitgevoerd naar het buitenland. Er is daarbij gebruik gemaakt van onder meer de applicatie Telegram om te adverteren en er zijn chatgesprekken gevoerd die wijzen op de uitvoer van verdovende middelen (en medicijnen). Verder zijn postpakketten naar het buitenland gestuurd. Er zijn diverse verzendbewijzen van deze postpakketten tijdens de doorzoeking in de woningen van deze verdachten aangetroffen. Ook zijn afbeeldingen van deze verzendbewijzen op de bij hen in beslag genomen telefoons gevonden. Er zijn bovendien betalingen uit het buitenland ontvangen via Western Union, die te relateren zijn aan drugsverkopen. Verdachte had een relatie met [medeverdachte 1] en zij kwam regelmatig bij [medeverdachte 3] in de woning. Zij heeft geld opgehaald bij een geldkantoor van Western Union en haar identiteitsbewijs aan [medeverdachte 3] ter beschikking gesteld. Tijdens doorzoekingen in de woningen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verdovende middelen en geneesmiddelen aangetroffen. In de woning van verdachte [medeverdachte 3] zijn daarnaast een vuurwapen en munitie aangetroffen. Tijdens het onderzoek werden op de in beslag genomen mobiele telefoons foto’s aangetroffen waarop verdachte afgebeeld stond met een vuurwapen.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie redengevend een chatbericht van 1 februari 2021 van [medeverdachte 1] aan verdachte waarin een lijstje met verdovende middelen te zien is. Verdachte schijft naar aanleiding daarvan in die chat dat zij “nu begrijpt waar hij zijn geld mee verdiend”. Daarnaast kwam verdachte regelmatig in de woning van [medeverdachte 3] . De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat het “zo groot” was en dat zij nooit verdovende middelen heeft gezien in de woning van [medeverdachte 3] , kennelijk leugenachtig omdat de woning een kleine containerwoning is en de verdovende middelen - zoals ook op de foto’s in het dossier te zien is - voor een ieder die zich in die woning bevond zichtbaar waren. Gezien is dat de verdachte enkele uren voor de politie-inval in de woning was. Volgens de officier van justitie kan het niet anders zijn dan dat de overal in de woning zichtbaar aanwezige drugs ook door de verdachte is waargenomen. Ten aanzien van feit 2 wijst de officier van justitie op de verklaring die van [medeverdachte 3] ter terechtzitting op 27 september 2023 heeft afgelegd, inhoudende dat het wapen dat in zijn woning is aangetroffen zijn wapen was en dat dit het enige wapen was dat hij in zijn bezit heeft gehad. Dit was het enige wapen dat bij hem in de woning heeft gelegen. Het wapen is onderzocht en uit het daarnaar verrichte onderzoek komt naar voren dat het wapen echt is, namelijk een vuurwapen van categorie III. Verdachte is gefotografeerd met een wapen in haar handen. Zij heeft ter terechtzitting verklaard dat dit wapen in het huis van [naam] lag. Zij heeft beschikkingsmacht gehad over dat wapen. Haar verklaring dat zij dacht dat het een nepwapen was, acht de officier van justitie ongeloofwaardig omdat verdachte op twee foto’s is te zien met handschoenen aan terwijl zij het wapen vasthoudt.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat dubbel opzet niet kan worden bewezen en dat de in de tenlastelegging omschreven gedraging niet kan worden aangemerkt als een medeplichtigheidshandeling.
Ten aanzien van feit 2 is primair vrijspraak bepleit omdat niet kan worden vastgesteld dat het wapen waarmee verdachte te zien is op (twee) foto’s, hetzelfde wapen is dat in de woning van [medeverdachte 3] is aangetroffen. Subsidiair, indien de rechtbank vaststelt dat dit wapen wel hetzelfde wapen is, dient vrijspraak te volgen omdat verdachte geen beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen. Het enkel in handen krijgen of kortstondig in handen houden van een wapen brengt niet mee dat van voorhanden hebben als bedoeld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie kan worden gesproken. Meer subsidiair is partiële vrijspraak van feit 2 bepleit voor wat betreft de ten laste gelegde periode omdat de beide foto’s waarop verdachte te zien is met een wapen in haar hand op dezelfde dag zijn gemaakt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Ten aanzien van feit 1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte had ten tijde van het ten laste gelegde een relatie met [medeverdachte 1] . Zij beschouwt [medeverdachte 3] als een goede vriend. Zij had dagelijks contact met [medeverdachte 1] , regelmatig contact met [medeverdachte 3] en, hoewel in mindere mate, ook met [medeverdachte 2] . Verdachte heeft op enig moment haar identiteitsbewijs dan wel verblijfsdocument ter beschikking gesteld aan [medeverdachte 3] .
Beoordelingskader
Voor de bewezenverklaring van opzettelijke medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat verdachte’s opzet telkens was gericht op het behulpzaam zijn of op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat verdachte’s opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het zogenoemde gronddelict).
De rechtbank overweegt dat het (enkele) ter beschikking stellen van verdachte’s identiteitsbewijs dan wel verblijfsdocument aan [medeverdachte 3] , onvoldoende is om te kunnen oordelen dat zij aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen een zodanig strafwaardig aandeel heeft gehad dat gesproken kan worden van medeplichtigheid zoals hiervoor bedoeld. Uit niets blijkt dat zij wist of kon weten dat zij hierdoor behulpzaam was bij de uitvoer van drugs door [medeverdachte 3] . Evenmin bevat het dossier een aanwijzing waaruit volgt dat verdachte het identiteits- of verblijfsdocument met dat criminele doel aan [medeverdachte 3] heeft verstrekt. Daarbij is ook nog van belang dat niet alle betalingen via Western Union per definitie vanuit het buitenland afkomstig zijn. Er is daardoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor medeplichtigheid aan de uitvoer van verdovende middelen. Dat verdachte wellicht drugs in de woning van [medeverdachte 3] heeft gezien, maakt dat niet anders.
Conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
3.4.2
Ten aanzien van feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor een bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [3]
Tijdens de doorzoeking op 7 juni 2023 in de woning van [medeverdachte 3] aan de [adres] te [woonplaats 2] is een wapen aangetroffen. [4] Dit wapen is onderzocht en uit het onderzoek kwam naar voren dat dit wapen een vuurwapen is van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (Glock/ 17 Gen 5). [5] [medeverdachte 3] heeft, bij de gelijktijdige behandeling van de zaken, in zijn zaak ter terechtzitting op 27 september 2023 [6] verklaard dat het pistool dat op 7 juni 2022 in zijn woning is aangetroffen van hem is en dat dit het enige wapen is dat hij in zijn bezit heeft gehad.
Tijdens het onderzoek 26Hailsham zijn bij de verdachten mobiele telefoons in beslag genomen. Op de in beslag genomen mobiele telefoons zijn foto’s aangetroffen waarop verdachte staat afgebeeld met een vuurwapen in de hand. Op foto’s die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen staat zij afgebeeld samen met [medeverdachte 1] . [7] Op die foto’s is te zien dat [medeverdachte 1] een wapen vasthoudt. Op de achtergrond van de foto herkent de verbalisant de woning van verdachte [medeverdachte 3] op de [adres] te [woonplaats 2] . De verbalisant relateert dat het wapen dat [medeverdachte 1] op de foto’s in zijn rechterhand vasthoudt, uiterlijk overeenkomt met het vuurwapen (Glock/17 Gen 5, ibn code [code 1] ) dat in beslag is genomen in genoemde woning op 7 juni 2022.
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn ook twee foto’s aangetroffen waarop verdachte te zien is met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in haar hand [8] . Die foto’s maken onderdeel uit van het dossier en zijn ter terechtzitting besproken en bekeken. De verbalisant relateert dat het wapen dat verdachte op die foto’s in haar hand vasthoudt, uiterlijk overeenkomt met het vuurwapen (Glock/17 Gen 5, ibn code [code 1] ) dat in beslag is genomen in genoemde woning op 7 juni 2022. [9] Op basis van haar eigen waarneming van die foto’s onderschrijft de rechtbank de conclusie van de verbalisant.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat er twee data worden genoemd bij de bron [10] van de foto’s , namelijk 27-12-2021 en 5-6-2022.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 27 september 2023 verklaard [11] dat in de woning van [medeverdachte 3] een wapen lag. Zij vond het stoer om met een wapen te worden gefotografeerd. Er zijn van haar op twee momenten foto’s genomen waarop zij te zien is met dat wapen: een keer in de woning van [medeverdachte 3] en een keer in de auto. Zij verklaarde dat de foto’s op dezelfde dag, kort na elkaar, zijn genomen.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op het vorenstaande, in het bijzonder de verklaring van verdachte en de gegevens uit de telefoon van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] , in samenhang bezien met de verklaring van [medeverdachte 3] die hij ter terechtzitting in zijn zaak heeft afgelegd, het niet anders kan zijn dan dat het wapen dat verdachte vasthoudt op de foto, ook het vuurwapen is dat tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 3] is aangetroffen.
Vaststaat tevens dat verdachte dit vuurwapen in handen heeft gehad en daarmee op de foto wilde. Verdachte heeft daarmee feitelijke macht en aldus beschikkingsmacht over het wapen gehad. Dat verdachte het pistool slechts op twee momenten relatief kort in handen heeft gehad zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Er is geen sprake geweest van een uitzonderingssituatie waarbij verdachte het wapen zodanig onverhoeds of ongewild in handen kreeg dat niet van ”voorhanden hebben” in de zin van de WWM kan worden gesproken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2
zij op twee tijdstippen in de periode van 27 december 2021 tot en met 5 juni 2022 te [locatie], een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (Glock/ 17 Gen 5) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie (hierna WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de door haar bewezen geachte feiten gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om in het geval van een veroordeling ten aanzien van feit 2 een taakstraf op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden en op de zeer beperkte duur van het voorhanden hebben van het vuurwapen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op twee afzonderlijke momenten voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III (een pistool). Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens kan leiden tot het gebruik ervan en dan dood en letsel veroorzaken. Ook brengt het onder burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg en vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Gelet op het hoge gevaarzettende karakter van vuurwapenbezit, dient daartegen streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in een woning een gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor overtredingen van de WWM in aanraking is gekomen met politie en justitie, in die zin dat dit niet als een strafverzwarende omstandigheid wordt gezien. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte het vuurwapen op twee momenten relatief kort in handen heeft gehad. Het wapen behoorde niet aan haar toe en zij heeft de daarmee gemaakte foto’s niet doorgestuurd of ergens anders voor gebruikt. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mede gelet daarop niet aangewezen. Verdachte is nog jong, woont bij haar ouders, volgt een opleiding maatschappelijke zorg en werkt daarnaast voltijds. De kans op recidive van een soortgelijk feit wordt niet groot geacht zodat oplegging van een deels voorwaardelijke straf niets zou toevoegen. De rechtbank zal verdachte daarom een taakstraf opleggen.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van zestig uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door dertig dagen hechtenis, passend en geboden.
6.4
Het in beslag genomen voorwerp
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de bij verdachte in beslag genomen telefoon [12] ( [nummer] , Apple) moet worden verbeurd verklaard.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het beslag dient te worden opgeheven en dat de in beslag genomen telefoon aan verdachte moet worden terug gegeven. Het onderzoek is afgerond en de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de telefoon is niet onderbouwd.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde en onder haar in beslag genomen telefoon aangezien deze telefoon niet op één van de in artikel 33a Sr genoemde gronden vatbaar is voor verbeurdverklaring en het belang van strafvordering zich niet langer tegen teruggave verzet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst genoemde voorwerp te weten:
Apple/Iphone 13 pro max ( [nummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.LURIS-nummer OSV-1-2021017399, blz. 77 tm 248.
2.ZD RLS IHZ 26Hailsham, onderzoeksnummer LERAG21009
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Politie eenheid met nummer LERAG21009-760, documentcode [code 2]. Tenzij hierna anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van doorzoeking, blz. 13 tm 16.
5.Proces-verbaal van onderzoek wapen en foto, blz. 17 en 20
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van verhoor [medeverdachte 3] : Ik word [naam] genoemd. Het wapen dat op 7 juni 2022 in mijn woning aan de [adres] in [locatie] is aangetroffen is van mij. Dit was het enige wapen dat ik in mijn bezit heb gehad.
7.Proces-verbaal bevindingen telefoon [verdachte] , blz. 108, 113, 114 en 115.
8.Proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [medeverdachte 1].01, [code 3], blz. 865
9.Proces-verbaal van 1 augustus 2022, PD/ADDOY01/26Hailsham, blz. 14
10.Bron: [bestandsnaam]
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 27 september 2023, inhoudende de verklaring van verdachte: Een foto is bij [naam] in de woning gemaakt en een foto is in de auto bij [medeverdachte 1] gemaakt. Dit was op dezelfde dag.
12.bladzijde 128, Kennisgeving van inbeslagneming, proces-verbaal doorzoeking en beslag [nummer 2] , ICT/ Telecommunicatie, Apple/lphone 13 pro max