In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een zzp’er die als kraanmachinist heeft gewerkt, en [gedaagde], de opdrachtgever. [eiser] vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 7.870,50, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op het feit dat [gedaagde] een deel van de facturen niet had betaald, ondanks aanmaningen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2023 heeft [gedaagde] betwist dat de facturen onbetaald waren en aangevoerd dat de later overgelegde facturen niet als zodanig konden worden aangemerkt.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien de vordering betrekking heeft op het inkomen van [eiser]. Echter, de rechter heeft ook benadrukt dat bij geldvorderingen in kort geding terughoudendheid is geboden. [eiser] heeft erkend dat hij bij dagvaarding de verkeerde facturen heeft gevorderd en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de nadere stukken die [eiser] heeft ingediend onvoldoende aannemelijk maken dat de vordering zal worden toegewezen door de bodemrechter. De stukken vertoonden namelijk tekortkomingen, zoals het ontbreken van een duidelijk factuurnummer.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], vastgesteld op € 529,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.