ECLI:NL:RBOVE:2023:3947

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10688580 \ CV EXPL 23-3388
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van onbetaalde facturen in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een zzp’er die als kraanmachinist heeft gewerkt, en [gedaagde], de opdrachtgever. [eiser] vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 7.870,50, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op het feit dat [gedaagde] een deel van de facturen niet had betaald, ondanks aanmaningen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2023 heeft [gedaagde] betwist dat de facturen onbetaald waren en aangevoerd dat de later overgelegde facturen niet als zodanig konden worden aangemerkt.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien de vordering betrekking heeft op het inkomen van [eiser]. Echter, de rechter heeft ook benadrukt dat bij geldvorderingen in kort geding terughoudendheid is geboden. [eiser] heeft erkend dat hij bij dagvaarding de verkeerde facturen heeft gevorderd en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de nadere stukken die [eiser] heeft ingediend onvoldoende aannemelijk maken dat de vordering zal worden toegewezen door de bodemrechter. De stukken vertoonden namelijk tekortkomingen, zoals het ontbreken van een duidelijk factuurnummer.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], vastgesteld op € 529,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10688580 \ CV EXPL 23-3388
Vonnis in kort geding van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n.
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T.P. Schut,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.R. Schuldink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 7 september 2023,
- de producties van [eiser] ,
- de producties van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 20 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.Inleiding

[eiser] heeft als zzp’er in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht als kraanmachinist. Voor die werkzaamheden heeft [eiser] facturen naar [gedaagde] gestuurd. Een deel van deze facturen heeft [gedaagde] onbetaald gelaten. Daarom vordert [eiser] in dit kort geding betaling van die facturen.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

De vordering van [eiser]
3.1.
vordert – samengevat en na wijziging van eis - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 7.870,50, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] heeft het volgende aangevoerd. In opdracht van [gedaagde] heeft [eiser] in juli en augustus 2023 als kraanmachinist gewerkt aan een bouwproject in Duitsland. Voor die werkzaamheden heeft [eiser] facturen gestuurd naar [gedaagde] . [gedaagde] heeft een deel van die facturen, met een totaalbedrag van € 7.870,50, ondanks aanmaning daartoe onbetaald gelaten.
Het verweer van [gedaagde]
3.3.
[gedaagde] heeft de aangevoerd dat hij de facturen waarvan [eiser] in deze procedure betaling vordert, al heeft betaald. De later door [eiser] overgelegde facturen zijn volgens [gedaagde] geen facturen. Mochten deze stukken al als zodanig worden aangemerkt dan is [gedaagde] van mening dat [eiser] ze te laat in deze procedure heeft ingebracht. Ook is [gedaagde] van mening dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van zijn vordering, zodat de vordering al op die grond zou moeten stranden.
De beoordeling
3.4.
De kantonrechter stelt voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
Spoedeisend belang
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat aan de voor deze procedure vereiste spoedeisendheid is voldaan, nu de vordering ziet op het inkomen van [eiser] om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, zodat de spoedeisendheid uit de aard van de vordering voortvloeit.
De vordering van [eiser]
3.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft erkend dat hij bij dagvaarding betaling van de verkeerde facturen heeft gevorderd. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] die facturen inderdaad al betaald. [eiser] heeft een nadere productie overgelegd (productie 5) waaruit volgens [eiser] blijkt dat [gedaagde] twee facturen van [eiser] nog niet heeft betaald. [gedaagde] heeft betwist dat dit uit die nadere productie blijkt, want volgens [gedaagde] zijn het geen facturen. Mocht dit al zo zijn, dan zijn ze volgens [gedaagde] te laat ingediend.
3.7.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Zoals hiervoor onder punt 3.4. is overwogen moet de kantonrechter terughoudend omgaan met geldvorderingen in kort geding. Met de nadere door [eiser] ingediende stukken heeft [eiser] zijn vordering naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stukken lijken, zoals [gedaagde] terecht heeft opgemerkt, niet op facturen. Zo ontbreekt er bijvoorbeeld een duidelijk factuurnummer. De stukken wijken bovendien sterk af van de eerdere door [eiser] bij dagvaarding overgelegde facturen. Dit maakt dat niet in de voor toewijzing van een geldvordering in kort geding vereiste mate aannemelijk is geworden dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen, zodat de vordering van [eiser] wordt afgewezen.
De proceskosten
3.8.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 529,00 aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 529,00,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023. (wv)