In deze zaak heeft eiser, een zzp’er, werkzaamheden verricht als kraanmachinist in opdracht van gedaagde. Eiser heeft facturen gestuurd voor deze werkzaamheden, maar gedaagde heeft deze facturen onbetaald gelaten. Eiser vordert in kort geding betaling van de openstaande facturen, die in totaal € 10.794,40 bedragen, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft de vordering grotendeels erkend, maar betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en stelt dat een deel van de vordering nog niet opeisbaar is vanwege een betalingstermijn van 30 dagen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van spoedeisendheid, aangezien de vordering betrekking heeft op het inkomen van eiser. De rechter heeft vastgesteld dat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen van toepassing is, maar dat deze inmiddels was verstreken op het moment van de uitspraak. De kantonrechter heeft de vordering van eiser in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt tot welk bedrag hij gerechtigd is om incassokosten in rekening te brengen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 883,55, en in de nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.