In deze zaak heeft eiser, een zzp’er, werkzaamheden verricht voor gedaagde aan een bouwproject in Duitsland. Eiser heeft hiervoor facturen gestuurd, waarvan een deel onbetaald is gebleven. Eiser vordert in kort geding betaling van de openstaande facturen, die in totaal € 12.645,00 bedragen, met een restant van € 10.250,44 na betaling van een deel door gedaagde. Gedaagde heeft de vordering erkend, maar betwist de spoedeisendheid van de zaak. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk sprake is van spoedeisendheid, gezien het belang van eiser voor zijn levensonderhoud. De kantonrechter wijst de vordering toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De proceskosten worden vastgesteld op € 883,55, en gedaagde wordt ook veroordeeld in de nakosten. Het vonnis is uitgesproken op 4 oktober 2023.