In deze zaak heeft eiser, een zzp’er, werkzaamheden verricht als kraanmachinist in opdracht van gedaagde. Eiser heeft facturen gestuurd voor zijn werkzaamheden, maar een deel van deze facturen is door gedaagde onbetaald gelaten. Eiser vordert in kort geding betaling van de openstaande facturen, die in totaal € 8.653,41 bedragen, vermeerderd met rente en proceskosten. Gedaagde heeft de vordering grotendeels erkend, maar betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en stelt dat een deel van de vordering nog niet opeisbaar is vanwege een betalingstermijn van 30 dagen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien de vordering betrekking heeft op het inkomen van eiser. De rechter heeft vastgesteld dat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen van toepassing is, maar dat deze inmiddels was verstreken ten tijde van de uitspraak. De kantonrechter heeft de vordering van eiser in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt tot welk bedrag hij gerechtigd is om deze kosten in rekening te brengen. Daarnaast zijn de beslagkosten en proceskosten aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 4 oktober 2023.