ECLI:NL:RBOVE:2023:3910

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
08-054076-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 71-jarige man voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid in Almelo

Op 6 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 71-jarige man, die werd verdacht van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van 527,61 euro te betalen aan de benadeelde partij.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die op 31 augustus 2022 in een supermarkt in Almelo was lastiggevallen door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw heeft aangeraakt op een wijze die als ontuchtig kan worden gekwalificeerd. De verdachte ontkende dat zijn handelingen een ontuchtig karakter hadden, maar de rechtbank oordeelde dat het aanraken van de bil van de vrouw een inbreuk op haar seksuele integriteit vormde.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij en de camerabeelden van de supermarkt in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen de vrouw heeft gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handeling, en dat de omstandigheden waaronder dit gebeurde, de ernst van het feit vergrootten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had, maar dat zijn gedrag in het verleden al tot een winkelverbod had geleid.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële schadevergoeding van 27,61 euro en een immateriële schadevergoeding van 500 euro zijn toegekend. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak als ernstig gekwalificeerd, gezien de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-054076-23 (P)
Datum vonnis: 6 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Kiliç en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] ingediende vordering benadeelde partij en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. L. Cassese is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2022 Almelo, althans in Nederland,
[slachtoffer] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door (onverhoeds)
- zijn arm/hand langs de zij/heup, althans langs het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of
- ( vervolgens) de bil(en)/heup van die [slachtoffer] vast te pakken en/of te betasten.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat het handelen van verdachte een ontuchtig karakter had als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
3.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van aanranding. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2022 in de supermarkt Plus Van Limbeek in Almelo bij een winkelschap stond en dat zij ruimte maakte voor verdachte, zodat hij haar kon passeren. Verdachte liep dicht langs haar en pakte haar eerst om haar middel vast en vervolgens greep hij naar haar kont. Verdachte legde zijn hand op haar heup en ging vervolgens met zijn hand naar haar linker bil. Zij voelde dat hij haar stevig vastpakte bij haar kont.
Verdachte heeft, na het zien van de camerabeelden, ter zitting verklaard dat hij bij het passeren met zijn hand aangeefster aanraakt, maar hij ontkent dat die gedraging een ontuchtig karakter had. Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van de aanraking stabiel liep en dat hij niet weet wat de reden was van de aanraking.
Op de camerabeelden van de supermarkt is te zien dat verdachte en aangeefster in tegengestelde richting in een gangpad lopen, aan dezelfde zijde van het gangpad. Aangeefster loopt om een actiebak heen, die in het midden van het gangpad staat, naar de andere kant van het gangpad. Verdachte kijkt in de richting van aangeefster en loopt voor de actiebak naar links, waarna hij aan dezelfde kant van het gangpad loopt als aangeefster. Aangeefster pakt een product uit het winkelschap en doet het in haar winkelmand. Terwijl zij dat doet, loopt verdachte vlak langs haar. Verdachte draait zijn arm en handpalm richting aangeefster en raakt met zijn handpalm de bil van aangeefster aan.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel van de zedelijkheidswetgeving is het beschermen van de seksuele integriteit van personen die daartoe op een bepaald moment, dan wel in het algemeen, zelf niet in staat zijn. Verder blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Voor de vraag of een handeling als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt, is niet doorslaggevend of de dader met de handeling zélf ontuchtige bedoelingen had. Of de handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt is afhankelijk van de omstandigheden waaronder die handelingen zijn verricht.
De rechtbank is van oordeel dat het aanraken van de bil van aangeefster in dit geval een handeling van seksuele aard is die in strijd is met de sociaal ethische norm. De bil is een intiem lichaamsdeel. Aanraking van de bil van een jonge vrouw zoals door verdachte gedaan, te weten met de binnenkant van de hele hand, kan niet anders dan aangemerkt worden als een ontuchtige handeling. De aangifte en de camerabeelden laten geen ruimte voor een andere interpretatie, dan dat sprake was van een gerichte handeling van verdachte. Verdachte verandert plotseling van looprichting, zodat hij vlak langs aangeefster loopt en daarbij zijn handpalm richting aangeefster draait, waarna hij de bil van aangeefster betast. Verdachte heeft bewust de nabije fysieke aanwezigheid van aangeefster opgezocht, terwijl daar geen enkele aanleiding voor was en de omstandigheden daar niet toe noopten. Het betasten had een onverhoeds karakter en uit de verklaring van aangeefster, en de appjes die zij kort daarna aan haar vriend heeft verzonden, blijkt hoezeer zij door het handelen van verdachte werd overvallen. Aangeefster heeft zich niet (tijdig) kunnen verzetten tegen het handelen van verdachte. Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte aangeefster heeft betast en de positie waarin zij zich bevond, is de rechtbank van oordeel dat aangeefster gedwongen werd deze handelingen te dulden. Door het onverhoedse karakter van het betasten had aangeefster daarop immers niet bedacht hoeven zijn en van dwingen kan ook sprake zijn indien het onverhoedse karakter van het handelen van de verdachte aangeefster heeft overvallen en daardoor verzet heeft voorkomen, zoals hier het geval is geweest.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de handeling van verdachte een ontuchtige handeling is als bedoeld in artikel 246 Sr. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2022 in Almelo [slachtoffer] , door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, door onverhoeds
- zijn hand langs de zij/heup van die [slachtoffer] te steken en
- de bil van die [slachtoffer] vast te pakken en te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op de door haar bepleite vrijspraak.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft in een supermarkt een jonge vrouw lastiggevallen door vlak langs haar te lopen en haar bil te betasten en vast te pakken. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit ook, vormen een inbreuk op de lichamelijke integriteit. Met zijn handelen heeft verdachte ook inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het slachtoffer is betast tijdens het doen van boodschappen, een alledaagse bezigheid. Uit haar slachtofferverklaring blijkt hoeveel impact het feit op haar heeft gehad en dat zij zich nog langere tijd onveilig heeft gevoeld in de supermarkt en andere openbare gelegenheden. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 30 mei 2023. De reclassering adviseert om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De informatie uit het dossier en de verklaringen van verdachte ter zitting geven er geen blijk van dat verdachte inzicht heeft in de strafbaarheid van zijn eigen gedrag en de impact van zijn gedrag op anderen, in het bijzonder op jonge vrouwen. Op de camerabeelden van de Plus is, naast het incident met het slachtoffer, te zien dat verdachte bij de kassa een andere (jonge) vrouw aanraakt en dat deze vervolgens lijkt terug te deinzen. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij een winkelverbod heeft gekregen bij een andere supermarkt vanwege het aanraken van de wang van een medewerkster. Deze gebeurtenissen wekken de indruk dat verdachte erg ‘aanrakerig’ is en in het sociale contact gemakkelijk over andermans grenzen kan gaan. Om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw in de fout te gaan, zal de rechtbank dan ook een deels voorwaardelijke straf opleggen.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank en taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De rechtbank heeft bij het opleggen van deze taakstraf artikel 22b Sr in aanmerking genomen en is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaarde ontuchtige handeling geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer als bedoeld in het eerste lid, onder a van dit wetsartikel.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 779,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post reiskosten naar het politiebureau en de supermarkt: € 27,61.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,-- gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten (reiskosten naar de advocaat) wordt € 1,79 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd, omdat de ter onderbouwing aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met deze zaak.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 27,61, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte in haar persoon is aangetast, gelet op de door haar ingediende slachtofferverklaring. De rechtbank zal de omvang van de schade naar billijkheid vaststellen op € 500,--. De rechtbank zal de vordering voor dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 527,61 (bestaande uit € 27,61 materiële schade en € 500,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 527,61 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1,79, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 527,61, (zegge: vijfhonderdzevenentwintig euro en eenenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. BordengaKoppes, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022413209. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer] van 16 september 2022, pagina’s 7-9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte] .
V: Wanneer heeft de aanranding plaatsgevonden?
A: woensdag 31 augustus, een week later ben ik naar de winkel gegaan en heb ik de beelden veilig laten stellen.
V: Vertel eens wat er gebeurd is?
Omdat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) langs mij heen wilde, maakte ik ruimte. Op dat moment is hij zo dicht langs mij heen gelopen dat hij mij eerst om mijn middel vastpakte en vervolgens greep hij naar mijn kont.
V: Hoe ging dat verder met die hand?
A: Die zakte naar beneden en pakte hij mij bij mijn kont.
V: Wat voelde jij op jouw bil?
A: Een hand, het voelde als een stevige handdruk.
V: Deed hij nog wat met zijn vingers?
A: Het voelde alsof ik werd vastgepakt met die hand.
V: Hoe lang heeft dat geduurd?
A: Heel kort, het was vastpakken en direct weer loslaten.
2.
Het procesverbaal van bevindingen van 17 november 2022, pagina’s 17-20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17-11-2022 heb ik de ontvangen beelden van de Plus supermarkt in Almelo bekeken. Op deze beelden is het volgende te zien. Op 31-08-2022 om 17:04 uur komt de verdachte [verdachte] binnen. Op 31-08-2022 om 17:06 uur loopt de verdachte [verdachte] in hetzelfde gangpad als het slachtoffer [slachtoffer] . Enkele seconden later kijkt het slachtoffer naar de verdachte, en ziet dat hij duidelijk aan de rechterkant van de stelling langs wil lopen. Het slachtoffer kiest ervoor om aan de andere kant van de stelling te gaan lopen als de verdachte, de verdachte ziet dit en maakt een plotselinge beweging en het lijkt alsof hij bewust richting het slachtoffer loopt. Enkele ogenblikken later is te zien dat het lijkt alsof het slachtoffer schrikt van de verdachte omdat deze wel heel dichtbij komt. Het slachtoffer pakt vervolgens iets uit de stelling. Op het moment dat de verdachte [verdachte] langs het slachtoffer loopt is te zien dat hij zijn linkerhand op haar linker bil/heup legt en voorbij loopt.
[afbeelding]