In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Monoma Nederland B.V. en [X]. De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst of een bruikleenovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelt dat de overeenkomst als een huurovereenkomst van korte duur moet worden beschouwd, wat betekent dat [X] de woning in Holten moet verlaten. Daarnaast is er in reconventie geoordeeld dat er op 31 juli 2023 een nieuwe bruikleenovereenkomst is gesloten, waardoor Monoma verplicht is om een vervangende woning aan [X] beschikbaar te stellen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Monoma de overeenkomst met [X] tijdig heeft opgezegd en dat [X] zonder recht of titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op één maand na betekening van het vonnis, en de vordering van [X] om een verhuiskostenvergoeding te ontvangen is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij ieder partij de eigen kosten draagt.