ECLI:NL:RBOVE:2023:3883

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/301244 / KG ZA 23-174
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst of bruikleenovereenkomst? Ontruiming van woning in Holten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Monoma Nederland B.V. en [X]. De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst of een bruikleenovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelt dat de overeenkomst als een huurovereenkomst van korte duur moet worden beschouwd, wat betekent dat [X] de woning in Holten moet verlaten. Daarnaast is er in reconventie geoordeeld dat er op 31 juli 2023 een nieuwe bruikleenovereenkomst is gesloten, waardoor Monoma verplicht is om een vervangende woning aan [X] beschikbaar te stellen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Monoma de overeenkomst met [X] tijdig heeft opgezegd en dat [X] zonder recht of titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op één maand na betekening van het vonnis, en de vordering van [X] om een verhuiskostenvergoeding te ontvangen is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij ieder partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/301244 / KG ZA 23-174
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONOMA NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: Monoma,
advocaat: mr. M.W.R. Hoogstraten te Den Haag,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [X] ,
advocaat: mr. E.J. Bijl te Deventer,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het verweerschrift tevens inhoudende eis in voorwaardelijke reconventie,
- de aanvullende producties aan de zijde van Monoma,
- het bevoegdheidsverweer van 18 september 2023 van [X] ,
- de reactie van Monoma van 18 september 2023 op het bevoegdheidsverweer,
- de mondelinge behandeling van 19 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van Monoma,
- de spreekaantekeningen van [X] ,
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
Het geschil gaat in de kern om de vraag of [X] de woning in Holten moet verlaten. Daarbij is van belang of partijen een bruikleenovereenkomst of een huurovereenkomst hebben gesloten. In reconventie draait het om de vraag of partijen per
e-mail een nieuwe bruikleenovereenkomst hebben gesloten voor een andere woning voor
[X] .
2.2.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de overeenkomst tussen Monoma en [X] dient te worden beschouwd als een huurovereenkomst die naar zijn aard slechts van korte duur is. Dit betekent dat [X] de woning in Holten moet verlaten. De voorzieningenrechter is in reconventie voorshands van oordeel dat partijen op 31 juli 2023 een nieuwe bruikleenovereenkomst hebben gesloten. Monoma moet hierom een vervangende woning aan [X] beschikbaar stellen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Monoma houdt zich bezig met leegstandsbeheer. Staatsbosbeheer is eigenaar van de woning, staande en gelegen te ( [postcode 1] ) Holten aan de [adres 1] (hierna: de woning). Staatsbosbeheer heeft met betrekking tot deze woning met Monoma een overeenkomst van tijdelijk beheer gesloten.
3.2.
Camelot Beheer B.V. (later gewijzigd in Monoma) heeft met [X] een overeenkomst gesloten op basis waarvan [X] de woning mocht bewonen. [X] woont sinds 29 juli 2021 in de woning. De met [X] gesloten overeenkomst draagt het opschrift ‘Bruikleenovereenkomst’.
3.3.
[X] betaalt maandelijks een bedrag van € 214,94 aan Monoma. Dit bedrag strekt niet tot vergoeding van kosten van gas, water, elektriciteit en internet.
3.4.
Staatsbosbeheer wil de woning verkopen en heeft daarom op 10 juli 2023 de overeenkomst met Monoma opgezegd en aangegeven dat de woning uiterlijk 14 augustus 2023 leeg en ontruimd diende te zijn.
3.5.
Monoma heeft de overeenkomst met [X] zowel per aangetekende e-mail als per brief van 11 juli 2023 opgezegd per 14 augustus 2023 en hem medegedeeld dat de woning uiterlijk 14 augustus 2023 ontruimd diende te zijn.
3.6.
[X] heeft de woning niet verlaten.
3.7.
[X] heeft op 31 juli 2023 een woning aan de [adres 2] (hierna: de woning in Ermelo) bezichtigd. Na de bezichtiging heeft Monoma op dezelfde dag een e-mailbericht aan [X] gestuurd. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..) Vanochtend heb je een bezichtiging gedaan met mijn collega aan de [adres 2] . Ik hoor graag of je hier wilt gaan wonen en er een bruikleenovereenkomst voor wilt afsluiten.
3.8.
[X] heeft hier per e-mailbericht van 31 juli 2023 op gereageerd. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..)Ja, ik wens daar te gaan wonen, en ik wil daar graag een bruikleenovereenkomst over afsluiten.(..)
3.9.
Monoma heeft daarna haar aanbod voor de woning in Ermelo ingetrokken.
4. Het geschil
In conventie
4.1.
Monoma vordert, samengevat, dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [X] wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres 1] te ( [postcode 2] ) Holten te verlaten en te ontruimen, onder afgifte van de sleutels aan Monoma, op straffe van een dwangsom.
II. [X] wordt veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
Monoma heeft primair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij de bruikleenovereenkomst met [X] tijdig heeft opgezegd, zodat [X] op dit moment zonder recht of titel in de woning verblijft. Subsidiair stelt Monoma zich op het standpunt dat sprake is van een huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur in de zin van artikel 7:232 lid 2 BW. [X] kan daarom geen beroep doen op huurbescherming.
4.3.
[X] voert verweer. [X] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Monoma, dan wel tot nietigheid van de dagvaarding, althans afwijzing van de vorderingen van Monoma, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Monoma in de kosten van deze procedure.
In voorwaardelijke reconventie
4.4.
[X] vordert, samengevat, in het geval hij wordt veroordeeld tot ontruiming, dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. Monoma wordt veroordeeld tot nakoming van de bruikleenovereenkomst ter zake van de woning aan de [adres 2] ;
Subsidiair:
II. Monoma wordt veroordeeld een (huur- of bruikleenovereenkomst voor een) andere passende woning aan [X] ter beschikking te stellen, met ingang van één maand voorafgaande aan de datum waarop [X] volgens het ten deze te wijzen vonnis zijn huidige woning te Holten uiterlijk ontruimd dient te hebben;
Primair en subsidiair:
III. Monoma wordt veroordeeld aan [X] een verhuiskostenvergoeding te betalen ter hoogte van € 6.505,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Monoma wordt veroordeeld in de proceskosten
4.5.
[X] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij op 31 juli 2023 heeft ingestemd met een aanbod van Monoma voor een nieuwe bruikleenovereenkomst voor een woning in Ermelo. Hiermee is tussen een partijen een overeenkomst tot stand gekomen en daarom vordert [X] nakoming. Verder vordert [X] een verhuiskostenvergoeding.
4.6.
Monoma voert verweer. Monoma concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
In conventie en voorwaardelijke reconventie
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel
5.1.
[X] betwist voor alle weren de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo. Primair stelt [X] dat Monoma deze kwestie ten onrechte bij de rechtbank in plaats van de absoluut bevoegde kantonrechter heeft aangebracht. Daarnaast voert hij aan dat gelet op het forumkeuzebeding in de overeenkomst de voorzieningenrechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch bevoegd is.
5.2.
De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geoordeeld dat zij absoluut bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. In dit geval betreft het een vordering op basis van een bruikleenovereenkomst. Hierom is de voorzieningenrechter van de rechtbank absoluut bevoegd. Het betreft een aardvordering en geen waardevordering zodat de competentiegrens van de kantonrechter niet van invloed is op deze beslissing.
5.3.
Ook het beroep van [X] op het forumkeuzebeding faalt. Voor dit oordeel is van belang dat het forumkeuzebeding niet specifiek ziet op de behandeling van zaken in kort geding. Uit artikel 254 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de aard van een kort geding vloeit bovendien voort dat de voorzieningenrechter van de plaats waar de voorlopige voorziening gegeven moet worden altijd bevoegd is. Hierom is de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo relatief bevoegd. Deze regel gaat als bijzondere regel van relatieve bevoegdheid voor op de regeling van relatieve bevoegdheid in de artikelen 99 tot en met 109 Rv, en dus ook op artikel 108 Rv over de relatieve bevoegdheid in geval van forumkeuze.
Nietigheid dagvaarding
5.4.
[X] stelt dat het exploot van de dagvaarding diverse gebreken bevat die de nietigheid van de dagvaarding met zich brengen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een nietige dagvaarding geen sprake is. Nu [X] voor de juiste voorzieningenrechter is gedagvaard, is geen sprake van onjuiste informatie in de dagvaarding en treffen de bezwaren tegen de dagvaarding geen doel. Verder is [X] verschenen, heeft hij verweer gevoerd en is hij dus niet onredelijk in zijn belangen geschaad.
In conventie
Spoedeisend belang
5.5.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van Monoma reeds in voldoende mate voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde. Uit het
e-mailbericht van Staatsbosbeheer volgt dat zij op 10 juli 2023 de overeenkomst van leegstandsbeheer van de woning bij Monoma heeft opgezegd en dat de woning op uiterlijk 14 augustus 2023 leeg en ontruimd diende te zijn. Daarnaast is de zaak niet te ingewikkeld voor afdoening in kort geding. Dit betekent dat de vorderingen van Monoma inhoudelijk beoordeeld kunnen worden.
Toetsingskader in kort geding
5.6.
Voor toewijzing van een voorlopige voorziening zoals die door Monoma wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Inhoudelijke beoordeling
5.7.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling voorop dat tussen partijen niet langer in geschil is dat Monoma, voor zover dit geschil de met Camelot Beheer B.V. gesloten overeenkomst betreft, als contractspartij van [X] heeft te gelden. De voorzieningenrechter gaat daar bij de verdere beoordeling dan ook van uit. Monoma heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat een naamsverandering heeft plaatsgevonden. Dit wordt door [X] niet betwist. Verder stelt [X] ook zelf dat Monoma het gebruik van de woning aan hem heeft verschaft en dat hij maandelijks een vergoeding aan Monoma betaalt.
Bruikleen of huur?
5.8.
Partijen twisten over de vraag of er sprake is van een bruikleenovereenkomst of een huurovereenkomst. Bij de beantwoording van deze vraag is bepalend wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen stond over hun wederzijdse rechten en verplichtingen. De benaming die aan de schriftelijke overeenkomst is gegeven is niet doorslaggevend. Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie (art. 7:201 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)). Bruikleen is de overeenkomst waarbij de ene partij aan de andere een zaak
om nietin gebruik geeft, onder voorwaarde dat degene die de zaak ontvangt, deze, na daarvan gebruik te hebben gemaakt of na een bepaalde tijd, zal teruggeven (art. 7A:1777 BW).
Voor de beantwoording van de vraag of de overeenkomst in deze zaak moet worden aangemerkt als hetzij huur van de woning hetzij bruikleen van de woning is hierom bepalend of de vergoeding die [X] aan Monoma betaalt is aan te merken als tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 lid 1 BW (huur). Van een tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 BW is geen sprake, als de vergoedingen uitsluitend betrekking hebben op door de uitlener (reële en daadwerkelijk) gemaakte onkosten voor het behoud en bewoonbaar houden van een woonruimte.
5.9.
Monoma heeft aangevoerd dat geen sprake is van huur maar van een bruikleenvergoeding. Zij heeft hiervoor verwezen naar de bijlage bij de bruikleenovereenkomst waarin staat opgesomd waarvoor de bruikleenvergoeding onder meer wordt aangewend.
Volgens [X] is sprake van huur. Hij betaalt € 214,94 per maand aan Monoma voor het gebruik van de woning en deze vergoeding wordt jaarlijks verhoogd. Daarnaast draagt hij zorg voor behoud en onderhoud van de woning, de tuin en de schuren. De kosten voor gas, water, elektriciteit en het internet worden ook [X] betaald en zitten niet bij het hiervoor genoemde bedrag in.
De voorzieningenrechter oordeelt dat Monoma onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een bruikleenvergoeding. De opsomming waar Monoma naar verwijst is niet meer dan een algemene opsomming, zonder dat op enige wijze inzichtelijk is gemaakt welke specifieke bedragen door Monoma concreet en daadwerkelijk zijn besteed aan welke dienst. Waar de hoogte van de vergoeding op is gebaseerd en welk deel ervan op welke kosten ziet is dus niet duidelijk. Monoma is degene die weet welke kosten zijn maakt en het is daarom aan haar om hierin inzicht te geven. Dat de jaarlijkse verhoging van de vergoeding ziet op een indexatie van de onkosten heeft Monoma ook niet onderbouwd. Nu zij dit heeft nagelaten is onduidelijk of de vergoeding alleen ziet op een vergoeding van onkosten en hierin geen enkele vergoeding is opgenomen voor het gebruik. Dat de bruikleenvergoeding in de branche als redelijk en aanvaardbaar wordt gezien maakt dit niet anders. Dit enkele feit kan niet de conclusie rechtvaardigen dat het bedrag alleen ziet op de onkosten en hierin geen enkele vergoeding is opgenomen voor het gebruik. Het lijkt eerder het tegendeel te onderbouwen, namelijk dat de vergoeding een standaardbedrag is dat los staat van de onkosten die betrekking hebben op de woning waar het in deze zaak om gaat.
De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat de overeenkomst tussen Monoma en [X] niet kan worden beschouwd als bruikleenovereenkomst. De stelling van Monoma dat [X] weldoordacht heeft gekozen voor een antikraakconstructie, zodat een beroep op het huurrecht in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, wordt verworpen. Monoma heeft deze stelling niet onderbouwd en de voorzieningenrechter ziet niet in waarom er in deze situatie sprake zou zijn van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur?
5.10.
Subsidiair heeft Monoma gesteld dat, indien sprake is van een huurovereenkomst, het gaat om gebruik van een ruimte dat naar zijn aard van korte duur is in de zin van artikel 7:232 lid 2 BW. [X] komt daarom geen beroep toe op huurbescherming en hij moet de woning ontruimen.
5.11.
Bij de beantwoording van de vraag of een huurovereenkomst naar zijn aard slechts van korte duur is, moet worden gelet op de aard van het gebruik, de aard van de woning alsmede op wat partijen over de duur van het gebruik voor ogen heeft gestaan. [1] Bij deze beoordeling spelen de bedoelingen van partijen bij het aangaan van de overeenkomst een belangrijke rol. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat artikel 7:232 lid 2 BW geldt als uitzonderingsbepaling, die zeer restrictief moet worden opgevat. Het gaat om gevallen waarin voor iedereen duidelijk is dat er geen sprake kan en mag zijn van een beroep op huurbescherming. [2] De aard van het gebruik kan echter bepaald zijn door de aard van de desbetreffende woonruimte en dit zal in het bijzonder het geval zijn, indien door de aard van die woonruimte de duur van het gebruik begrensd is. [3]
5.12.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat sprake is van gebruik van de woonruimte dat naar zijn aard slechts van korte duur is. [X] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij zich ervan bewust was hoe de vork in de steel zat en dat hij wist dat hij slechts tijdelijk in de woning zou verblijven. [X] heeft ook aangegeven dat hij bekend is met dit soort tijdelijke huurconstructies. In de overeenkomst staat dat het pand tijdelijk leeg staat in afwachting van verkoop, verhuur, renovatie, sloop dan wel een andere ontwikkeling, de bruiklener zich bewust is van de bijzondere en tijdelijke aard van de overeenkomst en hij zich realiseert geen beroep te kunnen doen op huurbescherming, omdat dit, gezien de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst, in strijd met de redelijkheid en billijkheid wordt geacht. De aard van het gehuurde betreft een woning van Staatsbosbeheer die Monoma tijdelijk in beheer heeft gekregen. Hierom komt [X] geen huurbescherming toe. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat Monoma de in de overeenkomst vermelde opzegtermijn in acht heeft genomen.
Ontruiming
5.13.
[X] zal daarom worden veroordeeld om de woning te ontruimen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op één maand na betekening van het vonnis. Het verzoek van [X] om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt afgewezen. Toewijzing van dit verzoek verdraagt zich niet met de spoedeisende aard van een kort geding.
5.14.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen bij gebrek aan belang. Monoma is namelijk bevoegd de ontruiming te bewerkstelligen door het inschakelen van een deurwaarder, indien [X] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat.
In voorwaardelijke reconventie
5.15.
De vorderingen in reconventie zijn door [X] ingesteld voor het geval
[X] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning. Aan deze voorwaarde is voldaan. De voorzieningenrechter komt daarom toe aan de beoordeling van de vorderingen in reconventie.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen voor een nieuwe woning?
5.16.
Tussen partijen staat ter discussie of Monoma is gehouden tot nakoming van een overeenkomst. [X] stelt dat Monoma op 31 juli 2023 per e-mail heeft gevraagd of hij in de woning in Ermelo wilde wonen en of hij daar een bruikleenovereenkomst voor wilde sluiten. [X] heeft dezelfde dag per e-mail bevestigd dat hij er wilde wonen en dat hij een bruikleenovereenkomst wilde sluiten. Monoma is hierom gebonden aan deze overeenkomst, aldus [X] .
Monoma erkent dat is gesproken over een mogelijke doorplaatsing van [X] , maar stelt dat het door haar gedane aanbod een dag later is ingetrokken omdat [X] volgens de eigenaar niet voldeed aan de ter zake aan potentiële bruikleners gestelde eisen.
5.17.
Bij de beoordeling van de vraag of tussen partijen een bruikleenovereenkomst ter zake van de woning in Ermelo tot stand is gekomen stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW). In dat aanbod en die aanvaarding dient wilsovereenstemming tot uitdrukking te zijn gebracht gericht op de totstandkoming van die overeenkomst. Waar het op aankomt is dat partijen de wil moeten hebben gehad om de overeenkomst te sluiten, althans dat partijen er over en weer gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat ook bij de wederpartij die wil aanwezig was.
5.18.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat door aanbod en aanvaarding op 31 juli 2023 een overeenkomst tot stand is gekomen en dat Monoma daaraan gebonden is. [X] mocht er namelijk op vertrouwen dat de overeenstemming die partijen door aanvaarding van het aanbod hadden bereikt, volledig was. Niet is gebleken dat Monoma het er met [X] over heeft gehad dat zij afhankelijk was van toestemming van de eigenaar van de woning in Ermelo of dat er nog andere eisen zouden zijn. Nu de intrekking van het aanbod door Monoma heeft plaatsgevonden na het aanvaarden daarvan door [X] , heeft dit geen effect. De omstandigheid dat [X] mogelijk niet voldeed aan de terzake aan potentiële bruikleners gestelde eisen is niet relevant, omdat de overeenkomst al tot stand gekomen is.
5.19.
Monoma heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de betreffende woning in Ermelo niet meer beschikbaar is. [X] heeft de voorzieningenrechter daarom gevraagd om Monoma te veroordelen om een andere passende woning aan te bieden die vergelijkbaar is met de woning in Ermelo. In de situatie waarin [X] zich bevindt – hij is verplicht om zijn huidige woning binnen één maand na betekening van dit vonnis te ontruimen – ziet de voorzieningenrechter aanleiding om Monoma te veroordelen tot nakoming van de gesloten bruikleenovereenkomst, in die zin dat Monoma wordt verplicht tot het aan [X] op basis van een bruikleenovereenkomst beschikbaar stellen van een andere passende woning. Passend houdt daarbij in dat de woning voor wat betreft de hoogte van de gebruiksvergoeding en grootte van het woonoppervlak vergelijkbaar is met de woning in Ermelo. De voorzieningenrechter zal de termijn hiervoor stellen op twee weken voorafgaande aan de datum waarop [X] de woning in Holten ontruimd dient te hebben.
Verhuiskostenvergoeding
5.20.
[X] vordert betaling van een verhuiskostenvergoeding. Dit betreft een geldsom en in kort geding is een dergelijke vordering slechts toewijsbaar als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Gesteld noch gebleken is dat [X] een spoedeisend belang heeft bij deze vordering. Alleen al om die reden is deze vordering niet toewijsbaar. Nu [X] geen beroep toekomt op huurbescherming is het daarnaast niet aannemelijk dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. Dit betekent dat deze zal worden afgewezen.
In conventie en reconventie
Proceskosten
5.21.
Gelet op het feit dat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de voorzieningenrechter de proceskosten in conventie en in reconventie compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
6.1.
veroordeelt [X] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te ( [postcode 2] ) Holten, met al het zijne en de zijnen, te verlaten en te ontruimen, onder afgifte van de sleutels aan Monoma;
In reconventie
6.2.
veroordeelt Monoma tot nakoming van de met [X] op 31 juli 2023 gesloten bruikleenovereenkomst, in die zin dat Monoma een passende woning aan [X] ter beschikking stelt, voor wat betreft de hoogte van de gebruiksvergoeding en grootte van het woonoppervlak vergelijkbaar met de woning aan de [adres 2] , uiterlijk twee weken voorafgaande aan de datum waarop [X] de woning in Holten ontruimd dient te hebben;
In conventie en reconventie
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod en in het openbaar uitgesproken op
3 oktober 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 januari 1999, NJ 1999, 495
2.Handelingen II 1978/1979, pagina 5026 en Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 26 089, nr. 3, pagina 38.
3.Hoge Raad 30 mei 1975, NJ 1975, 46.