ECLI:NL:RBOVE:2023:3876

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
08.289537.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontnemingsvordering met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die in het verleden strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, voortvloeiend uit hennepteelt, bedraagt € 1.043.530,88. De vordering van de officier van justitie, die de rechtbank verzocht om dit bedrag vast te stellen en de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat, is door de rechtbank toegewezen. De veroordeelde was bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, en heeft op de zitting van 19 september 2023 zijn standpunt naar voren gebracht, waarbij hij pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de bewijsstukken die zijn ingediend, waaronder rapporten over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit de door hem gepleegde strafbare feiten, waaronder het medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op basis van de opbrengsten van de hennepkwekerij en de gemaakte kosten.

De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het vastgestelde bedrag van € 1.043.530,-- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1095 dagen, indien de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.289537.21
Datum vonnis: 3 oktober 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 1.043.530,60.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 19 september 2023. De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig met de behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat in Hengelo (O), is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 19 september 2023 heeft de officier van justitie mr. R. Schuurman zijn vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de ontnemingsvordering.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 3 oktober 2023 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2:
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht op basis van de voor de bewezenverklaring in de strafzaak gebruikte bewijsmiddelen [1] , het voor de vaststelling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 18 oktober 2021 [2] en het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2021 [3] aannemelijk dat veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit de door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt vast.
In de eerste kweekruimte stonden 640 hennepplanten. De tweede kweekruimte, waar recent geoogst was, was op precies dezelfde manier ingericht met plek voor 640 hennepplanten. Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank er van uit dat zowel in de eerste kweekruimte als in de tweede kweekruimte 640 hennepplanten hebben gestaan.
Uit de tweede kweekruimte zijn tien planten die lagen te drogen in beslag genomen en verder gedroogd in een ruimte op het politiebureau. Na het drogen kwam het gemiddelde nettogewicht uit op
31,15 gram per plant.
Opbrengst
De totale netto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
Kweekruimte 1: 640 planten x 31,15 gram = 19,936 kilogram
Kweekruimte 2: 640 planten x 31,15 gram = 19,936 kilogram
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal:
Kweekruimte 1: 19,936 kilogram x € 4.070,00 =
€ 81.139,52.
Kweekruimte 2: 19,936 kilogram x € 4.070,00 =
€ 81.139,52
Kosten per oogst
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte de hennepplanten heeft laten knippen. De hieraan verbonden kosten worden gesteld op € 2,00 per plant per oogst. De rechtbank zal geen rekening houden met elektriciteitskosten, nu veroordeelde heeft verklaard dat de door Enexis in rekening gebrachte kosten niet zijn voldaan. Ten behoeve van de huisvesting zijn geen extra kosten gemaakt, zodat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ook met huisvestingskosten geen rekening gehouden wordt.
De in mindering te brengen kosten per oogst per kweekruimte zijn:
Afschrijvingskosten : € 400,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken : € 2.438,40 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten : € 2.483,20 (€ 3,88 per stek/plant)
Kosten knippers : € 1.280,00 (€ 2,00 per stek/plant)
Totaal aan kosten :€ 6.601,60
Vaststelling eerdere oogsten
Door Enexis is een analyse uitgevoerd op een specifiek netdeel, waarop het adres [adres 2] is aangesloten, over de periode 01-01-2020 tot 27-08-2021. In de aangegeven meetperiode zijn dubbele 12 uurs verbruikspatronen te zien. Uit deze analyse volgt dat er in deze periode achtmaal een volledige kweekperiode is geweest. Daarnaast zijn zeven ingevulde kweeklijsten van 09-07-2020 tot en met 27-08-2021 aangetroffen. In de tweede kweekruimte zijn bovendien een niet doorbroken stoflaag op de aanwezige elektra en een ernstig vervuilde opticlimate aangetroffen. Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was bovendien verkleurd op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de lat.
Alles in samenhang bezien acht de rechtbank aannemelijk dat er zeven oogsten zijn gerealiseerd.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
De 1e kweekruimte
Bruto opbrengst 7 oogst(en) x € 81.139,52 = € 567.976,64
Totale kosten 7 oogst(en) x € 6.601,60 = € 46.211,20
De 2e kweekruimte
Bruto opbrengst 7 oogst(en) x € 81.139,52 = € 567.976,64
Totale kosten 7 oogst(en) x € 6.601,60 = € 46.211,20
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.043.530,88
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 1.043.530,88.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van afgerond € 1.043.530,--.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 1.043.530,--;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 1.043.530,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1095 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. P.M.F. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021404994 van 4 oktober 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht van 18 oktober 2021, pagina’s 51 tot en met 57.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2021 opgemaakt door [verbalisant] pagina’s 157 en 158.